Categoriearchief: verhalen

Muziek en het verdriet van de eerste wereldoorlog

Vooraf

Een half jaar geleden vatte ik het plan op om een lezing te houden over muziek, klassieke muziek, geïnspireerd door de trieste kant van de twee wereldoorlogen. Het wordt er een over de tweede Wereldoorlog, en hij gaat waarschijnlijk niet door, vanwege de pandemie, maar ik zal hem online zetten, over een week of twee. Wat is afgevallen is muziek van rond de eerste wereldoorlog. De tweede was de oorlog van de holocaust, van de vliegtuigen en vliegende bommen, van de bombardementen op Rotterdam en Londen door de Duitsers, op de Duitse steden door Churchill en op Hiroshima en Nagasaki door de Amerikanen. In de tweede Wereldoorlog stierven veel meer burgers dan militairen. In de eerste was dat andersom. De oorlog van de ellende en ziekte in de loopgraven, die veel jonge mensen heeft gedood en verminkt, in hun uniform.

Ik had zelfs een soort schema gemaakt. Daarbij probeerde ik ook om te zien of er een verschil was tussen hen die stierven of in een kamp terecht waren gekomen en zij die het lijden vanuit thuis aanzagen, vanaf de zijlijn om het oneerbiedig te zeggen, want een aantal zij-lijners was ernstig geraakt door wat er was gebeurd. Maar in de muziek is het verschil tussen de twee soorten van meemaken niet te horen. De muziek van rond WOII is merendeels indringender en soms lastiger.
Het werd iets als:

ACTIEF OF KAMP: 
WO1: Ravel, Buttersworth
WO2: Messiaen, Leo Smit

DE ZIJLIJN
WO1: Debussy, Britten en Elgar
WO2: Brecht/Eisler, Shostakovich, Gorecki, Penderecki en Schönberg

Maar goed, deze verzameling gaat over de eerste wereldoorlog. Een lezing die ik niet zal houden dus die kan direct online….

De Hospik

Laten we beginnen bij Ravel. Toen de oorlog begon was hij te oud om als soldaat dienst te nemen. Hij werd hospik/chauffeur. Hij haalde slachtoffers op van het slagveld, dood, verminkt, doodziek door de vervuiling van de loopgraven. Zes van zijn kameraden hebben die oorlog niet overleefd. Hij maakte voor hen dit muzikale monument. Hij vernoemde het naar de Franse barokcomponist Couperin, deels ook als anker om het wat “lichter” te houden, “omdat al die dood van zichzelf al zwaarte genoeg heeft….. “. En volhouden, de laatste twee delen zijn het mooist.

De ontbrekende rechterarm

We blijven nog even bij Maurice… zijn pianoconcert voor de linkerhand. Het verhaal dat daarbij hoort, begint bij Paul Wittgenstein, de oudere broer van de filosoof Ludwig. Hun vader was een steenrijke Joodse industrieel in Wenen. Paul was concertpianist. Hij nam dienst, maar werd in 1915 zo onfortuinlijk in zijn rechterarm geraakt dat die moest worden geamputeerd. Hij bleef spelen. Met het familiekapitaal achter zich kon hij het zich permitteren om de componisten uit zijn tijd om werk te vragen voor de linkerhand. Richard Strauss en Korngold bijvoorbeeld. Ook Hindemith en Prokofjev hebben aan zijn verzoek voldaan, maar hij keurde hun werk af. Er is zo een spoor van gedoe rond die opdrachten ontstaan en misschien is de hypothese gerechtvaardigd dat Paul Wittgenstein niet helemaal meedanste in de muzikale dynamiek van zijn tijd. Ravel, die zoveel mensen met verdwenen ledematen had gezien, heeft met graagte en hartstocht de opdracht aanvaard. De heer Wittgenstein had echter nogal wat ‘suggesties’ toen hij het werk ontving. Ravel wees die af en de relatie raakte daardoor ernstig bekoeld. Overigens vluchtte Paul na de ‘Anschluss’ naar de VS, want als Jood mocht hij niet meer optreden in Wenen. Het werk is op veel plaatsen wat ‘zwaarder’ dan de tombeau de Couperin. Misschien maakt de tijd het besef van sommige wonden dieper.

Een talent dat bleef op het slagveld

Deze Engelse heer overleed op het slagveld in 1916. Hij werd beschouwd als een van de grootste Engelse talenten. Wat je hoort is van voor de oorlog…
Past in de pastorale stijl van Vaughn Williams …

Het verdriet over dakloze oorlogswezen

Psycho-analytici zeggen altijd dat als het talent ervoor aanwezig is, mensen trauma’s transponeren naar artistieke expressie. Debussy, een beschermd upperclasskind, ziet in 1915 dakloze oorlogswezen bedelen op straat. Hij ziet hoe de beschermende sociale structuren door de oorlog verkruimelen. En schrijft dit stuk, half als aanklacht, half als gebed om hulp tegen Duitsers… 
Nederlands accentje…. Elly Ameling

Een kathedraal vol pacifisme en atheïsme 

Voor deze heb ik altijd een aanloopje nodig. Daar moet je voor zitten, als voor de Matthäus, al duurt hij maar half zo lang. 

Na het kleine, korte van Debussy een indrukwekkend grote en lange. Britten’s War Requiem. Een werk voor twee orkesten en koor en jongenskoor, 3 solisten. 

Het orkest dat hier speelt en ook de koren zijn Engels en Duits. Het verhaal: 
De kathedraal van Coventry had de Duitse bombardementen niet overleefd. In 1962 was de restauratie klaar en dit stuk werd door Britten geschreven voor de opening. Britten, overtuigd atheïst en pacifist, schrijft…
Wacht even, dit wordt WOII ? Nee, want Britten weefde in de traditionele structuur van een Requiem gedichten van William Dole. Dole was soldaat in de eerste wereldoorlog, die een week voor het einde ervan sneuvelde. Hij had een aantal jaren priesteropleiding gedaan en schreef nu in de loopgraven gedichten waarin hij zijn worsteling met geloof, kerk en oorlog verwoordde. De delen ‘requiem’ zijn, als gebruikelijk, voor orkest, koor en sopraan. De gedichten worden door de mannen gedaan. Af en toe met interventies van de jongens tussen de delen door. 
De menging wordt naarmate het stuk vordert steeds meer een verstrengeling.
Britten s boodschap gaat over de absurde nutteloosheid van de oorlog en ook over de hypocrisie van een kerk in oorlogstijd. Thema’s die ook sterk speelden in mijn jeugd. Ik heb veel Maarten t Hart-achtige worstelingen met de bijbelse verhalen gehad. Maar als het gaat om kerk en oorlog, gaat het niet over een Godsbeeld, maar over keuzes van mensen, leiders. Over de vraag of je stelling neemt, dan wordt een kerkbestuur weer net als in de Middeleeuwen een politiek orgaan.  Ik herinner me een soort gekwelde verontwaardiging na een kerstdienst waarin we “vrede op aarde” zongen. “Ja mooi” riep ik “maar vervolgens bidden dat we, of onze vrienden, de vijand maar mogen verslaan. Wat is het nou, vrede op aarde kwelen of bidden dat je de gezegende oorlog mag winnen?” Het was vermoed ik 1963 of zo, het begin van de Amerikaanse interventie in Vietnam…. 
En als die (late) puberkwelling zo indringend en groots wordt verklankt, komt er zoveel terug dat de emmer soms overloopt en ik het eind niet haal. Vandaag dus wel.
Take your time and stretch your attention. It’s worth it

Het Britse papaver-verdriet

De laatste: Elgar schreef dit in 1919. Inspiratie? De afschuw, het sneuvelen van zoveel jonge mensen, ongetwijfeld ook uit zijn persoonlijke omgeving. Dezelfde inspiratie die ten grondslag ligt aan de weken waarin iedereen op de Britse tv Poppies draagt in knoopsgat of broche-plek. Nog steeds herdenken de Engelsen jaarlijks de doden uit de eerste… op 11 november, Remembranceday
Voor de eerste WO schreef Elgar veel in de Engelse beetje pastorale traditie, die ik wel eens samenvat met “landschaps-muziek” zoals ook Vaughn Williams en Buttersworth schreven. Dit is veel rauwer. Elgar leefde hierna nog een jaar of 15 maar schreef niet veel meer.
Het is een beetje een oude opname maar die celliste is zo goed…. en dirigent en soliste ze lijken wel een stel.

En ja, WOII komt nog

Opa’s vragen

Laatst kreeg ik van mijn buurvrouw die neerlandica is een correspondentie te zien met een andere neerlandicus over de vraag of de Jantje die eens pruimen zag hangen niet zo maar het zelfde Jantje zou kunnen zijn, die in den Haag woonde, zoon van een graaf was en met zijn handje wees. Ik dacht toen nog: daar heeft Heijermans al het antwoord op gegeven. Jantjes is meervoud. Ik moest ook direct aan Berend Botje denken. Een begrijpelijke associatie? Ja, met mijn opa in je leven wel.

Mijn opa was in meerdere opzichten een bijzonder mens. In de vierde klas op de lagere school, hij was tien dus, was hij zo consequent vervelend dat zijn meester hem met een stapel boeken op het hoofd een hersenschudding sloeg. Hij werd op zijn tiende bij de smid als leerling gestald. Op zijn dertigste was hij dokmeester bij Feyenoord, later de baas over vijf reparatiedokken bij Wilton Feyenoord en gaf hij leiding aan grote scheepsreparatieprojecten en duizenden mensen. Maar het vervelende boefje van tien zat op zijn tachtigste verjaardag nog steeds aan de oppervlakte. Hij plaagde voortdurend. Dacht anders dan de meeste mensen. Dacht bijna wetenschappelijk. Slikte niets voor zoete koek, had overal vragen bij.

Opa nam me vaak mee uit vissen of lange wandelingen. En dan, met zijn vier klassen lagere school en geslaagde loopbaan lichtelijk gereserveerd tegenover opleiding en wat kinderen dan leerden, vroeg hij me altijd naar wat ik deze week weer had geleerd op school. Vooral de liedjes. Berend Botje bijvoorbeeld? Stel je een conversatie voor die ongeveer als volgt loopt. Ik moet toen ongeveer de leeftijd hebben gehad waarop hij van school werd gehaald door zijn vader.

“En waar woonde die Botje dan?”
“ja, weet ik niet. Dat staat er niet bij”
“Maar hij ging met zijn bootje naar Zuidlaren. Waar ligt dat?”
Ja dat wist ik. we hadden Groningen en Drenthe net gehad bij aardrijkskunde. “Op de grens van Groningen en Drenthe aan het Zuidlaardermeer”. meldde ik trots.
“Juist, er viel dus iets te varen. Maar wat moestie dan in Zuidlaren?”
Weer moest ik het antwoord schuldig blijven. Ja natuurlijk lag het meer voor de hand om naar de stad Groningen of naar Assen te gaan, daar was meer te doen. Opa liet een stilte vallen.
“maar hoe kwam hij dan in Amerika met zijn bootje? Over de weg? Die eerst recht was en dan krom?” zei hij na een tijdje. Ik wist toen nog niet dat de stad Groningen ooit een open verbinding had naar de Waddenzee en een soort haven midden in de stad.
“vast via de kanalen die door de veenkoloniën liepen naar de stad en zo” zei ik.
“Ha dat begint erop te lijken” zei opa “Nou denk je zelf na”.

Of.
“Ik heb nog nooit gehoord van een markt waar ze alleen boter verkopen”. zei opa na één coupletje weverkes. “maar dat de meeste weverkes geen cent te makken hebben, dat klopt. Die verdienen niet zoveel.”
“Misschien is het een gedeelte van de markt waar de melkboeren staan?” opperde ik, wijs geworden dat ik zelf moest denken.
“Ja kan, maar waarom zou je het dan botermarkt noemen?” mijmerde opa. “En trouwens, wat zijn ‘xavieren’? Ze kochten er een pond van”.
“Nee, dat betekent ‘met zijn vieren’.”
”Onzin, je kan prima ‘met zijn vieren’ zingen daar in die regel, probeer maar”
Dat klopte. Toen we thuis waren gekomen vroeg opa aan oma of ze de volgende keer dat ze naar de markt ging eens een pond xavieren wou meenemen. hij wou wel eens weten hoe die smaakten. Oma maakte haar beroemde ‘hij-is-gek-wegwerp-gebaar’.

Ik vraag me nu ineens af of Berend Botje niet door dezelfde nieuwsgierigheid werd gedreven als opa, naar de botermarkt in Zuidlaren om te weten te komen hoe xavieren smaken? En blijken die dan uit Amerika te komen?

Still Bill and bad me

Ja, waar ook, Bill heette hij, net als de cursusleider. Amerikaan, ergens uit het midden van het land. Maar hij was stil, op het zwijgzame af, bescheiden en diep gelovig. Een training van zes weken, gespreid over een jaar, voor het leren begeleiden van dialoog, de kunst van het samen denken via de kunst van het goede gesprek. Typisch dat zo’n stille bescheiden man tussen mensen van de wereld van de woorden, de openheid over denkbeelden en wil, een rol wilde leren spelen in het verbeteren van de wereld via woorden, via moedige confrontaties… Hij leek er niet te horen.

Alle sessies vonden plaats in Stage Neck Inn in York Harbour, New Hampshire, daar waar de York River de Atlantische Oceaan in stroomt. Een paar rotsen, een meter of 15 boven zeeniveau in een min of meer vlakke wereld, daar stond het hotel. Ik heb daar uren gezeten, in alle soorten weer, buiten, op die rotsen in dialoog met mezelf. Het was een soort “oude plek”, een plaats met historie, waar ooit ceremonieën of feesten plaatsvonden. Soms leek ik dat te kunnen voelen. De keer dat ik er het langst zat, was na een oefening met Bill.

De kunst van het goede gesprek, dat was het toen, die oefening, de derde cursusweek, februari. Stormachtig, regenachtig en koud was het. We werden gevraagd om de dialoog in een gesprek tussen twee mensen dat niet goed afliep uit te schrijven. Liefst zo exact mogelijk. Met in een tweede kolom, parallel ernaast, dat wat je dacht maar niet zei, toen je luisterde naar je gesprekspartner en ook toen je zelf sprak. Bij de meesten en ook bij mij, werden dat twee gesprekken die nogal van elkaar verschilden. Vervolgens werden we gevraagd die dialoog na te spelen met een met een van ons als tegenspeler en een ander als waarnemer… en vervolgens weer in een derde kolom opnieuw te noteren wat er door je heen ging tijdens deze oefening. De laatste stap was het aan jezelf vertellen wat je anders zou hebben gedaan met de kennis die uit de oefening bovenkwam en dat met je partner bespreken of zelfs uitspelen als je daarvoor de tijd had. Ik heb geen enkele herinnering aan mijn eigen inzet van de oefening. Het was Bill…..

Hij had net promotie gemaakt en een spannende opdracht gekregen voor de ontwikkeling van iets nieuws op de markt van zijn bedrijf, toen zijn CEO en opdrachtgever zijn vertrek aankondigde en zijn opvolger voorstelde. Er zou een overlap zijn van een maand. De oude CEO bleef zijn gesprekspartner aan wie hij wekelijks rapporteerde. In de derde week kwam de nieuwe CEO zijn kamer binnen en vroeg hoe zijn project liep en waarom hij aan de oude rapporteerde en niet aan hem.  Het gesprek escaleerde binnen twee minuten. De promotie werd teruggedraaid en het project aan een andere collega gegund.

”wacht even Hero. Je moet niet als je zelf. Je bent te zachtmoedig.” Hij wees naar een vierkante hoekige macho-Shell-man, “probeer je voor te stellen hoe Jeb dat zou doen… glimlachend, maar als staal”. Dat was na mijn eerste zin. Bill had in mijn bijzijn nog niet zoveel woorden achter elkaar gesproken. Ik probeerde het. De hele training was erop gericht te leren luisteren, het invoelend vermogen te vergroten en nu opeens moest ik niet alleen stappen terug, maar voorbij mijn begin, veel kouder en harder. De regen sloeg tegen het raam. Die kant moest ik op. Koud, zonder aanzien des persoons….

Kennelijk deed ik het nu goed. De eerste zin luidde: “hi Bill, I’m coming to you to get informed about your project. Since you are not coming to me I thought I might as well come to you and ask you directly how you are doing and what the probleem is you do not want to tell me about yet”. Niet alleen regen en wind, ook hagel kennelijk. Bill kromp. Zijn gezicht veranderde, zijn stem werd hoger en meer aarzelend. Hij brabbelde iets over geen problemen en afspraken met de oude CEO die dit in de overgangstijd onder zijn hoede zou hebben. Hij keek of hij wou vluchten. Ik vroeg hem nu zonder glimlach of hij mijn autoriteit ter discussie wou stellen. Hij kromp nog meer. Zweet parelde op zijn voorhoofd en bovenlip. Hij hief afwerend zijn handen op. Nee, nee, dat was het niet. Afspraken…. ik vroeg hem hoe het kan dat iemand op zijn niveau niet direct de nieuwe wind had omarmd en waarom hij loyaal bleef aan het oude, het verleden. Hoe het kon dat iemand die een nieuwe marktbenadering moest ontwikkelen niet direct de leider van de toekomst had opgezocht en wat barser nog: “Bill, this needs to be perfectly  clear, where lies your loyalty.” Ik rook hem nu. En weer begon de arme man een verhaal dat langer was dan in zijn script van het gesprek stond. Over de vertrekkende man die het project als zijn ultieme afscheidsgeschenk aan de organisatie zag en … en… dat voor Bill loyaliteit een basiswaarde was in zijn leven…  zonder aanzien des persoons, voor de organisatie en hen die boven hem stonden en… en… Hij zweeg plotseling. Ik moest nu iets zeggen over dat ik not amused was en hij nog van me zou horen…. maar er gebeurde iets in me….

Ik keek naar de gekrompen sukkel tegenover me, alle weerbaarheid was weg. Hij zweette nu uit al zijn poriën. Een konijn, gevangen in de koplampen van de macht. En ik was de macht…er was geen reden tot remmen, waarom nu niet afronden? Waarom “later nog horen”? Waarom niet ter plekke de vernedering completeren met ontslag, doodstraf, definitieve verwijdering? Op welke grond kan hij zich beroepen voor clementie? Ik heb nu alle knoppen en handels… iemand die zo zwak is had nooit dit niveau… ik rook bloed en wou het proeven ook. Er stroomde iets door mijn aderen, een killer-hormoon. Alsof hij een mier was die ik kon vertrappen, een kakkerlak, die…. Ik schrok van mezelf. Ik sprak de laatste zin van het script volstrekt ongeloofwaardig uit.

We trokken ons allebei terug. Ik zag nu pas dat de derde man, de waarnemer, beduusd keek. Ook hij had een wereld geproefd onder de woorden die op papier stonden en werden voorgespeeld. Ik ging naar buiten, de regen was gestopt, stak een sigaret op en begon steeds meer te walgen van mijn reactie. Weer binnen zag ik Bill en de derde man zwijgend zitten. “Nou Bill, hoe was het en wat zou je anders doen?” zei de waarnemer toen we bij elkaar zaten. “Nothing, this is me” zei Bill. Het was weer schokkend vernederend geweest, desastreus. Beangstigend vooral. Hij complimenteerde me met hoe ik in mijn rol was gegroeid. Echt, alles kwam terug. Ik kreeg kramp in mijn bovenarmen. Vraag me niet waarom daar. Moet ik Bill nou vertellen wat ik echt…? En natuurlijk stelde meneer 3 me die vraag. Onvermijdelijk. Ik besloot eerlijk te zijn. Dat zijn gedrag zo absurd sterk “meneer het slachtoffer” was, dat de angst te ruiken en te proeven was, dat het het slechtste in me had boven gehaald en dat ik bang was van mijn eigen impulsen als gevolg ervan.  Er kwam geen derde ronde.

Buiten was het een graad of 5. Het stormde. Het was vloed en het leek alsof de oceaan de River York instroomde. Schuimkopjes op de golven.  Vanbinnen was het kouder. Het leek alsof de laatste twee uur uit mijn hersens werden geblazen en tegelijkertijd er voor eeuwig in geëtst. Dit heb ik dus ook in me. Dit soort impulsen zijn fascistisch. ik ben dat dus ook, als ik me niet… Als er iets is dat ik niet van mezelf accepteer… en er dus wel is… en nu was het maar spel, niet eens echt, nagespeeld….

Bill was de rest van de week nog stiller dan anders. Ik ook eigenlijk.