Categoriearchief: (eigen)wijs

Bach, Goldberg, schoonheid, troost

Ik probeer een lezing voor te bereiden. Over de boeken die zijn geschreven met de Goldbergvariaties van Bach als inspiratiebron. En over de variaties zelf. Boeken die vaak trouwens sterk autobiografisch blijken. Ik lees de boeken en luister de muziek. Er ontstaan langzaam twee blokken met aantekeningen die willekeurig door elkaar heen staan. . Een blok van de lezing, feiten, citaten. En ander blok is een soort kaleidoscoop van wat er achter de ratio plaatsvindt. Niet helemaal zonder ratio, maar toch heel anders.

Drie van die boeken gaan over het leven met een gemis. Een van de vier, (er is ook een dichtbundel die ik nog niet heb), Bert Natter’s Goldberg, doet een poging om in het hoofd, het hart en de ziel te kruipen van de man wiens naam aan de variaties verbonden is. Anna Enquist verloor haar dochter en studeerde de variaties in. Philip Kennicott verloor zijn moeder en studeerde de variaties in. Er is een Janine Hoekstein die met de variaties verwerkt dat er geen danscarrière komt. Kennelijk maakt de combinatie van muziek horen en gaan spelen, de combinatie van alles wat er gebeurt als je met hoofd, hart en handen muziek instudeert, dat er andere verbindingen in je hersenen ontstaan die ook iets betekenen voor het leven met het gemis.

Ik zet weer een willekeurige versie op. Glenn Gould nu, niet uit 1955, maar de latere, met stereo en Dolby en zo. Probeer weer door te dringen in wat er gebeurt. De structuur begrijpen, de sfeer te ademen en de drietallen, het ongrijpbare te grijpen. en pak mijn aantekeningen. Lees ondertussen de aantekeningen die er al staan en soms bijna volledig onbegrijpelijk zijn. Ze staan overal tussendoor. Hier, zonder uitleg, een beetje geordend slechts, wat ik in de afgelopen weken opschreef:

Schoonheid troost niet meneer Kayser.
Schoonheid overrompelt, je voelt je nietig
Schoonheid knaagt aan de rand van je bewustzijn als een diep ervaren gemis;
om iets dat je kende of kon, of waarvan je deel van uitmaakte, en waar je nu niet meer bij kan komen.
Vasalis: ‘Niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn’
Schoonheid maakt dat je je naakt voelt, kwetsbaar en onmachtig
Schoonheid is in het moment. Ik heb bittere tranen geweend om iets dat een week later betekenisloos leek en onherkenbaar.

Ratio, mijn schild.
Ratio, mijn beschermer tegen mijn angsten, mijn impulsen, mijn op de loop gaan van mijn fantasie.
Ratio, de plaatsgever. Die je de stoel wijst waarin je beter en kritischer kunt kijken naar dat wat je bang maakt, verdriet brengt, verontrust.
Ratio, help je tegen schoonheid? Helpt het om te begrijpen wat een “Canon” is en wat de verbanden zijn tussen de 10 Canons in de variaties? Help je tegen de ademnood die optreedt bij het luisteren?
Ratio, is schoonheid te definiëren, te ontleden, te bewijzen?

Wat is dan troost, waartoe dient het?
Troost glipt uit mijn vingers, dit is een denkvraag.
Het leven schotelt me zoveel voor dat anders is dan ik. Dan ik wil en droom, dan ik kan en droom te kunnen. Maar leven is juist dat.
Troost? Het begin van leren samen te vallen met wat er is? Samen te vallen met wat me ergert en kwetst? Samen te vallen met mijn onmacht om daarin iets van betekenis te betekenen?
Dan valt troost samen met die kwetsbaarheid.
Dan zijn troost en dat waarvoor of waartegen je getroost wilt worden verbonden punten op de spiraal die “leren leven” heet. Een spiraal die “eenheid” heet?
Is het dan juist het kunnen/willen/durven ervaren van kwetsbaarheid, van ontoereikendheid, van gemis, van onvervulbare passies en waarschijnlijke betekenisloosheid uiteindelijk van je leven… die troost biedt?

Een lezing houden over Bach. Een doel. De volmaakte vorm van iets willen dat niet kan. De inspiratie van Bach begrijpen, zijn kracht, het overbrengen van de inspiratie die dat oproept bij die schrijvers. Doelen zijn belachelijk. Ook het overbrengen van de kans om van de schoonheid van muziek en literatuur te genieten. Kan ik dat?

Ik lees wat ik nu heb geschreven en het riekt verdorie naar religie…. Is er troost, of rust, of een ‘dichter bij de volmaaktheid’ of een ‘dichter bij het weten van de eenheid’ te vinden als je troost zoekt in schoonheid, in dat wat je niet begrijpt, kwetsbaar maakt en beangstigt?
En hoe dicht ligt dat quasi-religieuze zoeken tegen aan het volgen van een groot leider? Of tegen het bewonderen van een genie als Bach?

Weet ik wel wat ik doe? Is dit niet mijn lezing… in plaats van het ontrafelen van mythes over slapeloze vorsten en ’s nachts spelende leerlingen? Over Bachs discipline en leven met de dood? En de inspiratie die dat kennelijk aan de schrijvers bood?


Ik-spinsels

Verhalen

Ik deed het niet voor minder…
David Ben Goerion kon wel wat hulp gebruiken daar in het vijandige midden-oosten.
De woningnood in Nederland diende opgelost.
Er was een opstand in Hongarije en ik hielp vluchtelingen…
Loemoemba en Kasavoeboe probeerden het Belgisch juk van Congo af te werpen en ik steunde ze in alles. (Om er dan veel later achter te komen dat Alex van Warmerdam dat ook als kind moet hebben gekend, gezien Noorderlingen).

Superman moest nog worden uitgevonden maar ik was hem al… En nog. Ik betrapte me laatst op een droom waarin ik Trumps armen verlamde zodat hij niet meer kon twitteren en ik zo de Amerikaanse geschiedenis aan een wending ten goede hielp….

Patronen

In een boek is het leven logisch. Als er al een onverwachte wending is, blijkt die achteraf ook logisch. Als er in een verhaal een wapen voorkomt wordt er uiteindelijk mee geschoten. Dat komt omdat een schrijver een logisch verhaal wil construeren. Een onlogisch, chaotisch verhaal verkoopt niet. En bovendien in een constructie van een paar honderd bladzijden is het niet handig om allerlei irrelevants op te nemen, alhoewel, James Joyce….
Als kind speelde ik logische werelden. Dan was jij cowboy en ik was Indiaan. Als kind vertelde ik mezelf verhalen waarin helden schitterden en ik was held.
Als kind maakte ik de wereld logisch. Waren mijn heldendaden de oorzaak van gevolgen waardoor miljoenen mensenlevens werden gered of veraangenaamd.

Die patronen kunnen triviaal zijn. laatst bedacht ik me als je Sudoku met de eerste 9 letters van het alfabet zou spelen, welke woorden ontstaan er dan? Nou bijvoorbeeld chef en dief. Een combi die het hart van een bekommerde socialist goed doet. Of bied en fiche, nog zoiets waaraan een betekenis dreigt te worden gegeven. Je weet dat het in andere talen niet opgaat, het toeval is, maar we zoeken ze….

Oorzaak en schuld

“Ophouden jongens”.
”Ja maar hij begon”
”Nietes, want jij deed…”

Dingen moeten een oorzaak hebben en/of een veroorzaker. Die je de schuld kunt geven of tot held kunt verheffen. Zo gaat het in boeken en verhalen.

Everybody is looking for someone to blame.

Chaina, Chaina, Chaina roept Trump
Marokkanen roept Wilders
de Jood Soros, roept Altright
Onnadenkende witte geprivilegieerden.
Linkse mainstreammedia (MSM).
Steile gereformeerden.

En als dat niet helpt hebben we nog altijd de van God gegeven orde waar je niet tegenin gaat. Zo’n God die het huwelijk uitvindt en verklaart dat dat alleen tussen man en vrouw mag. In plaats van een handige wereldlijk leider die bij de overgang naar de agrarische setteling en het ontstaan van steden en eigendom en handelsrelaties met langer lopende verplichtingen, het wel praktisch vond om continuïteit in relaties te verankeren.
Zo’n God die je opzadelt met onopgeloste ellende uit eerdere levens die je moet oplossen om dichter bij het oneindige geluk te komen.

En die je straft voor je zonden, individueel en collectief.

Als kind vond ik het dan ook volstrekt logisch dat rampen een straf van God waren voor ons wangedrag.
Als kind vond ik het dan ook volstrekt logisch dat ziekten een eenduidige oorzaak hadden, zoals je wordt verkouden van op de tocht staan. En ook dat er eenduidige altijd werkende remedies waren. En het mocht dan ook dat je blind werd omdat je teveel naar verkeerde dingen had gekeken. Of doof omdat je toch niet wou luisteren.

Een mens is een patroonherkenner…. En zo leer je dat als kind. En je bent als mens ook en vooral een patroonbedenker. Je bedenkt ze zeker als ze er niet zijn. Want je hebt ze nodig om je veilig te voelen in een geordende wereld.

Het spinsel van de identiteit

En zo maak je ook een beeld van wie je bent… een logisch patroon, eventueel aangepast aan een onverwachte wending, maar immer coherent. Met een missie, een soort heldendom die klopt met de verhalen die je als kind verzon om jezelf in slaap te vertellen… Maar waar komen die verhalen dan vandaan? Maken de verhalen de verteller of andersom?

Maar in het echte leven wordt er met dat wapen bijna nooit geschoten. Krijg je geen baarmoederhalskanker omdat je te vaak bent vreemdgegaan of mannen hebt onderdrukt. Ga je gewoon naar IJsland op vakantie en niet om een verdrag te helpen bewerkstelligen waarmee het aantal kernwapens wordt beperkt en kom je daar ook niet in een situatie die je kijk op het leven verandert. Het leven is geen verhaal. Het leven is geen preek. Wie zijn Bucketlist afwerkt wordt geen completer mens.

Zou het zo zijn dat wij als schrijver van ons eigen verhaal, als bedenker van onze identiteit, in het geheugen alle irrelevants weglaten omdat anders het verhaal te lang wordt? Dat we toevallige betekenissen als de combi dief/chef opblazen als het ons uitkomt?
En als we dan later door een gebeurtenis of ontmoeting herinneringen boven krijgen die niet met het verhaal kloppen, die schuren… dat we dan de patronen wat aanpassen? Kunnen we het aan dat er verschillende versies van ons ik tegelijkertijd bestaan, in verschillende stukken geheugen… dat we ons over hetzelfde het ene moment schuldig en het andere toch trots kunnen voelen?

Zijn wij dan ook geen logisch kloppende wezens?
Zijn onze fouten en sterke kanten dan niet gewoon verklaarbaar uit de structuren in onze jeugd?
Worden we verliefd op het evenbeeld of juist tegendeel van onze moeder of vader? Onvermijdelijk?
Zijn we te helpen in onze tekortkomingen met de juiste pillen en psychotherapie?
Is het spinsel van het ego niet een soort harnas waar we ons in beknellen en belemmeren, waarin we onze geestelijke groei beknotten? Moeten we niet leren om te leven zonder de idee van bescherming door dat harnas? Dat harnas van een consistent ik in een geordende wereld met kenbare patronen?

en ….
Als we de spinsels van het “wij” willen oplossen, ook zo’n harnas…. van wij goed en zij kwaad, van zij begonnen, van zij ziJn uit op onze onderdrukking, de vernietiging van onze cultuur en identiteit…. moeten we dan ook niet onze collectieve verhalen herschrijven….? En liefst niet via Twitter? Maar wie dan wel en waar?

Of zijn we net zo toevallig en inconsistent als het leven zelf? En wie is het dan die mij verzint, mij vertelt? “Ons” heeft verzonnen en verteld?


Het boek van de herinnering

“Als de vader sterft, schrijft hij, wordt de zoon zijn eigen vader. Hij kijkt naar zijn eigen zoon en ziet zichzelf in het gezicht van de jongen. Hij stelt zich voor wat die jongen ziet als die hem aankijkt, en ziet zichzelf zijn eigen vader worden. Hij kan het niet goed uitleggen, maar dat raakt hem. Het is niet zozeer het zien van de jongen dat hem raakt, of zelfs de gedachte dat hij ‘in zijn vader staat’, maar wat hij in het gezicht van de jongen ziet van zijn eigen verdwenen verleden, het is nostalgie naar zijn eigen verleden dat hij voelt, misschien, bij een herinnering van hem als jongen met zijn vader.
En, ook niet goed uit te leggen, hij trilt in dat moment van zowel vreugde als verdriet, als dat tenminste mogelijk is, alsof hij tegelijkertijd zowel vooruit als achteruit gaat, naar de toekomst en het verleden. En er zijn momenten, ze zijn er zelfs vaak, dat dit gevoel zo sterk is dat het lijkt of zijn leven zich niet meer in het heden afspeelt”.
En
“Geheugen: de ruimte waarin dingen voor de tweede keer gebeuren”.

Deze twee citaten komen uit “The Invention Of Solitude” (In de Nederlandse vertaling heet het het spinsel van de eenzaamheid, maar ik lees het in het Engels en deze snelle vertaling is van mij) van Paul Auster. Hij schreef dit vlak na het overlijden van zijn vader. Twee deeltjes, in deel 1 gaat hij op zoek naar zijn vader, wie en hoe was hij, in deel 2, The book of Memory -en uit dit deel stammen de citaten- naar zichzelf als zoon en vader. Ik lees het boek nu voor de tweede keer. De eerste keer rond 1988 of zo, mijn vader leefde toen nog, al wel erg ziek. En nu de tweede keer herinner ik me dat ik deze zinnen las. En ze intrigerend vond. Ook met het beeld voor ogen dat de oude Hero (dat ben ik nu, ook mijn zoon heet Hero, drie Hero’s na elkaar) niet lang meer zou leven. En eraan moest denken toen mijn vader overleed. En zocht naar houvast, parallellen of wat er anders voelde en waarom. En de verschillen begonnen bij het tweede citaatje: Herinneringen: de ruimte waar dingen voor de tweede keer gebeuren. En de overeenkomsten nu: door de kwadratuur van het twee keer lezen, een keer voor en een keer na mijn vaders dood, door het tegelijkertijd plaatsvinden van verleden en toekomst in het heden, ontstaat een “nu” dat zover wordt opgerekt dat het de normale betekenis van “nu” niet meer dekt.

Ik ben al zo vaak door mijn geheugen voor de gek gehouden, dat ik vermoed dat herinneringen reconstructies zijn van gebeurtenissen of belevingen daarvan, die zo selectief worden opgeslagen dat ze passen in het bestaande denkraam, of, als ze te afwijkend zijn, in een vorm waarmee je ermee uit de voeten kunt, daarbij eerdere herinneringen enigszins herschrijvend zodat het weer een passend geheel wordt. Een ding gebeurt dus geen tweede keer in het geheugen. Dat denk je maar Paul. Maar verder…

Ik meen me een gevoel te herinneren dat kan worden betiteld als “plotseling de oudste generatie van de familie zijn, een vorm van dakloosheid, geen thuis meer vinden, maar geven, thuis ‘zijn’ voor je kinderen”. En wat ik er spannend aan vond was, meen ik nu, een vreemd besef van verantwoordelijkheid, zonder terug te kunnen vallen op dat oude thuis, dat vervluchtigde, geen basis meer was en ook geen excuus. en dat begon inderdaad al bij het moment dat de kanker werd opgespoord waaraan hij uiteindelijk zou overlijden, ook al leefde mijn moeder toen nog in haar weerloosheid. En toch was het ‘besef’ ervan plotseling veel sterker toen hij er niet meer was.

Dat vader/zoon-beeld is natuurlijk ook een frame, een gekleurde bril waardoor je naar Je leven kijkt en aanneemt dat de wereld de kleur heeft die jij ziet. Het verraderlijke aan dat beeld is dat een kind normaal gesproken één vader heeft, dat is dus ‘terug’ maar één referentiepunt. Maar ik heb drie kinderen. En ja, de trits van drie Hero’s op een rij maakt het verleidelijk om de projecties die Auster beschrijft over te nemen, mijn eigen gezicht gespiegeld te zien in alleen die naamgenoot, maar het klopt niet. De band die ik heb met mijn kinderen is per kind sterk verschillend. Ik zie in die drie gezichten ook verschillende stukken verloren gegaan eigen verleden, ik heb in die drie kinderen ook niet dezelfde toekomstbeelden uit mijn eigen ambitieuze verleden geprojecteerd. En toch…. dat ‘drie-generatie-denkraam’…. het borrelde op in mijn bewustzijn toen ik vader werd en mijn ouders zag stoethaspelen met hun emoties, en toen ik 21 jaar geleden voor het eerst opa werd en mijn emoties niet begreep, ook omdat ze veel sterker waren dan ik verwachtte… En mijn ouders in mijn herinnering weer zag stoethaspelen. En zelf ongetwijfeld ook… En langzaam leerde dat liefde in zo’n drie-generatie-context veel verschillende gezichten kent, waaronder de sterkste verschillen, dat de liefde van een kind voor zijn/haar ouders heel anders is, dan die van een ouder voor zijn/haar kind en weer anders is dan voor een kleinkind. En dat dit alles ook weer sterk veranderlijk is door de tijd, maar toch, de verschillen zijn generatiegewijs essentieel.

Tijdsbesef….Wat is “nu”….. ik zie mezelf nog tijdens een training, een keer in een groepskennismaking uitleggen dat met het krijgen van een kleinkind, mijn leven zo’n twee eeuwen beslaat. Mijn opa, geboren in 1889, heeft me veel geleerd, ik sta als het ware op zijn schouders, en hij liet me via mijn moeder wat geld na, dat ik met respect voor hem en hoe hij vocht voor een goed bestaan beheer…. en mijn kleinkinderen zullen, mits klimaat en menselijke agressie het hen toestaan, wellicht het jaar 2100 levend halen. Ik moet mij zo gedragen dat ik bijdraag aan de mogelijkheid daartoe. En voor weer hun kinderen… Twee eeuwen, meer, in het/mijn ervaren hier en nu. Ik leef wel in het heden, Paul, maar het voelt tegelijk nietig en verantwoordelijk. Niet drie, maar vijf generaties ineens, me in the middle..

Maar toch, het beeld dat Paul Auster tekent… Gaat het niet vooral om besef van je eigen sterfelijkheid? Misschien ook geprojecteerd in de ogen van je kinderen? De kanker bracht de oude Hero terug van een vent van bijna 80 kilo naar een kwijnende 39 kilo. Hoe vaak zag ik mezelf niet in dat steeds meer invallende gezicht? Hoe vaak zag ik mijn eigen invallende gezicht niet in die herinnering toen ik dezelfde kanker bleek te hebben? Hoe vaak zag ik toen in mijn fantasie niet mijn kinderen met dezelfde meelevende en angstige ogen als ik toen naar mijn toekomst kijken? Dat drie-generatie-frame werkt… In ieder geval emotioneel.

maar of al die herinneringen ook kloppen….