Categoriearchief: dialoog

Veranderlijk, onzeker, complex en dubbelzinnig, tja en wat kunnen we ermee?

Dat zou de wereld zijn op dit moment. Op de een of andere manier blunder ik de laatste tijd steeds vaker op tegen mensen die hiermee bezig zijn. VUCA heet dat: Volatile, Uncertain, Complex, Ambiguous. Sommigen maken van de C van complex zelfs Chaotisch.

Dit wordt een langere blog dan gebruikelijk, iets dat VUCA is, complex, kan ik niet in een of anderhalve bladzij afdoen.

En het is ook niet niks: klimaatcrisis, crisis in de internationale samenwerking, het Midden-Oosten en Afrika leveren vluchtelingenstromen naar Europa, Midden-Amerika naar de VS en we weten niet goed hoe daarmee om te gaan. De signalen voor een succesvol doorzetten van ons economisch model knipperen allemaal: arbeidsmarkt, woningmarkt, zorg, pensioenen…. Er is een geloofwaardigheidscrisis in de politiek, er is fakenews en er zijn bots en trollen, verkiezingen worden via onze social media beïnvloed door leugens… we worden uit elkaar gespeeld door het bewust toedienen van strijdige informatie, er zijn bedrijven die veel meer van ons weten dan onze beste vrienden die we wel vertrouwen. We hebben er geen grip op, geen controle en wat er aan controle is verstikt ons in maatregelen gebaseerd op angst en wantrouwen, zie de regel- en bureaucratie- crisis in de zorg en het onderwijs. Hoe moet je je daartoe verhouden? Als individu kan je er niet veel mee. En ik vraag me af wat de individuen, die neem ik aan gemiddeld van goede wil zijn, die leiding geven aan onze overheid, onze bedrijven en instellingen… wat die er mee kunnen.

Voor mensen die de overload aan informatie ervaren die bijna allemaal bol staat van ramp-achtige waarschuwingen rond klimaat, leefmilieu en economische vooruitzichten is het krachtenveld te groot, het is immens, enorm en overschrijdt zover de eigen mogelijkheden, dat er een scala aan reacties mogelijk is dat bijna volledig improductief is. OK, we kunnen ons afval beter scheiden, minder rijden en vliegen, of zonnepanelen enzo, maar we voelen dat als druppels op een gloeiende plaat. Ik word of boos of escapistisch (zet goeie muziek op en een koptelefoon, goed boek), anderen raken depressief of zelfs verstrikt in vijandbeelden en worden een prooi van foute politici die roepen dat het allemaal niet waar is. Of opgelost als we de islam verjagen of onze grenzen sluiten, of de samenwerking in Europa stopzetten. De spanning tussen de individualisering die we de laatste jaren hebben gezien en de mondialisering van informatie en economie maakt dat de veilige haven van de eigen groep, het eigen dorp, de eigen natie geen houvast meer biedt. Dostojewski schreef in 1880 al dat als godsdienst wegvalt, als de plaatsen en rituelen wegvallen waarin een samenleving zijn centrale sociale waarden deelt, dat mensen dan op zichzelf worden teruggeworpen en slechts hebzucht dan overblijft als weg. En inderdaad is in het moderne aandeelhouderskapitalisme het adagium “Greed is Good” lang ingeburgerd geweest. Maar wat als je niet in een positie verkeert waarin je de ruimte hebt om van de vruchten van die hebzucht te genieten? En je de Dagobert Duckjes van de wereld alsmaar rijker ziet worden, de Polen en Syriërs ziet komen die op jouw baan azen en je de zorg voor je hulpbehoeftige ouders ziet verschralen?

Maar wat gebeurt er met beslissers, met de mensen die touwtjes hebben gevonden waaraan ze kunnen trekken?
Het probleem dat daar optreedt is dat het krachtenveld waarin je beweegt niet meer alleen  immens en anoniem is, maar dagelijks voelbaar, namen heeft, en dilemma’s oproept. Laat ik het klein maken. Je wilt als gedeputeerde van de Provincie Overijssel maatregelen nemen tegen stikstof en CO2 om het klimaat, maar geen opstand. je wilt draagvlak. Natuurlijk wil je dat voor burgers die moeilijk kunnen rondkomen en die je niet te zwaar met energieheffingen moet aanpakken en moet verplichten om 20.000 euro in hun huis te investeren. Maar er is ook de dagelijkse druk van aannemers, boeren, energiebedrijven, de directies van bedrijven die hun geld verdienen met reizen en mobiliteit. Je kent ze bij naam, je hebt ze vaak nodig. Je loopt als beslissers een krachtenveld binnen dat bol staat van tegenstrijdige druk. Maar er is ook, en dat is misschien wel belangrijker nog, een stapel dilemma’s. Wie vooroploopt in de sfeer van verboden, remt de economie. wie stopt met de ene vorm van energie maakt zich afhankelijk van de leveranciers van de andere… enzovoort. En wat misschien nog belangrijker is: als de werkelijkheid onvoorspelbaar is en de reacties en de informatie erover ambigu, als de werkelijkheid veel ingewikkelder is dan we in onze versimpelde beleidsmodellen denken en er morgen iets nieuws kan opduiken dat … moet ik dan niet even wachten met reageren? Moet ik nu al dijken gaan verhogen met een meter? De maximumsnelheid terugbrengen naar 100, de plannen voor Lelystad in de ijskast, de reserves gaan steken in de sanering van boerenbedrijven en daarmee onze exportpositie in gevaar brengen?
Kortom: we hebben last van
-een sterk krachtenveld,
-van hele lastige dilemma’s en
-van een grote mate van onzekerheid.
-En je wilt als verantwoordelijk CEO niet je bedrijf in gevaar brengen (en daarmee je eigen positie) en als politicus die onverantwoordelijke populistische en opportunistische oppositie niet in de kaart spelen. De kans dat deze vier krachten leiden tot een gebrek aan adequate reactie bij beslissers is groot. Zeker als we in wankele coalities regeren…

Is er hoop? Vast wel.

het begint met de erkenning dat het inderdaad een bijzondere tijd is. Ja er is altijd complexiteit geweest, er was altijd al aanleiding voor onzekerheid, maar wat we nu zien is nieuw, laten we de vier eens langslopen:

1. Veranderlijkheid: alles gaat sneller. De levenscyclus van bedrijven en producten wordt steeds korter. De “time-to-market” ook. Maar ook het klimaat en onze leefomgeving verandert sneller, ijskappen en gletsjers smelten sneller, het bestand aan insecten en bijen loopt steeds sneller terug, de biodiversiteit neemt sneller af… zelfs in de politiek kan het snel gaan, niet alleen schommelen de uitslagen van verkiezingen sterker dan ooit, komen er nieuwe partijen en gaan ze ook weer snel, ik heb nog nooit een partij zo snel van koers zien veranderen als de VVD tijdens Rutte 3

2. Onzekerheid: voor een flink deel wordt de onzekerheid voor beslissers gevoed door die veranderlijkheid. Als consumentenvoorkeuren snel veranderen, als je concurrentiepositie  met start-ups en pop-ups in je omgeving snel verandert, duidelijk. Prognoses moeten daardoor steeds grotere onzekerheidsmarges inbouwen. We zien ook dat prognoses over het klimaat onzekerder worden, niet of de zeespiegel zal stijgen en niet of we de verwachting jammer genoeg naar boven moeten bijstellen, maar met hoeveel…. wordt het 84 cm in plaats van 40cm of een meter of twee meter? Maar niet minder dan 40cm.  Bedrijven “volgen de vraag” niet alleen, ze creëren hem ook, zie Apple bijvoorbeeld. Maar hoeveel investering vraagt dat niet? Steeds meer? En in de politiek, hoeveel onvoorspelbare ongeleide projectielen bevinden zich onder onze wereldleiders? Hoeveel invloed heeft dat op de houdbaarheid van beleid?

3. Ingewikkeld: complex betekent meestal dat we ons wel enigszins bewust zijn van de samenhang van trends en gebeurtenissen, maar die onvoldoende kunnen doorzien en overzien. Wanneer werken factoren versnellend op elkaar in en wanneer vertragend? In de klimaat en biodiversiteit blijken steeds meer verbanden te bestaan die versterkend op elkaar inwerken en sneeuwbaleffecten kunnen bewerkstelligen die we niet hebben zien aankomen. Besluitvorming wordt in de politiek steeds complexer door de grote aantallen stakeholders die in het openbaar meewerken en meedenken. We zien dat Rutte1 en 2 allerlei beleid hebben vastgesteld dat we nu moeten bijsturen omdat de werkelijkheid ingewikkelder was dan men vooraf wenste toe te geven. De Brexit bleek een factor 1.000 complexer dan Cameron dacht toen hij zijn referendum uitvaardigde. Je kunt je afvragen trouwens of een referendum geen afschuwelijk fake-middel is in een wereld waarin de vertegenwoordigende democratie de complexiteit van het leven nauwelijks aan kan. Bestaan ja/nee vragen in deze arena eigenlijk wel?

4. Ambigu: ja er zijn nooit groter leugens geweest dan statistiek, waar, we beginnen te leren dat koopkrachtplaatjes altijd niet alleen tekortschieten maar dubbelzinnig kunnen zijn. Is het nou gunstig of ongunstig dat er meer ZZPers zijn dan vroeger? Rekenmodellen leiden tot negatieve rente van de ECB, maar zijn economen het eens over de effectiviteit van dit soort pakketten? En wat betekent dreigende taal van Trump tegen Irak? En wat is zijn steun aan Israël waard? De man blijkt altijd iets anders te bedoelen dan hij twittert…  en hoe erg fake is fakenews als het breed wordt geloofd en een self-fullfilling prophecy wordt? En ja veel van wat wij over ons en de wereld roepen, zoals economische groei moet, religie speelt een steeds kleinere rol in de wereld, de techniek schrijdt steeds sneller voort en kan veel oplossen, het zijn verhalen, ideologieën, die als ze al waar zijn een qua tijd en plaats zeer beperkte geldigheid hebben. Als we ons bewust worden van de dubbelzinnigheid van onze zogenaamde zekerheden, kunnen we er ook omheen denken….

En waar vinden we die hoop dan? ik vermoed in:
a. Ja erkenning dat die VUCA-beelden meer waarheid bevatten dan ons lief is
b. Transparant worden naar onze omgeving, onze werknemers, aandeelhouders… onze netwerken over de gevolgen ervan, over dat we minder weten en begrijpen dan ons lief is.
c. Opener worden over de dilemma’s die dat oproept bij de beslisser en minder stoer opereren
d. “Onconventioneel denken”, buiten de vertrouwde paradigma’s. Nieuwe wegen zoeken
e. Veranderingsprocessen starten die over de grens van de eigen organisatie heengaan.
Laten we eens wat verkennen.

a, b en c hebben een identieke grondtoon, erkenning, transparantie en openheid. Dat is een medaille met twee kanten, namelijk een persoonlijke, stoppen met ontkennen en er langs heen proberen te leven, je niet langer verliezen in de korte termijn-waan van de dag. En een strategische en dat is dat al het werk en geld dat je steekt in het imago van bedrijf en de leider ervan, dat dat neerkomt op het scheppen van een illusie waarvan iedereen weet dat het een illusie is. We zijn erg verknocht geraakt aan een soort ‘public relations’ die meer fake is dan vertrouwenwekkend. Ik vraag me heel vaak af of het gezamenlijk werken aan de oplossing van problemen niet heel erg wordt belemmerd door dit soort blazoenpoetserij. En zeker als dat poetsen gepaard gaat met het afgeven op de anderen. Ik kan me niet voorstellen dat ik uniek ben als ik mezelf beken dat ik liever energie steek in en met mensen optrek die zeggen “ik kan dit niet alleen” dan met lieden die vragen of ik hen maar wil volgen omdat ze het ‘weten’. En tegelijkertijd is daar ook enige ambiguïteit: het moet ook niet te lang duren, we moeten ook durven doorpakken. Maar misschien is dat ook wel iets dat je beter samen besluit dan als despoot oplegt, toch?

Zo zijn dilemma’s vaak een soort gevangenis als je er in je eentje probeert doorheen te denken. En als je erover gaat onderhandelen kom je vaak in een soort waterig midden uit waarover niemand tevreden is. Ja 130km per uur op snelwegen, we hebben het als VVD net bevochten en dus wil je niet inleveren en Ja 130 km per uur is slecht voor klimaat en natuurgebieden en dus moet het verboden worden. Het waterige compromis is alleen 130 als er geen Natura2000 gebied in de buurt is, maar we blijven het milieu wel belasten met CO2 en fijnstof in de rest van het land. Kunnen we het probleem oplossen door er omheen te denken? Of moeten we ergens ontdekken dat het probleem van de verschralende biodiversiteit en de opwarming van de aarde zo groot is dat het dit dilemma tot kleuterproporties terugdringt? En hebben we daar elkaar niet voor nodig? Moeten we het “botsen, waarbij we elk onze eigen kant opkijken” niet vervangen door “dansen waarbij we allemaal alle kanten van de zaak te zien krijgen”? We krijgen een verandering in onze voedselproductie niet voor elkaar als we niet ook luisteren naar de boeren en kijken wat er in hun wereld gebeurt (in de hoop dat de boeren ook mee willen blijven kijken en luisteren naar de andere kant natuurlijk). Het aanpakken van een dilemma vraagt dat we oude denksporen loslaten en nieuwe ontdekken. En daarvoor heb je je omgeving nodig. “Help, ik kan dit niet alleen”.

Ons beleid staat bol van dat soort oude denksporen. We zoeken kansen voor ons bedrijfsleven, we hopen op redding door technologie,  we geloven in de markt en in de zegen van stijgende arbeidsproductiviteit. We hebben jaren geroepen dat staatsschuld een hypotheek was die we niet bij onze kinderen mochten neerleggen en om die staatsschuld te verminderen hebben we tal van oude op solidariteit berustende systemen aangepakt, naar de markt gebracht en daarmee voor onze kinderen moeilijker bereikbaar gemaakt. En oh ja, nieuwe technologie zal zeker een deel van de problematiek oplossen. Nieuwe energievormen, energiezuinige oplossingen, zeker. Maar we ontdekken ook met stijgende regelmaat de achterkant van eerdere technologische vernieuwingen, zoals van kunstmest, en kunststof (plastic eilanden in de stille oceaan en microplastic in ons voedsel) . Van bestrijdingsmiddelen en schaalvergroting in de veeteelt en visserij. Veel technologische vernieuwing is geboren uit een te beperkte manier van kijken en meten binnen vertrouwde denksporen als, ‘kunnen we iets natuurlijks vervangen door iets mensgemaakts’? We hebben ook nieuwe aanvullende inzichten nodig, waarbij bijvoorbeeld biodiversiteit een deel van de oplossing wordt in plaats van nu ongewenst want verminderd gevolg. We zouden moeten zoeken naar stuurmodellen, waarin niet economie en koopkracht leidende criteria leveren, maar welzijn en duurzaamheid. Bhutan en Nieuw Zeeland zijn daarmee gestart. Kunnen we als leidende westerse economieën niet een flink deel van onze economische kracht in dit soort ‘denkvernieuwing’ investeren? Ook innovatie als beleidstheorie wordt misschien wel bekneld door oude paradigma’s over wat dat is en waar dat toe moet leiden… we hebben kunstenaars, kluizenaars en filosofen nodig wellicht? Vandaag kopt de NRC dat Nederland ingrijpend moet veranderen om de zeespiegelstijging op te vangen. Nou, waar zullen we eens beginnen? Drijven?

Als we iets nederiger, meer samen, de beddingen van onze rivieren van denken moeten verleggen, dan hebben we veranderingsprocessen nodig die ook breder zijn dan de bedding van onze eigen organisatie. Organisaties zijn dingen die we hebben uitgevonden om het gedrag van mensen te sturen en te controleren. Maar wat is er dan als die sturing, die beheersing en controle blijken te rusten op een falend paradigma… ik zag deze week de CEO van een groot farmaceutisch bedrijf roepen dat zijn financiers meer invloed hadden op zijn beleid dan de nood van de patiënten die wat aan zijn producten moesten hebben. En ook nog dat dit goed was. Dat is een Bastille waar nodig een nieuwe revolutie moet beginnen. Laten we een vreedzame doen.

Ik zie een paar modellen voor veranderingsprocessen in dit soort complexe situaties, die je ook nog eens gefaseerd of parallel kunt inzetten:

1. We maken creatieve vrijplaatsen, met wetenschappers, kunstenaars, vluchtelingen, verhalenvertellers, ethici, verzin het. Het gaat dan om “verkennen”. Wat is het en wat is mogelijk. Maar ook om “vertellen”. Zodat er iets meer doordringt tot de hoofden van mensen die er onvoldoende over dachten en naar handelden. In de overheid werkt men soms met door loting samengestelde burgerraden die een vastzittend probleem aanpakten. De nieuwe Ierse abortuswet is misschien wel het meest spectaculaire voorbeeld van zo’n verkenning met ondersteuning van wetenschap e.d. uit deze sfeer.

2. We organiseren een gezamenlijke zoektocht van meer invloedrijke stakeholders, naar hoe zij het veld waarin ze opereren zien en wat zij als hun belangrijkste bijdrage aan de oplossingen zien. Het gaat daar om “scheppen van beweging door nieuwe impulsen aan het krachtenveld”. Gedrag is als water, het kiest de weg van de minste weerstand. Wie wat wil veranderen moet zorgen dat die weg verandert, andere krachten organiseren. Scharmer heeft met zijn TheoryU daarvoor modellen en hulpmiddelen ontwikkeld. Er zijn daarmee vernieuwingen ontstaan in de chaos die in de Amerikaanse gezondheidszorg heerste die de moeite waard zijn.

3. We hebben inmiddels ervaring met onze klimaattafels. In een proces als dit worden belanghebbenden bijelkaar gezet om te onderhandelen en tot wederzijds verplichtende deals te komen. Daaraan gaat iets vooraf, een fase waarin het probleem wordt verkend en belanghebbenden worden geïdentificeerd. Opdat niet gebeurt dat bijvoorbeeld de luchtvaart buiten schot blijft. Ook dient duidelijk te zijn dat zwakke partijen moeten worden beschermd, opdat niet de individuele burger die niet aan tafel zat het haasje wordt.

4. Dit is in mijn geweten de lastigste. We zijn met het ter ziele gaan van de klassieke politieke ideologieën “het bindende en activerende verhaal” kwijtgeraakt. Onder 1 haalde ik de verhalenverteller al aan. Ik ken op dit moment voornamelijk foute sprookjesvertellers als Johnson en Farage rond de Brexit. Foute sprookjes rond belastingen en hebzucht aan de top die nu kennelijk ook door de VVD worden doorgeprikt. We hebben verhalen nodig die inspireren en binden. Geen verhalen met fictieve gezamenlijke vijanden, bijvoorbeeld waarin de Islam het heeft gedaan. Maar kunnen we verhalen maken die niet ook manipuleren? Die breder zijn dan geloof in nieuwe ingenieurs, kunstmatige intelligentie? Kunnen we bijvoorbeeld met verhalen en beelden mensen leren op een nieuwe manier te leren? Minder reductionistisch, want dat leidt tot kortzichtigheid en meer inclusief? Ik wou dat ik het wist….

Gedecentraliseerde zorgtaken en een onvolwassen overheid

Het begin
Ik herinner het me nog als de dag van gisteren, het moment waarop zowel een lid van de regering als een hoge ambtenaar tegen me zei: “Misschien gaan we inderdaad iets te snel, maar Hero, een ding is zeker, we hebben geleerd dat wij, op Rijksniveau, het niet kunnen”. Ik maakte me grote zorgen over het deskundigheidsniveau en de veerkracht van de Nederlandse gemeenten als ze in korte tijd zoveel verantwoordelijkheden erbij kregen. Bovendien vond ik de uitspraak dat “de” gemeente dicht bij “de” burger staat, zijn pappenheimers kent en dus snel ook hetzelfde zou kunnen bereiken met veel minder geld, meer van het fabeltjeskrant-niveau.

Misschien waren de intenties wel goed. Het rijk kan niet in interactie raken met specifieke belangrijke partijen direct om de hulp vragende burger heen. Dat is te veel gevraagd. De gemeente zou het (moeten) kunnen. De intenties lagen ook bij beter dan alleen gevend en straffend met de burger om te gaan, maar er mee in verbinding te raken Tegelijkertijd werd de Bijstandwet omgedoopt tot Participatiewet. “Meedoen” is beter dan ontvangen. Of het altijd waar is weet ik niet zeker, maar het klinkt goed. Misschien werden die intenties alleen per ongeluk en OO wat een pech alleen maar even doorkruist door geldnood en dus meer haast dan iedereen lief was. We hebben inmiddels wat ervaring. Niet allemaal even positief. Met name rond de jeugdzorg piept en kreunt het. Ik zoek naar een referentiekader, een perspectief. Ik heb het wel eens de ladder van complexiteit genoemd. Als overheid, als bedrijf, als instelling draai je pas goed en volwassen als je de complexiteit waarin je werkt doorziet, aankunt en kan hanteren. De ladder kent zes sporten. Ik vrees dat we rond de zorg en participatie in het samenspel tussen de overheden en samenleving nog ergens onderaan zwerven. Maximaal op niveau 2. De visie op de wet suggereert bijna niveau 6. De praktijk lijkt er niet op. We kunnen het nog niet. De resultaten zijn af en toe schrijnend:

Laten we de ladder eens verkennen. Hij ziet er samengevat als volgt uit:
1. De onderste trede: reageren op incidenten
2. de tweede stap: patronen herkennen in de incidenten en proberen die te beïnvloeden
3. Bouwen van nieuwe structuren om greep te krijgen op wat er gebeurt
4. Erkennen van andere visies op het probleem en daar ruimte voor maken
5. Schetsen van een gewenste toekomst die andere partijen inspireert tot meedoen
6. Erkenning van wederzijdse afhankelijkheden en samen werken aan een betere toekomst

1. Reageren op gebeurtenissen en situaties (reactief)
Het simpelste niveau is dat van de brandenblussers: het brandt en dus…. het kwaad wordt bestreden waar het opduikt. In de participatiewet zijn dat drie kwaden. De eerste is, er is geen inkomen. Het vangnet treedt in werking. De oude bijstand. Het tweede kwaad is dat er problemen zijn om zelf inkomen te verwerven. Daar heeft de overheid zelf weinig middelen. Men besteedt uit, men besteedt aan. Maar vanuit welke visie? Het derde kwaad is misbruik van het vangnet. Daar kunnen overheden wat mee. Er is een uitgebreid stelsel van sancties dat zo ver gaat dat jaren “ten onrechte genoten bijstand” met boetes kunnen worden teruggevorderd. Het leidt tot en doet beroep op simpel gezag door zichtbaar handelen. Omdat de overheid en ook gemeenten al jaren goed zijn in bijstand verstrekken en sancties opleggen (de bijstand-brandweer) ligt daar het accent merk ik.

2. Onderkennen en beïnvloeden van patronen in de gebeurtenissen (adaptief)
Het is de wereld van normstelling, regelgeving en handhaving en informatieverzameling over waar de kans op misbruik, armoede en niet-participeren het grootst is. Legitimiteit (gezag) van overheidsoptreden ontstaat op basis van de helderheid en haalbaarheid van regels en normen en de mate waarin deze zonder aanzien des persoons worden gehandhaafd. Alleen hier zit al de eerste adder onder het gras. Decentralisatie veronderstelde maatwerk omdat we de pappenheimer kennen. Als iemand een “tegenprestatie” voor de uitkering weigert omdat die niets toevoegt aan zijn weg terug naar de arbeidsmarkt, of hem als vluchteling niets leert, moet hij dan worden gestraft? Volgens het huidige gebruik van de regels veelal wel, ondanks dat de overheid zelf niet handig bezig lijkt te zijn..

3. Onderkennen van de structuren die tot patronen leiden en bouwen van nieuwe (ontwerpend).
De vraag is natuurlijk of we voldoende greep hebben op de structuren en processen die ertoe leiden dat mensen een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Hebben mensen zich van de arbeidsmarkt verwijderd? Of heeft de arbeidsmarkt zich juist verwijderd van de wat zwakkere zusters en broeders? Is dat een autonoom proces of heeft dat proces ook namen en gezichten die kunnen worden aangesproken? Is de arbeidsmarkt zo veranderd dat mensen er niet meer bij kunnen komen? Gaat het om opleiding? Taal? Gaat het om de context die kan worden geboden aan mensen die zichzelf niet goed redden kunnen omdat ze een structureel medisch probleem hebben? Kan een generieke benadering wel helpen? Heeft het zin om “iedereen” naar een vrijwilligersbeurs te sturen? Ik zie hier gemeenten die geen of onvoldoende tijd en middelen hebben om zich zo intensief met “hun” participanten te bemoeien dat het beoogde maatwerk kan ontstaan. Vrijwilligerswerk en tegenprestaties, taalcursussen. Prima middelen, maar is dat dan het nieuwe antwoord? Het participeren of juist niet wordt (nog) steeds als probleem van de overheid en de individuele uitkeringsgerechtigde gezien en niet van het lokale bedrijfsleven oid (en dat wordt misschien zelfs wel versterkt door het regelgevend en handhavend optreden van die overheid). Het is dan zaak om iets te ontwerpen dat anderen medeverantwoordelijk maakt voor wat er gebeurt. De overheid zou convenanten kunnen sluiten met andere overheden, het bedrijfsleven, de maatschappelijke instellingen in de gemeente, etc. Er zouden dan overlegstructuren kunnen ontstaan, waarin beleid (en het draagvlak ervoor) wordt getoetst (poldermodel).Ik zie ze nog niet of te weinig. De overheid gaat zichzelf dan anders zien en problemen ook anders definiëren. Gezag ontstaat mede door de mate waarin de overheid in deze structuren zowel voortgang bereikt als het zelfregulerend vermogen in die structuren weet te bevorderen en ruimte geeft. Als dat leidt tot een al te grote soepelheid in normstelling en handhaving (Fraude rond pgb’s bijvoorbeeld) komen de eerste twee gedaanten weer wat sterker terug, maar altijd anders dan voorheen. De politiek gekozen visie op bijstand en arbeidsmarkt en de wijze van omgaan met de problematiek daarin blijft (nog) leidend. Ik vrees dat we hier nog niet in voldoende mate zijn beland. De volgende stadia krijgen dan meer het karakter van theorie in een weerbarstige praktijk

4. Diversiteit in visies op probleem en aanpak naast elkaar (Reflectief)
Diversiteit in visies op het probleem en aanpak heeft altijd bestaan, (maar komt nu jammer genoeg nog nauwelijks tot uiting in het beleid). De in mijn ogen uiterst betreurenswaardige pogingen van Klaas Dijkhoff om meer druk te zetten op participatie door pittige structurele sancties te zetten op het onvermogen tot participatie (hij noemt het belonen van meedoen, maar er gaat een drastische structurele vermindering van het basis-bijstand-niveau aan vooraf) is gebaseerd op de gedachte dat sancties en “knijpen” werken om mensen in beweging te krijgen. Onderzoek in Engeland heeft aangetoond dat het tegendeel het geval is. Dat is één benadering. Daarin is “de hardwerkende Nederlander” de norm en politiek richtsnoer. Dat je daarmee mensen die onder de wet vallen wegzet als minderwaardige lieden waar we minder voor over hebben dan voorheen (en dat ze dat een flinke knauw in hun zelfvertrouwen en in maatschappelijke instituties bezorgt) nemen we dan op de koop toe. De oorspronkelijke intenties van de wet hadden meer oog voor wat iemand aan begeleiding nodig heeft om te kunnen participeren en gingen uit van juist bevordering van dat zelfvertrouwen en vertrouwen in de omgeving. In de derde plaats is het zo dat “de wereld” waarin de mensen die onder de participatiewet vallen, niet in de eerste plaats de wereld is van de bijstand-verstrekkende en sanctionerende overheid. Als deze mensen (als vrijwilliger) participeren doen ze dat vaak bij sportverenigingen, scholen, culturele instellingen en dergelijke. Daar worden deze mensen “als mens” gezien en ingezet. Daar mogen ze fouten maken zonder direct sancties te krijgen, daar wordt “geleerd”. Daar heerst kortom een totaal andere visie op wat er nodig is om lid te zijn van de samenleving en hoe je dat doet. Overheden hebben daar nauwelijks kontakt mee. De structuren die hiervoor onder 3. werden genoemd ontbreken grotendeels. Dat betekent dat die andere visies niet of nauwelijks een plaats krijgen in de beleidsontwikkeling. Een enorme gemiste kans.

5. Agenderen en definiëren van de gewenste toekomst (verbeeldend)
Dit is de gedaante van het Rijksbeleid op het gebied van de Ruimtelijke ordening bijvoorbeeld, maar op het gebied de gedecentraliseerd zorg zijn we zover nog niet, in tegendeel. De neergelegde visie dat gemeenten hun mensen beter kennen, dichter bij ze staan en dus beter zijn, leidt in de praktijk tot afstand nemen van de dagelijkse ontwikkeling van het beleid en uitvoering. Het bleek geen inspirerende visie, maar een redenering om de verantwoordelijkheid bij anderen te leggen. In de ruimtelijke ordening schept de regering een beeld van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur in de wetenschap dat diezelfde rijksoverheid slechts op een enkel zij het gezichtsbepalend onderdeel ervan direct opereert. Het zijn investeerders en lokale overheden die dat beeld invullen en mogelijk maken. De tijd dat de Rijksoverheid voornamelijk zelf en alleen handelt bij de Deltawerken, het ontstaan van Flevoland, de aanleg van de rijkswegen, etc. is voorbij. Maar wat gebeurt er nu in deze hoek van beleid en wereld? Waar is de erkenning van het belang van andere partijen, in die zin dat je niet verantwoordelijkheid afschuift, maar in je visie-ontwikkeling de samenwerking zoekt en faciliteert? Op Rijksniveau zie ik er weinig van. Op gemeentelijk niveau merken we al helemaal weinig van visie en belangstelling voor wat andere partijen dan de voormalige sociale dienst ervan vinden. Er ontstaat geen visie op het opener maken van de arbeidsmarkt. Ik merk nauwelijks visie op de mate waarin de overheid zelf bijdraagt aan het ontstaan van schulden (ze is er de grootste bron van en zeker als er inkomenssancties worden getroffen ontstaat vaak een kettingreactie). Ik merk niets van belangstelling voor de manier waarop mensen die weten dat ze “onderaan bungelen en niet zo’n sterk zelfbeeld hebben” kunnen worden geholpen om zich waardevol en van betekenis te voelen. Inkomenssancties zijn op dit punt bewezen contra-productief. Ik moet constateren dat we niet in staat zijn op dit vlak een “gewenste toekomst” te definiëren en inspirerend te maken.

6. Het scheppen van een klimaat voor “Co-creatie”(verbindend)
In de eerste fasen ziet de overheid zichzelf als “Bestuur” en de samenleving als “Bestuurde omgeving”, als lijdend voorwerp dus. In de laatste fasen ziet de overheid zichzelf als onderdeel van, maar ook als medeschepper van een maatschappelijke, natuurlijke en economische biotoop, waarin een ieder van nature zijn eigen rol heeft en van elkaar afhankelijk is. De overheid schept niet alleen condities voor het scheppende sterke of beschermt niet alleen het zwakke (als het milieu, de vluchteling, de laaggeletterde, de autist….), maar wil één van de verbindende krachten zijn in de biotoop waarin iedereen zijn eigen plek heeft. De overheid wordt naast incidentbestrijder, handhaver, structurenbouwer en agenderende partij ook waar nodig de moderator en verbinder in de maatschappelijke dialoog. Deze rol van schepper van het klimaat voor co-creatie zet alle voorgaande gedaanten, voorzover ze in tact blijven, in een ander licht. Hier zijn we nog lang niet….

En waar staan we dan nu?
We moeten aan één voorbeeld niet teveel gewicht hangen, maar wat ervaringen:
Ik zit in het bestuur van een culturele instelling waar 65 vrijwilligers werken waarvan 40 met een uitkering, een traject. Toen we onze beroepskrachten moesten ontslaan meldde ik dat dan ook bezorgd aan de gemeente: waarschijnlijk zou ons vermogen om complexe medische situaties aan te kunnen bijvoorbeeld afnemen en zouden vrijwilligers zonder begeleiding komen te zitten. De reactie was weinig meer dan nul. Kennelijk ontbrak zowel bij het bestuur als bij de ambtelijke medewerkers het benul dat hier iets ingrijpends speelde. Een bezorgd signaal uit een relevante omgeving werd niet opgepakt en naar waarde geschat. De overheid was bezig met uitkeringen, sancties en de eigen tekorten. We werden verwezen naar een instelling die we in de begeleiding nog nooit hadden ontmoet en ook nog steeds geen rol speelt in de begeleiding. De gemeentelijke verantwoordelijkheid werd niet gezien of opgepakt. Dit is gedrag van gestalt 1 en 2.
Een paar maanden later kreeg een van onze vrijwilligers een aanzegging tot mogelijke sanctie omdat hij bij ons werkte en niet naar een vrijwilligersbeurs was gegaan. Ik heb me ermee bemoeid, met als gevolg dat ik werd “gehoord” en af en toe bijna op het randje werd “verhoord”. Mijn verzoek om geen sanctie op te leggen (vanwege o.a. het negatieve effect op die andere 40 vrijwilligers met een uitkering en op hun vertrouwen in een absurd sanctionerende overheid)) werd uiteindelijk vertaald in een iets mildere dan mogelijk, maar toch, een inkomenssanctie. Is hier sprake van een overheid die inziet dat ze in een complex veld opereert en samen met anderen die hun verantwoordelijkheid nemen een klimaat moet scheppen voor participatie? Nee. Uiteindelijk ging de inkomenssanctie na formeel bezwaar van tafel, maar we hebben als bestuur nooit het idee gekregen dat de gemeente de instellingen die feitelijk het deel van het takenpakket “participatiebevordering” uitvoeren als gesprekspartner is gaan zien. Het is een veld dat bovendien niet die taak heeft. Men is er voor de sport, de muziek, de leerlingen en men doet dit er “gratis” en met liefde bij. Ziet de gemeente dat? Erkent men dat? Geeft men dat een plaats in beleid? Of is de gemeente nog zo geoccupeerd door die oude taken, die oude rollen of gestalten uit de eerste twee fasen dat dit alles buiten het referentiekader valt? Ik vermoed dat dit laatste het geval is. Maar dan is de doelstelling om dit soort beleid op een meer volwassen niveau en meer volwassen visie en rolbesef uit te voeren vooralsnog nog lang niet gelukt. Ik wens alle partijen toe dat het kabinet wegen vindt om gemeenten te ondersteunen als ze de ladder verder willen opklimmen en meer volwassen en relevant voor hun omgeving als partner gaan opereren. Ik hou nu vooralsnog mijn hart vast gezien de respons die ik heb zien ontstaan.

Toch leuke opgave voor Rutte 3

Mentale modellen en dialoog

Mentale modellen

Heb je je ooit wel eens afgevraagd waarom het woord “gedachte” is afgeleid van de voltooid verleden tijd “gedacht” en niet iets actiefs bevat als denksel of denking ? Waarschijnlijk hebben we al vroeg ontdekt dat denken meestal neerkomt op het herhalen wat we al eerder hebben bedacht en met enig succes is toegepast. Als we denken gebeurt er vrijwel nooit iets origineels. Het is als zoeken op Google in ons geheugen. Als we “aan het denken” worden gezet gebeurt dat meestal op een externe impuls, die ons dwingt om niet de zoekmachine maar de denkmachine te gebruiken. Dat kan een goed gesprek zijn met een ander, een goed boek, I Tjing of wat dan ook, dat ons denken dwingt om buiten de gebaande paden te gaan. Wie in zijn zoekmachine blijft hangen maakt geen persoonlijke groei (meer) door en is een bron van konflikt in zijn organisatie.

Een dialoog kan alleen tot iets nieuws en iets succesvols  leiden als we buiten die gebaande paden komen en meer willen dan alleen resultaten  van de zoekmachine. Het is dan ook goed om die gebaande paden te kennen en om ze uit te dagen door de gebaande paden van anderen serieus als uitnodiging te zien om onze denkmachine te verrijken. De gebaande paden van ons denken hebben veel te maken met “mentale modellen”: door leren en ervaring opgebouwde en geverifieerde opvattingen over onszelf, de anderen en over “wat en hoe te doen”.  Bij de meeste mensen zijn die mentale modellen consistente gehelen die ook de manier bepalen waarop ze naar de werkelijkheid kijken. Wat ervan afwijkt in de realiteit wordt als uitzondering beschouwd of zelfs over het hoofd gezien.  Lees verder