Ik probeer een lezing voor te bereiden. Over de boeken die zijn geschreven met de Goldbergvariaties van Bach als inspiratiebron. En over de variaties zelf. Boeken die vaak trouwens sterk autobiografisch blijken. Ik lees de boeken en luister de muziek. Er ontstaan langzaam twee blokken met aantekeningen die willekeurig door elkaar heen staan. . Een blok van de lezing, feiten, citaten. En ander blok is een soort kaleidoscoop van wat er achter de ratio plaatsvindt. Niet helemaal zonder ratio, maar toch heel anders.
Drie van die boeken gaan over het leven met een gemis. Een van de vier, (er is ook een dichtbundel die ik nog niet heb), Bert Natter’s Goldberg, doet een poging om in het hoofd, het hart en de ziel te kruipen van de man wiens naam aan de variaties verbonden is. Anna Enquist verloor haar dochter en studeerde de variaties in. Philip Kennicott verloor zijn moeder en studeerde de variaties in. Er is een Janine Hoekstein die met de variaties verwerkt dat er geen danscarrière komt. Kennelijk maakt de combinatie van muziek horen en gaan spelen, de combinatie van alles wat er gebeurt als je met hoofd, hart en handen muziek instudeert, dat er andere verbindingen in je hersenen ontstaan die ook iets betekenen voor het leven met het gemis.
Ik zet weer een willekeurige versie op. Glenn Gould nu, niet uit 1955, maar de latere, met stereo en Dolby en zo. Probeer weer door te dringen in wat er gebeurt. De structuur begrijpen, de sfeer te ademen en de drietallen, het ongrijpbare te grijpen. en pak mijn aantekeningen. Lees ondertussen de aantekeningen die er al staan en soms bijna volledig onbegrijpelijk zijn. Ze staan overal tussendoor. Hier, zonder uitleg, een beetje geordend slechts, wat ik in de afgelopen weken opschreef:
Schoonheid troost niet meneer Kayser. Schoonheid overrompelt, je voelt je nietig Schoonheid knaagt aan de rand van je bewustzijn als een diep ervaren gemis; om iets dat je kende of kon, of waarvan je deel van uitmaakte, en waar je nu niet meer bij kan komen. Vasalis: ‘Niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn’ Schoonheid maakt dat je je naakt voelt, kwetsbaar en onmachtig Schoonheid is in het moment. Ik heb bittere tranen geweend om iets dat een week later betekenisloos leek en onherkenbaar.
Ratio, mijn schild. Ratio, mijn beschermer tegen mijn angsten, mijn impulsen, mijn op de loop gaan van mijn fantasie. Ratio, de plaatsgever. Die je de stoel wijst waarin je beter en kritischer kunt kijken naar dat wat je bang maakt, verdriet brengt, verontrust. Ratio, help je tegen schoonheid? Helpt het om te begrijpen wat een “Canon” is en wat de verbanden zijn tussen de 10 Canons in de variaties? Help je tegen de ademnood die optreedt bij het luisteren? Ratio, is schoonheid te definiëren, te ontleden, te bewijzen?
Wat is dan troost, waartoe dient het? Troost glipt uit mijn vingers, dit is een denkvraag. Het leven schotelt me zoveel voor dat anders is dan ik. Dan ik wil en droom, dan ik kan en droom te kunnen. Maar leven is juist dat. Troost? Het begin van leren samen te vallen met wat er is? Samen te vallen met wat me ergert en kwetst? Samen te vallen met mijn onmacht om daarin iets van betekenis te betekenen? Dan valt troost samen met die kwetsbaarheid. Dan zijn troost en dat waarvoor of waartegen je getroost wilt worden verbonden punten op de spiraal die “leren leven” heet. Een spiraal die “eenheid” heet? Is het dan juist het kunnen/willen/durven ervaren van kwetsbaarheid, van ontoereikendheid, van gemis, van onvervulbare passies en waarschijnlijke betekenisloosheid uiteindelijk van je leven… die troost biedt?
Een lezing houden over Bach. Een doel. De volmaakte vorm van iets willen dat niet kan. De inspiratie van Bach begrijpen, zijn kracht, het overbrengen van de inspiratie die dat oproept bij die schrijvers. Doelen zijn belachelijk. Ook het overbrengen van de kans om van de schoonheid van muziek en literatuur te genieten. Kan ik dat?
Ik lees wat ik nu heb geschreven en het riekt verdorie naar religie…. Is er troost, of rust, of een ‘dichter bij de volmaaktheid’ of een ‘dichter bij het weten van de eenheid’ te vinden als je troost zoekt in schoonheid, in dat wat je niet begrijpt, kwetsbaar maakt en beangstigt? En hoe dicht ligt dat quasi-religieuze zoeken tegen aan het volgen van een groot leider? Of tegen het bewonderen van een genie als Bach?
Weet ik wel wat ik doe? Is dit niet mijn lezing… in plaats van het ontrafelen van mythes over slapeloze vorsten en ’s nachts spelende leerlingen? Over Bachs discipline en leven met de dood? En de inspiratie die dat kennelijk aan de schrijvers bood?
Alleen de eerste drie regels. Uren achter elkaar, soms met een paar minuten ertussen. Ik wist niet meer wie het zong, ik zag wel een grote zaal. Een associatie met het songfestival. Ik had het denk ik meer dan 40 jaar niet meer bewust gehoord. En eigenlijk vond ik het toen ook al niet lelijk, maar ook niet bijzonder. Zo’n “ongevraagde voortdurende herhaling van een flard muziek” noem ik een “Oorwurm”. Wat gebeurt er dan in Vredesnaam? Waar komt het vandaan? Ik weet dat ik er melig van word. Ik kan het nauwelijks beïnvloeden, soms lukt het door een andere oorwurm te zoeken en die te gaan zingen. Soms door melige grappen te bedenken. Door La vie sans toi, bijvoorbeeld om te zetten naar La vie sans toît: het daklozenbestaan.
Muziek of hersentje?
Als ik mijn collectie oorwurmen bekijk hebben ze maar één ding gemeen. Ze zijn betrekkelijk simpel. Er zit klassieke muziek en jazz tussen, maar dan ook alleen makkelijke flarden. Wil muziek als oorwurm tot leven komen mag het geen virtuoos of vernieuwend hoogstandje wezen. En toch. Kinderliedjes zitten er bij mij niet bij. Geen kleuterdreunen al zijn die ook simpel (een kleuterdreun is een melodietje dat zich afspeelt binnen vijf noten naast elkaar. Een beroemde in de popmuziek is van Pink Floyd, Another Brick In The Wall met ook de zingende schoolklas.) Verder maakt het niets uit of ik het mooi vind of niet. Er zitten ertussen die ik vanaf de eerste keer dat ik ze hoorde verafschuw. En soms denk ik wel eens dat die in de meerderheid zijn. En het lastigst kwijt te raken. Sommige zijn erg hardnekkig. Het is in ieder geval bij mij wel zo, dat de muziek waar ik nu het meest naar luister geen oorwurmen oplevert. Daar is die muziek te complex voor kennelijk. Wat me ook opvalt is dat de muziek die ik, als hopeloze amateur, zelf vroeger via gitaar of piano heb ingestudeerd en dus stevig in het geheugen gegraveerd zou moeten staan, nauwelijks oorwurmen oplevert. Een enkele van Randy Newman misschien, maar verder..
Wat is er toch met het geheugen, dat sommige muziek zich er zo gemakkelijk nestelt, en zo scherp en makkelijk terugvindbaar. Zo, dat je na twee noten al weet wat het is en er hele contexten bij krijgt. Deze bijvoorbeeld (eentje die ik háát en ook soms meer dan 24 uur actief blijft als ie opduikt):
En wat maakt het nou, dat ie opduikt. Vicky bijvoorbeeld kwam volstrekt spontaan. Er was geen enkele aanleiding. Maar als ik voor een bijeenkomst met wat vrienden naar Thea in Noordwijk aan zee rijd, is het niet onlogisch als deze opduikt:
En ook dat is er weer een die nooit in een lijstje met favorieten zou komen. Geen hekel, maar O wat zou ik het niet erg vinden als ik het nooit meer hoorde. De autoradio helpt dan.
Oliver Sacks heeft in Musicofilia aandacht besteed aan veel connecties tussen muziek en het brein. Mensen verschillen nogal in de mate waarin ze last hebben van dit soort verschijnselen. Bij de een speelt muziek nou eenmaal een veel belangrijker rol dan bij de ander en dus sla je dan ook meer op. Maar waarom de zoekmachine zo willekeurig is, zo slecht beïnvloedbaar, kwam ik ook bij Sacks niet tegen. Het nu volgende exposé is dan ook van dezelfde willekeur…
Spontaan en infantiel OE IE
Ook dit is zo’n plakkerd. Op de een of andere manier is die gekoppeld aan “leuk”. Je krijgt hier alleen tekst, maar ik zie beestjes en kinderen. De oorwurm stopt bij mij direct na de eerste walla balla bing bang. Dit was geen kinderliedje uit mijn jeugd. het komt er wel aardig dichtbij, om een van mijn eerdere waarnemingen lichtjes te ontkrachten.
Of mijn vader
Mijn vader speelde altijd Bach op het harmonium. En we luisterden rond pasen meestal op de radio naar de Matthäuspassion. In een lesboekje vond hij Buss und Reu en hij leerde het mij spelen. Hij komt de laatste jaren met regelmaat, en tot genoegen, maar alleen de inleidende instrumentale maten, niet de aria zelf.
Of een baas waarmee ik overhoop lag.
The Lion never sleeps. Hij is er al als oorwurm zo lang als ik hem ken. Maar er was een periode dat een hogere legerleiding mij opzadelde met een baas die Wim heette en waarmee het steeds slechter ging boteren. Ik weet nog dat een collega me op de gang aansprak dat “A Wim Away” toch wel herkenbare associaties opriep en dat ik er een beetje bij moest nadenken wat ik zong op kantoor. Ik wist niet eens dat ik met die vervloekte oorwurm meezong.
Duistere Duitsers: Dam Dam
En met Duitse muziek heb ik al helemaal weinig. Mijn oudste Duitse oorwurm… Dankzij mijn primair op Engels gerichte vreemde-talenknobbel, hoorde ik altijd ‘Jongen, kom kaal terug’. De oorwurm is alleen het refrein
De tweede, is wat mij betreft veel korter en houdt na twee keer Dam Dam op. Aan dat marmer enzo kom ik nooit toe. het blijft bij Niet huilen als het regent
Volendam
George Baker en the Cats, BZN… Daar zit veel muziek bij die oorwurmpotentie heeft. Una Paloma Blanca bijvoorbeeld, of ‘Mon Amour Tu Est Ma Rose’, maar het hardnekkigst is de “Eenwegwind”. Het is volgens mij een niet bestaand Engels woord dat zelfs in het Volendamse paling-Engels niet eerder voorkwam. Een vondst… Een Antil, waar de wind vrijwel altijd uit dezelfde hoek waait, leidt tot scheefgroeiende bomen. Staan er ook in Zeeland wat van.. En als die wind een keer in mijn kop uit die hoek waait….
Verlos me
Twee maanden geleden werd ik wakker met in mijn kop de volgende tekstregel: “I’m caught in a trap, I can’t get out. Because I love you too much baby”. Eerst alleen tekst. Toen melodie, na tien minuten wist ik het pas: Elvis. Ook 40 jaar niet meer gehoord. Muurvast en gedetailleerd in het geheugen. Maar hij kwam zelf ook niet uit de val.
Maar een tijdje, weken, later klonk het bij het opstaan (tot laat in de avond) “I see my light come shinin’, from the West down to the East. Any day now, any way now, I shall be released”. Nou die verlossing liet dus meer dan 12 uur op zich wachten. En maar roepen, any way now….. no way man
En als de gasten binnen komen…
Nog een oorwurm met aanleiding? En eentje die me dierbaarder is dan veel anderen? Deze behoeft verder geen kommentaar dan…
(En oja, als het gezellig was, en als ze weer weg zijn en ik eigenlijk een beetje te veel, je weet wel, ben om zin te hebben in opruimen):
Enge Engelsen: Blond(ie)
Ik heb niks tegen blond, in tegendeel. Maar er zijn er…. En deze mevrouw, Debbie met haar bandje, drijft me met enige regelmaat bijna tot een soort doffe wanhoop, Een soort hologige staat met beslagen tong en hangende schouders. Ligt aan mij. Vanaf dag één …. en ik bespaar jullie andere erg enge Engelsen, zoals You’ve Got This Strange Effect On Me, (Nee, welk effect wil je niet weten) of “Our House Is In The Middle Of Our Street” (en staat dan ook danig het verkeer in de weg). En nog zo het een en ander aan sticky Brits, die me erg down stemmende oorwurmen kunnen opleveren.
Blues die me blij maakt
Laat ik blij afsluiten. Een van de eerste klassieke stukken waarvoor ik diep boog en altijd bij me is gebleven. Diverse flarden eruit. Sommige orkestraal, andere piano, telkens maar een paar maten. Maar die mag van mij zomaar twee dagen in het oor blijven. De naar Amerika geëmigreerde Baltische Jood Gershwin…
In september 1963 vertrok ik naar Amsterdam. 17 was ik, kersverse student wis- en natuurkunde. Ik werd kaalgeschoren en ontgroend. Tijdens de ontgroening werd veel door ons, kaalkoppen, gezongen. Dat gebeurde onder leiding van ene Willem van Kooten die later Joost den Draaijer zou gaan heten en onder begeleiding van ene Bernard Winsemius, broer van de latere minister en zelf koordirigent, later.. We zongen van alles. Stukken van Wagner, traditionele studentenliederen als Io Vivat, maar ook deze: een tophit….
Mijn kamer aan de Scheldestraat was gemeubileerd. Er hoefde dus niet verhuisd te worden. Een paar keer met een koffer met beddengoed en kleren. Een keer apart met het bandrecordertje en ik was over. Er was geen muziek de eerste maanden, behalve dat wat ik eerder had opgenomen. Ik raakte bevriend met Wim, die gitaar speelde en het mij een beetje leerde. Ging op de sociëteit achter de bar werken en op de feesten daar klonk de muziek die ook mijn eindexamenfeesten had opgevrolijkt. Er kwam de eerste maanden niets nieuws bij. Dat begon een beetje te komen in 1964.
1964
Het leek wel het jaar van the Beatles. Ze scoorden een hele rij hits dat jaar. Bijvoorbeeld, I Want To Hold Your Hand, A Hard Days Night, She Loves You, Love Me Do, Please Please Me, Twist And Shout, Can’t Buy Me Love…. allemaal 1964. Het werd gedraaid op feestjes op de sociëteit, Wim speelde ze op zijn gitaar en gaf me een bandje waar ze opstonden. Ik kocht een gitaar van helemaal 25 gulden en leerde ze ook. Niet dat ik er echt weg van was, maar het was tenminste muzikale voeding. Deze leerde ik het eerste mee spelen met akkoorden op die rammelende lesgitaar.
Roy Orbison had twee hits dat jaar, Petty Woman en It’s Over. The Beach Boys Got Around, Barbara Streisand zong People, The Supremes hadden last van Baby Love, allemaal zonder dat ik het merkte. Dat duurde nog een tijdje. Op de Drifters met Under The Boardwalk werd wel gedanst…..
Er was een nummer waar ik als beginnend gitarist behoorlijk de tanden in moest zetten, vanwege het nogal afwijkende akkoordenpatroon, we deden het op het gehoor, geen bladmuziek of iets van dien aard. Wim leerde het me uiteindelijk. Het was een grote hit en we vonden het allebei inspirerend. The Animals met The House Of The Rising Sun.
In augustus werd ik door een niet oplettend heer van mijn brommer gereden en belandde ik met een scheurtje in mijn schedel 6 weken in het ziekenhuis. Toen ik de draad weer wilde oppakken in Amsterdam ging het mis. Ik kreeg hoofdpijn van college lopen en kon me niet concentreren. Al eerder had zich de vraag voorgedaan of ik wel echt talent had voor wis- en natuurkunde want er waren onderdelen waar ik erg veel moeite mee had. Er was maar een zekerheid toen, na het ongeluk: Nee dat talent had ik niet. Op de vraag ‘wat wel’ had ik toen geen begin van een antwoord. Op dat moment hadden The Stones een hit met de voor mij erg toepasselijke titel It’s All Over Now
1965
Als lid van een studentenvereniging krijg je altijd wel ergens hulp vandaan als men in de gaten krijgt dat er iets aan de hand is. Via dispuutsgenoten kreeg ik allerlei voorlichting en boeiende literatuur en raakte zo al snel in de ban van sociologie. Daar kreeg ik ook geen hoofdpijn van. In februari mocht ik van de VU overstappen en in maart begon de inhaalrace om in de resterende vijf maanden van dat jaar mijn propedeuse te halen. Wat ook lukte. Intussen vonden mijn ouders het maar een rare sprong in het duister. Hiermee kon je niet zomaar wiskundeleraar worden of zo. Rond de overstap was er een toepasselijke hit: Cast Your Fate To The Wind. Op zich niet bijzonder, maar die titel….
In september zou ik vanwege geldgebrek mijn lidmaatschap van de studentenvereniging opzeggen. In de tussentijd hebben we op feesten toch wel redelijk stompzinnig (voor de toekomstige intelligentsia) een hit staan meeblèren waar ook nog een Nederlandse persiflage van bestond als ik het me goed herinner: Wooly Bully van Sam the Sham
En daar waren ook plotseling the Stones met hun wereldhit, eveneens graag gehoord op feesten:
Intussen waren er ook ineens Sonny en Cher met I Got You Babe, was ineens Tom Jones niet meer Unusual en hadden the Fortunes zo hun eigen Troubles. En weer was er een hit van Dylan door anderen, nu niet Peter, Paul and Mary, maar the Byrds met Mr Tambourine Man. Maar met Like A Rolling Stone scoorde hij nu zelf ook
Deze opname is van het beroemde concert in Newcastle waar hij zou worden uitgejouwd vanwege zijn electrische gitaar en de electrische begeleiding door wat later The Band werd.
1966
Ik schat wel eens in dat bij ons de “roerige 60er jaren” begonnen eind 1965, begin 1966. In de VS was er al wat langer van alles aan het broeien. Kennedy, de president van de hoop voor velen, was in 1963 vermoord. In 1963 was er de mars naar Washington met de beroemde speech van Martin Luther King en waren er al eerder rassenrellen (63/64) en grote onlusten op de universiteit in New York met de Free Speech Movement. Wij hadden de krakers bij “Het Huwelijk” en Hans van Mierlo bouwde met zijn vrienden D’66, toen nog met de apostrof in de naam. De voor mij eerste “hippie-muziek” kwam van the Mamas and the Papas met in dat jaar California Dreamin’ en Monday Monday
Frank Sinatra bleek opeens een dochter te hebben die ondanks dat haar Boots Were Made For Walking, niet in zijn voetsporen kon raken. Percy Sledge verbaasde zich over wat er allemaal kon gebeuren When A Man Loves A Woman en ik ontdekte Simon en Garfunkel, met Homeward Bound en The Sound Of Silence. Maar, het gemoed was toen wat verward door wat anders, sinds 1965 had ik wat met het meisje dat ik op mijn 14e al op het oog had en met wie ik nu nog steeds mijn leven deel. Er waren twee hits die dat voor mij sterker uitbeeldden dan andere: His Bobness met I Want You en waarschijnlijk het mooiste dat the Beach Boys ooit hebben geproduceerd: God Only Knows
Maar in dat jaar gebeurde het ook dat ik voor het eerst ontroerd raakte door Bach, de componist die mijn jeugd had geteisterd. Gewoon door een studiegenoot die klassieke gitaar speelde. Prachtig
1967
Er was Jefferson Airplane met Somebody To Love en plotseling ook Stevie Wonder met I was Made For Loving Her. Maar vooral Aretha Franklin met Respect
I had a blue-eyed girl, maar Van Morrison zijn Brown Eyed Girl
Procol Harum bevestigde mijn herontdekking van Bach
Maar mijn studievriend Jelle, met een pick-up op zijn kamer en een goeie geluidsinstallatie besmette me met zijn liefde voor Mozart. Hij had er een hele rij LP’s van, maar het Requiem blies me om toen. Een fragment, maar wel een van de mooiste….
1968
In dat jaar begon er van alles te broeien in mijn studie-omgeving, maar kreeg ik daar ook steeds minder van mee. Ik was nog een keer met Jelle mee geweest naar een vergadering van de studentenvakbond, maar ik moest stage lopen en aan een scriptie beginnen. Ik liep nauwelijks nog college en wandelde een andere wereld in. Ik kreeg een keer een lift van een organisatie-adviseur die over zijn werk vertelde en een week later liep ik binnen bij zijn Bosboom en Hegener om te vragen of ik daar mijn stage kon doen. En dat kon. Vanaf dat moment beschreef Otis Redding het beste mijn verhouding tot de roerige werkelijkheid die op het punt stond zich te ontvouwen: Sitting On The Dock Of The Bay, watching the tide
Wie naar San Francisco wou, moest bloemen in zijn haar dragen. We zaten nu echt in de tijd van de hippies en van Bram uit de commune met de verkeerde ketting.
Ik begon the Beatles nu steeds meer te appreciëren. Hey Jude bijvoorbeeld
Steppenwolf probeerde te bewijzen dat hij Born To Be Wild was en Mary Hopkin moest niets van de moderne dingen hebben met Those Were The Days, maar mij overkwam iets anders. Ik mocht meedraaien in een groot project ter vernieuwing van de PTT die toen veel te veel in zichzelf gekeerd was en niet van klanten uitging. Meestal deden we het werk in Amsterdam, maar soms gingen we naar den Haag en dan reed ik mee met mijn stagebegeleider. En die was gek op Miles Davis. Ik was samen met hem soms helemaal stil als hij Kind Of Blue draaide in de auto en dan vooral Blue in Green. Na L’Ascenseur pour L’Échafaud op mijn 14e nu bijna 10 jaar later…
1969
Wat er broeide kwam eind 1968/begin 1969 naar buiten. Parijs, Brussel, het Maagdenhuis: Studentenopstanden. Er ontstonden in de sociologiefaculteit heftige discussies met de hoogleraren over wie het curriculum en de studielast mocht sturen, de professor of de student. Ik was intussen bezig te ontdekken dat je met al die theorie, met de vraag of het de Frankfurter Schule moest worden of niet, in de grote boze buitenwereld niet zo erg opschiet en te ontdekken dat een door academici gedisciplineerd gezond verstand meer opleverde. Ik vond mijn medestudenten belachelijk arrogante betwetertjes die opstandige tijdgenoten nawauwelden. De gecombineerde disciplinering van hoogleraren, consultants en trainers die ik toen meemaakte vond ik erg louterend
In de muziek werd het nu ook spannend. We kwamen nu plotseling in het Aquarius-tijdperk.
Maar ook was er plotseling Neil Diamond met Sweet Caroline en bekende Johnny Cash dat hij eigenlijk Sue heette. Dylan had de hit Lay Lady Lay, maar er was vooral Woodstock die zomer. Het meeste kreeg ik pas in de loop van de maanden erna tot ver in 1970 mee. Maar Ik was als bekommerde pacifist erg blij met de pro-peace en anti-war-stroom die er was. Bijvoorbeeld Country Joe & The Fish
Maar ook natuurlijk Joe Cocker, Joan Baez en the Band. Joan’s echtgenoot zat in de gevangenis wegens dienstweigering en Joan zong daar ook over, over iemand die in de bak zit omdat hij weigert te doden. Maar any day now, any way now, we shall be released…
1970
Dankzij de stagevergoedingen en daarna, met 7 maanden verlenging het salaris van Boisboom en Hegener en ook het salaris van Els kwam er wat lucht en kochten we spullen en muziek. The Bridge Over Troubled Water was een van de eerste LP’s die we samen kochten
Maar sterker nog, op 25 maart trouwden we. Op dat moment had Elsje de Wijn een hit die mijn collega-consultants plagend voor me zongen toen ik zei dat ik zou gaan trouwen: dat zou mijn lot worden in een huwelijk:
Vriendin Melanie had Lay Down met the Edwin Hawkin Singers, ook leuk, bij Willem O Duijs…
Nederland had een wereldhit met Venus van Shocking Blue, The Creedence Clearwater Revival vroeg zich af wie The Rain Wou Stoppen, Santana bekende dat hij Evil Ways had, Joe Cocker had The Letter en ik probeerde langzaam te wennen aan een groepje mannen waar ik nu nog met enige regelmaat naar luister Crosby, Stills, Nash & Young. Op Woodstock was Neil Young zo stoned als een garnaal maar in 1970- hadden ze een hit met Woodstock, zonder Neil dan….
1971
Eind februari 1971 slaagde ik voor het doctoraal examen. Ik had twee scripties geschreven, een over het effect van trainingen en een over de vraag wat voor vaardigheden het LBO en MBO vooral zijn leerlingen zou moeten bijbrengen. Achteraf veranderde de muziek in dat jaar weer. Er was plotseling die lieve jongen van John Denver, veel op radio en tv, en ja ik vond Country Roads leuk
Ike en Tina Turner hadden Proud Mary, en ja de verslaafde Janis Joplin zong over Me And My Bobby McGee. Maar als je nou kijkt naar de twee grote hits uit de maand rond afstuderen en mijn eerste baan die eind april zou starten in Enschede, valt iets op, schlagers en ook de terugkeer van (?) infantiele liedjes: Du van Peter Maffay bijvoorbeeld, en dit brrrr: Middle Of The Road met Chirpy, Chirpy, Cheep, Cheep
Geen wonder dat ik langzaam naar vooral klassieke muziek begon te schuiven, mede door Els die daarvan meer had en hield dan ik toen. Via Beethoven en zo, naar Fantasia Para Un Gentilhombre bijvoorbeeld. Het werd immers tijd om in te burgeren en een heer van stand te worden? Dan mag er ook wel een wat langer filmpje.