Het boek van de herinnering

“Als de vader sterft, schrijft hij, wordt de zoon zijn eigen vader. Hij kijkt naar zijn eigen zoon en ziet zichzelf in het gezicht van de jongen. Hij stelt zich voor wat die jongen ziet als die hem aankijkt, en ziet zichzelf zijn eigen vader worden. Hij kan het niet goed uitleggen, maar dat raakt hem. Het is niet zozeer het zien van de jongen dat hem raakt, of zelfs de gedachte dat hij ‘in zijn vader staat’, maar wat hij in het gezicht van de jongen ziet van zijn eigen verdwenen verleden, het is nostalgie naar zijn eigen verleden dat hij voelt, misschien, bij een herinnering van hem als jongen met zijn vader.
En, ook niet goed uit te leggen, hij trilt in dat moment van zowel vreugde als verdriet, als dat tenminste mogelijk is, alsof hij tegelijkertijd zowel vooruit als achteruit gaat, naar de toekomst en het verleden. En er zijn momenten, ze zijn er zelfs vaak, dat dit gevoel zo sterk is dat het lijkt of zijn leven zich niet meer in het heden afspeelt”.
En
“Geheugen: de ruimte waarin dingen voor de tweede keer gebeuren”.

Deze twee citaten komen uit “The Invention Of Solitude” (In de Nederlandse vertaling heet het het spinsel van de eenzaamheid, maar ik lees het in het Engels en deze snelle vertaling is van mij) van Paul Auster. Hij schreef dit vlak na het overlijden van zijn vader. Twee deeltjes, in deel 1 gaat hij op zoek naar zijn vader, wie en hoe was hij, in deel 2, The book of Memory -en uit dit deel stammen de citaten- naar zichzelf als zoon en vader. Ik lees het boek nu voor de tweede keer. De eerste keer rond 1988 of zo, mijn vader leefde toen nog, al wel erg ziek. En nu de tweede keer herinner ik me dat ik deze zinnen las. En ze intrigerend vond. Ook met het beeld voor ogen dat de oude Hero (dat ben ik nu, ook mijn zoon heet Hero, drie Hero’s na elkaar) niet lang meer zou leven. En eraan moest denken toen mijn vader overleed. En zocht naar houvast, parallellen of wat er anders voelde en waarom. En de verschillen begonnen bij het tweede citaatje: Herinneringen: de ruimte waar dingen voor de tweede keer gebeuren. En de overeenkomsten nu: door de kwadratuur van het twee keer lezen, een keer voor en een keer na mijn vaders dood, door het tegelijkertijd plaatsvinden van verleden en toekomst in het heden, ontstaat een “nu” dat zover wordt opgerekt dat het de normale betekenis van “nu” niet meer dekt.

Ik ben al zo vaak door mijn geheugen voor de gek gehouden, dat ik vermoed dat herinneringen reconstructies zijn van gebeurtenissen of belevingen daarvan, die zo selectief worden opgeslagen dat ze passen in het bestaande denkraam, of, als ze te afwijkend zijn, in een vorm waarmee je ermee uit de voeten kunt, daarbij eerdere herinneringen enigszins herschrijvend zodat het weer een passend geheel wordt. Een ding gebeurt dus geen tweede keer in het geheugen. Dat denk je maar Paul. Maar verder…

Ik meen me een gevoel te herinneren dat kan worden betiteld als “plotseling de oudste generatie van de familie zijn, een vorm van dakloosheid, geen thuis meer vinden, maar geven, thuis ‘zijn’ voor je kinderen”. En wat ik er spannend aan vond was, meen ik nu, een vreemd besef van verantwoordelijkheid, zonder terug te kunnen vallen op dat oude thuis, dat vervluchtigde, geen basis meer was en ook geen excuus. en dat begon inderdaad al bij het moment dat de kanker werd opgespoord waaraan hij uiteindelijk zou overlijden, ook al leefde mijn moeder toen nog in haar weerloosheid. En toch was het ‘besef’ ervan plotseling veel sterker toen hij er niet meer was.

Dat vader/zoon-beeld is natuurlijk ook een frame, een gekleurde bril waardoor je naar Je leven kijkt en aanneemt dat de wereld de kleur heeft die jij ziet. Het verraderlijke aan dat beeld is dat een kind normaal gesproken één vader heeft, dat is dus ‘terug’ maar één referentiepunt. Maar ik heb drie kinderen. En ja, de trits van drie Hero’s op een rij maakt het verleidelijk om de projecties die Auster beschrijft over te nemen, mijn eigen gezicht gespiegeld te zien in alleen die naamgenoot, maar het klopt niet. De band die ik heb met mijn kinderen is per kind sterk verschillend. Ik zie in die drie gezichten ook verschillende stukken verloren gegaan eigen verleden, ik heb in die drie kinderen ook niet dezelfde toekomstbeelden uit mijn eigen ambitieuze verleden geprojecteerd. En toch…. dat ‘drie-generatie-denkraam’…. het borrelde op in mijn bewustzijn toen ik vader werd en mijn ouders zag stoethaspelen met hun emoties, en toen ik 21 jaar geleden voor het eerst opa werd en mijn emoties niet begreep, ook omdat ze veel sterker waren dan ik verwachtte… En mijn ouders in mijn herinnering weer zag stoethaspelen. En zelf ongetwijfeld ook… En langzaam leerde dat liefde in zo’n drie-generatie-context veel verschillende gezichten kent, waaronder de sterkste verschillen, dat de liefde van een kind voor zijn/haar ouders heel anders is, dan die van een ouder voor zijn/haar kind en weer anders is dan voor een kleinkind. En dat dit alles ook weer sterk veranderlijk is door de tijd, maar toch, de verschillen zijn generatiegewijs essentieel.

Tijdsbesef….Wat is “nu”….. ik zie mezelf nog tijdens een training, een keer in een groepskennismaking uitleggen dat met het krijgen van een kleinkind, mijn leven zo’n twee eeuwen beslaat. Mijn opa, geboren in 1889, heeft me veel geleerd, ik sta als het ware op zijn schouders, en hij liet me via mijn moeder wat geld na, dat ik met respect voor hem en hoe hij vocht voor een goed bestaan beheer…. en mijn kleinkinderen zullen, mits klimaat en menselijke agressie het hen toestaan, wellicht het jaar 2100 levend halen. Ik moet mij zo gedragen dat ik bijdraag aan de mogelijkheid daartoe. En voor weer hun kinderen… Twee eeuwen, meer, in het/mijn ervaren hier en nu. Ik leef wel in het heden, Paul, maar het voelt tegelijk nietig en verantwoordelijk. Niet drie, maar vijf generaties ineens, me in the middle..

Maar toch, het beeld dat Paul Auster tekent… Gaat het niet vooral om besef van je eigen sterfelijkheid? Misschien ook geprojecteerd in de ogen van je kinderen? De kanker bracht de oude Hero terug van een vent van bijna 80 kilo naar een kwijnende 39 kilo. Hoe vaak zag ik mezelf niet in dat steeds meer invallende gezicht? Hoe vaak zag ik mijn eigen invallende gezicht niet in die herinnering toen ik dezelfde kanker bleek te hebben? Hoe vaak zag ik toen in mijn fantasie niet mijn kinderen met dezelfde meelevende en angstige ogen als ik toen naar mijn toekomst kijken? Dat drie-generatie-frame werkt… In ieder geval emotioneel.

maar of al die herinneringen ook kloppen….

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *