We herdenken nogal wat tijdens deze crisis, 75 jaar dodenherdenking, 75 jaar Bevrijdingsdag, in Enschede 20 jaar vuurwerkramp en ik zag nu Aboutaleb een krans leggen rond de herdenking van het bombardement op Rotterdam dat leidde tot de overgave aan de Duitsers, 80 jaar geleden. 14 mei 1940. Al deze herdenkingen sober, zonder publiek, als een soort extra pijnlijke laag.
Vandaag stonden de verhalen in het AD van vier Rotterdammers die als kind iets hadden meegekregen. Een ervan was mijn nicht Minka, ze was toen 3. Je leest verwarring en angst in die verhaaltjes, verhaaltjes waarin een flard beschreven wordt. Een flard door kinderogen. Maar een flard die bijblijft.
Ik schreef al eerder over mijn tweedehandse oorlogsherinneringen. Als kind van na de oorlog, babyboomer heet dat nu, heb ik alleen de verhalen van de volwassenen, en van de beelden van de interacties die daarbij hoorden. Ik noemde dat eerder losse eindjes, omdat er veel en veel meer niet werd gezegd dan wel. En dat over de pijnlijke blikken, het wegkijken, al helemaal niet kon worden gesproken.
Mijn ouders en grootouders woonden in Rotterdam in 1940 in huizen die niet zijn geraakt door het bombardement. Mijn ouders waren toen nog niet getrouwd. Dat bombardement kwam een keer ter sprake naar aanleiding van een vraag van mijn zus over school. Mijn opa vertelde het feitelijke relaas. Hoeveel, waar, wanneer, wat er allemaal aan moois verwoest was. Oma vertelde over de doden en vermisten. Er waren er die ze kende. Mijn vader zweeg als altijd, als het over de oorlog ging. Mij moeder vertelde dat ze met mijn vader naar het dak waren geklommen en hadden staan kijken. “Dom natuurlijk, maar je kon niet stoppen met kijken, het geluid, de ontploffingen, de branden….het was op een bepaalde manier fascinerend en ook mooi”. Dat zal wel. Ik probeerde haar gezicht te lezen en daarop was niets te zien van de ernst en de afschuw die haar ouders hadden getoond. Er vertelde bij wijze van spreken een meisje van 13 over een stoer avontuur. Terwijl ze 26 was toen in 1940.
Opa en oma keken naar de grond. Mijn vader probeerde zijn gezicht in de plooi te houden maar ik kon zien dat hij er wat van vond, van dat verhaal, dat hij het liever niet had gehoord en er liever niet aan herinnerd had willen worden. Nel en ik vroegen door: “maar het moet afschuwelijk zijn geweest ook om te zien, dat je weet dat er zoveel kapot gaat, zoveel doden”. Het waren weer opa en oma die antwoordden. Die blik van de herinnering aan een avontuur bleef op mijn moeders gezicht. Ik begreep er niets van eigenlijk.
Later werd duidelijk, dat dit in een patroon paste bij mijn moeder, dat ze andere emoties kende dan anderen. En dat die verschillen onbespreekbaar waren geworden, zowel met haar ouders als met haar man. En ook wij als kinderen konden daar niet doorheen breken.
De afschuw in de ogen van mijn grootouders herinnerde ik me 20 jaar geleden weer, toen het rampgebied In Enschede na tijden omheind te zijn geweest weer openging. De eerste keer via de tv-beelden van het bezoek van Beatrix en Kok. Later in het echt. De schade in Rotterdam moet oneindig veel groter zijn geweest.
Voor mij schuiven de beelden van Overgavedag en Vuurwerkrampdag over elkaar heen.
ik voel een soort misselijkheid, die misschien wel in de ogen van de andere drie te lezen was geweest als ik nog beter had gekeken. En soort misselijkheid ook die ik voelde bij sommige stukken muziek die waren geselecteerd voor mijn 75 jaar bevrijding. Bij Penderecki (Hiroshima) en Shostakovich (Dresden) bijvoorbeeld….