1957-1963 Mijn HBS-jaren

My High-School Years zouden de Amerikanen zeggen. Ik was 11 toen ik naar de middelbare school ging. We hadden thuis geen tv, geen pick-up, wel een oude mono-radio. Pas toen ik 13 was kocht mijn zus een pick-up met ingebouwd mono-versterkertje. Veel muziek kreeg ik dus in het begin niet mee. En van wat ik wel meekreeg begreep ik in de meeste gevallen de portee niet. Niet alleen omdat het Engels maar mondjesmaat binnenkwam via school. (Nu krijgen kinderen van die leeftijd via hun computerspelletjes e.d. al veel meer Engels binnen dan wij in die tijd). Veel teksten in de popmuziek gingen over liefde en met 11 kan je nog niet erg meevoelen met gebroken harten en zo. Zoals deze. Dat ik fan kon worden van Elvis wist ik toen ook nog nauwelijks.



Wat ik meekreeg kwam niet via mijn ouders. Mijn vader was fanatiek geïnteresseerd in Bach cs en mijn moeder hield van romantische meezingers. Wat ik mee kreeg van populaire muziek kwam via mijn bijna 3 jaar oudere zus, van een van mijn vrienden die een oudere broer had en verhalen van mijn oudere klasgenoten. Wat ik echt hoorde kwam binnen via de arbeidsvitaminen die mijn moeder op had staan in de vakanties en als je ziek was. En via de radio van Wim, de oudere broer van mijn vriend Leo. Waar we na verloop van tijd steeds vaker op naar Radio Luxemburg luisterden. Dat ik nog zoveel weet van muziek uit die eerste paar HBS-jaren verbaast me dan ook wel enigszins.

Veel van wat ik in mijn eerste HBS-jaar hoorde was in de VS al eerder uitgebracht. De eerste 3 of 4 stammen uit 1956

1957
Het eerste dat ik me herinnerde was Pat Boone, met Loveletters In The Sand. Het zal de invloed van mijn moeder zijn geweest. In ieder geval heb ik hem toen wel mee-gegalmd.


Maar stap 2 kwam al snel. Elvis. Ik heb veel achteraf ingehaald. Ik weet niet of ik hem al in de eerste klas hoorde. Maar ik weet wel dat de stoere jongens op school het over Blue Suede Shoes hadden en het even duurde voor ik begreep waar dat op sloeg.

Het was niet de eerste hit van Elvis, (hij had bijvoorbeeld eerder dat jaar All Shook Up gehad en eerder ook al dat Heartbreak Hotel, Hounddog en Jailhouse Rock) maar wel de eerste rock&roll die ik bewust hoorde en ik was meteen verkocht. Voor ik aan mijn tweede held kom, eerst een hit waar ik elke keer als hij bijvoorbeeld via arbeidsvitaminen langskwam vrolijk van werd. Guy Mitchell met Singin’ The Blues

Ach, Fats Domino had Blue Berry Hill, Paul Anka had Diana, Chuck Berry Rock&Roll Music en er was een eerste spoor van Buddy Holly. Mijn tweede held. Hij zou niet lang bij ons blijven.

1958

Misschien nog wat nageaapt van de oudere knapen in mijn klas, er waren er die drie jaar ouder waren dan ik, begon ik naar meisjes te kijken op mijn 12e. En van sommige dames raakte ik nog in de war ook. Het zou nog een jaar duren voor de dromen konden worden omgezet in het aanspreken van de dames, die door de bank genomen ook allemaal ouder waren dan ik. Erg veel succes is er lang niet geweest. Maar the Everly Brothers leerden me dat ik alleen maar hoefde te dromen.

En zo werden deze broers mijn “derde helden”. Een aantal hits later zou ik een spreekbeurt over ze houden.

Helden: Ja de volgende hit van Elvis, heerlijk ook om mee te brullen: One Night With You


Of Held 2, Buddy Holly, zijn grootste hit. Peggy Sue

The Coasters hadden Yakatee Yak…. Zijn nooit helden geworden. Ik werd steeds meer Rock&Roll-fan. Zo kwam Chuck Berry binnen met Johnny B. Goode

En, hoe weet ik niet meer, ik ontdekte de recent overleden Little Richard


1959

In 1959 kwamen de hormonen echt. Ik raakte beïnvloed door de smaak van mijn zus en die mooie en in mijn ogen uiterst begeerlijke vriendinnen die ze af en toe mee naar huis bracht. De eerste vreemde eend in mijn R&R-bijt werd Paul Anka, maar het werd nog erger:

Ja, erger zei ik toch: Conny Francis

We gooien er nog één Elvis tegenaan. De laatste. Hij werd steeds zoeter, stroperiger, minder Rock&Roll. Bijna net zo zoet als Cliff Richard die in 1959 Livin’Doll had. Die kon ik totaal niet appreciëren, later met The Young Ones werd ie leuker. Deze van Elvis kwam uit 1958, uit een film, King Creole, die ik in 1959 heb gezien: Trouble

The Platters hadden Smoke Gets In Your Eyes. Ik rookte toen nog niet. Ik vond het heel aardig, maar nam de titel letterlijk. Er ontging me weer eens iets. Wat ik erg leuk vond was Personality van Lloyd Price

En ja, Held 2. Buddy Holly verdween van het toneel. Hij sneuvelde in een vliegtuigcrash. Zijn laatste hit heette, hoe profetisch, I Guess It Doesn’t Matter Anymore. Je ziet in deze clip, een bus, affiches met Ritchie Valens en The Big Bopper, waarover zo meer….

1960

Tja, Elvis werd te zoet, Buddy dood…. Langzaam wordt het toneel gevuld met nieuwe helden en heldinnen. Roy Orbison bijvoorbeeld

Of Ray Charles. Die had Georgia on his mind, toen, en dat bleef zo. Jaren later nog, kijk maar

Joe Jones, later nooit meer wat van gehoord, had You Talk Too Much, vond ik leuk. Brenda Lee, zal wel weer geïnspireerd zijn geweest door mijn zus, had I’m Sorry. Het kwam rond die tijd op om in songs sommige coupletten niet te zingen, maar te spreken.

Maar het pièce de resistance dat jaar… Er kwam een meisje mijn leven binnenwandelen waar ik helemaal van kwijtraakte. De schroom overwinnend heb ik pogingen gedaan, maar vergeefs. Ze moest me niet, toen, inmiddels ben ik er meer dan 50 jaar mee getrouwd. Maar toen moest ik nog een jaar of vier geduld hebben. Omstreeks die tijd heb ik mijn spreekbeurt over The Everly Brothers gehouden. Geïnspireerd door de song die mij tijdens mijn vergeefse gestuntel hoop gaf: Let It Be Me (Ook weer een latere uitvoering. De broertjes zijn wat gewichtiger hier)

en dan zegt ie dattie Elvis te zoet vond worden, maar ja verliefd hart….

1961 en 1962

De vierde klas moest ik twee keer doen. Het leek wel of de muziek van die tijd erg veranderde. Of ik, in ieder geval. Ik werd niet alleen ineens een eind langer, maar ook in veel andere opzichten veranderde mijn smaak, mijn leven, mijn houding ten opzichte van veel dingen. Laten we het erop houden dat de muziek en ik beiden haperden en veranderden.

Die hapering heette in de muziekscene “The day the music died”: Buddy Holly, Ritchie Valens en J.P. Richardson (The Big Bopper) kwamen in februari 1959 om toen hun vliegtuig neerstortte. Ze waren bezig met een tour, toen de verwarming in de bus kapotging. Er werd een vliegtuigje gecharterd, waarin maar een deel van het toerende gezelschap mee kon, met een achteraf onervaren piloot. Waylon Jennings de country-outlaw (zie mijn countrywandeling) zou meevliegen, maar stond zijn plek af aan een ziek bandlid. Don MacLean (Veel mensen kennen hem van zijn lied “Vincent” over van Gogh) muntte die term in zijn American Pie, waarin hij de crash bezong. En de term kwam daarna in zwang.

Het leek of de Rock&Roll van het toneel wegzakte. Er kwam bijvoorbeeld iets dat the Twist heette. Chubby Checker had er een aantal hits mee en zelfs Sam Cooke werd erop betrapt dat hij was “twisting the night away”. Er kwamen mensen als Brian Hyland met “Ginny Come Lately” en “Sealed With A Kiss” Del Shannon met Little Runaway. Er was een meneer die kortweg Dion heette en The Wanderer had. Ik kan zo nog een tijdje doorgaan. Het dubbele is dat ik er niks aan vond en het tegelijk allemaal (grotendeels nog) zo kan meezingen. We dansten erop, radio Luxemburg liep er mee over. Het ergste uit die tijd vond ik Norman van Sue Thompson: Norman Oehoehoehoehoe Norman

Die pickup van mijn zus…. op een dag kocht ze een EP-tje van Miles Davis. 14 was ik, zij 17 en ik mocht niet op haar kamer komen. Als ze het draaide zat ik op de gang tegen haar deur aan. Diep geroerd door iets dat heel anders was dan bij de muziek van tot nu toe. Het was de muziek zelf. Iets dat veel directer binnenkwam dan het ontdekken en beleven van vriendschap en verliefdheid door muziek. Toch zou het nog bijna 20 jaar duren voor ik me echt aan Miles zou overgeven, naar jazz en klassiek ging luisteren en weer bij dat oer-gevoel van toen zou komen.

Op de hitlijsten had vriend Ray Charles 3 hits in die twee jaar die ik gaaf vond, Hit The Road Jack, I Can’t Stop Loving You en You Don’t Know Me. De laatste is het minst bekend, die dan maar.

Ook ontdekte ik in deze tijd Brook Benton die overigens ook weer erg werd geapprecieerd door mijn zus en mijn moeder. Hier de Boll Weevil maar

Maar ik ging, zoals uit mijn bijdrage over Country blijkt ook meer de kant van Countrymuziek op. Daar in die compilatie vind je veel van wat ik daaraan leuk vond. Hier nog twee. Bobby Bare en

In de zomer van 1962 kocht ik bandrecordertje met microfoon. Ik had een Aristona, mijn vriend Leo een Philips, iets duurder en qua geluidsweergave beter. Verbinding met de radio kon niet. Opnemen was een kwestie van microfoon voor de speaker houden en stil zijn. Het geluid was soms abominabel. Radio Luxemburg loeide af en toe van de zender af. “Mexicaanse Hond” heette dat. Nee, de geluidskwaliteit was afhankelijk van het voorstellingsvermogen.

1962/1963 Het eindexamenjaar

Het leek wel of er in de ‘Radio-Luxemburg-muziek’ , in de hitlijsten, iets was opengegaan. In de zomer van 1962 waren er ineens Brian Wilson en zijn vrienden met zee, zon, strand en surfmuziek. En ze hielden dat lang vol zoals je ziet. Hier een reunie:

Er was veel meer folk dan ervoor in mijn beleving. In 1961 had Lonnie Donegan een van mijn favoriete folksongs (Of was het Skiffle?) opgenomen. Seven Golden Daffodils, hij kwam toen bij mij binnen

Maar ook Bob Dylan was begonnen. Blowing In The Wind werd een hit voor Peter, Paul en Mary (fuckin’ folksingers). Dat was Bob Dylan trouwens zelf ook in het begin, hoewel, in Talking New York zegt een bareigenaar tegen hem “You sound like a Hillbilly, We want Folksingers here”. Dus koopt hij een mondharmonica en leert zichzelf Folksinger te zijn. Later met The Band zou hij zich dat weer afleren. Maar, folk of niet, ik prefereer het origineel.

Er was een Japanner met een hit. Nog niet eerder vertoond in de westerse wereld: Sukiyaki door Sakamoto

En met Trini Lopez en Edie Gorme (Blame It On The Bossanova) kwam Latino-muziek op het toneel

En Motown veroverde steeds meer ruimte op de hitlijsten. Hier Martha…..

Daarna zouden die zestiger jaren komen die geschiedenis maakten. Met Kennedy en Martin Luther King, beiden dragers van hoop voor velen, beiden vermoord, Vietnam zou komen, studentenprotesten op Universiteiten in Europa en de Verenigde Staten. Krakersrellen rond ‘het huwelijk’. Er kwamen hippies, we groeiden met The Beatles en The Stones naar dat idiote weekend met honderdduizenden jongeren op Woodstock toe.
In dat opzicht was het nog rustig en beschaafd toen ik eindexamen deed. En er ging in Amsterdam inderdaad ook in mijn leven een nieuwe wereld open.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *