Maandelijks archief: mei 2020

Mijn muziek uit 1964-1971: Studententijd

In september 1963 vertrok ik naar Amsterdam. 17 was ik, kersverse student wis- en natuurkunde. Ik werd kaalgeschoren en ontgroend. Tijdens de ontgroening werd veel door ons, kaalkoppen, gezongen. Dat gebeurde onder leiding van ene Willem van Kooten die later Joost den Draaijer zou gaan heten en onder begeleiding van ene Bernard Winsemius, broer van de latere minister en zelf koordirigent, later.. We zongen van alles. Stukken van Wagner, traditionele studentenliederen als Io Vivat, maar ook deze: een tophit….

Mijn kamer aan de Scheldestraat was gemeubileerd. Er hoefde dus niet verhuisd te worden. Een paar keer met een koffer met beddengoed en kleren. Een keer apart met het bandrecordertje en ik was over. Er was geen muziek de eerste maanden, behalve dat wat ik eerder had opgenomen. Ik raakte bevriend met Wim, die gitaar speelde en het mij een beetje leerde. Ging op de sociëteit achter de bar werken en op de feesten daar klonk de muziek die ook mijn eindexamenfeesten had opgevrolijkt. Er kwam de eerste maanden niets nieuws bij. Dat begon een beetje te komen in 1964.

1964

Het leek wel het jaar van the Beatles. Ze scoorden een hele rij hits dat jaar. Bijvoorbeeld, I Want To Hold Your Hand, A Hard Days Night, She Loves You, Love Me Do, Please Please Me, Twist And Shout, Can’t Buy Me Love…. allemaal 1964. Het werd gedraaid op feestjes op de sociëteit, Wim speelde ze op zijn gitaar en gaf me een bandje waar ze opstonden. Ik kocht een gitaar van helemaal 25 gulden en leerde ze ook. Niet dat ik er echt weg van was, maar het was tenminste muzikale voeding. Deze leerde ik het eerste mee spelen met akkoorden op die rammelende lesgitaar.



Roy Orbison had twee hits dat jaar, Petty Woman en It’s Over. The Beach Boys Got Around, Barbara Streisand zong People, The Supremes hadden last van Baby Love, allemaal zonder dat ik het merkte. Dat duurde nog een tijdje. Op de Drifters met Under The Boardwalk werd wel gedanst…..



Er was een nummer waar ik als beginnend gitarist behoorlijk de tanden in moest zetten, vanwege het nogal afwijkende akkoordenpatroon, we deden het op het gehoor, geen bladmuziek of iets van dien aard. Wim leerde het me uiteindelijk. Het was een grote hit en we vonden het allebei inspirerend. The Animals met The House Of The Rising Sun.


In augustus werd ik door een niet oplettend heer van mijn brommer gereden en belandde ik met een scheurtje in mijn schedel 6 weken in het ziekenhuis. Toen ik de draad weer wilde oppakken in Amsterdam ging het mis. Ik kreeg hoofdpijn van college lopen en kon me niet concentreren. Al eerder had zich de vraag voorgedaan of ik wel echt talent had voor wis- en natuurkunde want er waren onderdelen waar ik erg veel moeite mee had. Er was maar een zekerheid toen, na het ongeluk: Nee dat talent had ik niet. Op de vraag ‘wat wel’ had ik toen geen begin van een antwoord. Op dat moment hadden The Stones een hit met de voor mij erg toepasselijke titel It’s All Over Now



1965

Als lid van een studentenvereniging krijg je altijd wel ergens hulp vandaan als men in de gaten krijgt dat er iets aan de hand is. Via dispuutsgenoten kreeg ik allerlei voorlichting en boeiende literatuur en raakte zo al snel in de ban van sociologie. Daar kreeg ik ook geen hoofdpijn van. In februari mocht ik van de VU overstappen en in maart begon de inhaalrace om in de resterende vijf maanden van dat jaar mijn propedeuse te halen. Wat ook lukte. Intussen vonden mijn ouders het maar een rare sprong in het duister. Hiermee kon je niet zomaar wiskundeleraar worden of zo. Rond de overstap was er een toepasselijke hit: Cast Your Fate To The Wind. Op zich niet bijzonder, maar die titel….

In september zou ik vanwege geldgebrek mijn lidmaatschap van de studentenvereniging opzeggen. In de tussentijd hebben we op feesten toch wel redelijk stompzinnig (voor de toekomstige intelligentsia) een hit staan meeblèren waar ook nog een Nederlandse persiflage van bestond als ik het me goed herinner: Wooly Bully van Sam the Sham

En daar waren ook plotseling the Stones met hun wereldhit, eveneens graag gehoord op feesten:

Intussen waren er ook ineens Sonny en Cher met I Got You Babe, was ineens Tom Jones niet meer Unusual en hadden the Fortunes zo hun eigen Troubles. En weer was er een hit van Dylan door anderen, nu niet Peter, Paul and Mary, maar the Byrds met Mr Tambourine Man. Maar met Like A Rolling Stone scoorde hij nu zelf ook

Deze opname is van het beroemde concert in Newcastle waar hij zou worden uitgejouwd vanwege zijn electrische gitaar en de electrische begeleiding door wat later The Band werd.

1966

Ik schat wel eens in dat bij ons de “roerige 60er jaren” begonnen eind 1965, begin 1966. In de VS was er al wat langer van alles aan het broeien. Kennedy, de president van de hoop voor velen, was in 1963 vermoord. In 1963 was er de mars naar Washington met de beroemde speech van Martin Luther King en waren er al eerder rassenrellen (63/64) en grote onlusten op de universiteit in New York met de Free Speech Movement. Wij hadden de krakers bij “Het Huwelijk” en Hans van Mierlo bouwde met zijn vrienden D’66, toen nog met de apostrof in de naam. De voor mij eerste “hippie-muziek” kwam van the Mamas and the Papas met in dat jaar California Dreamin’ en Monday Monday

Frank Sinatra bleek opeens een dochter te hebben die ondanks dat haar Boots Were Made For Walking, niet in zijn voetsporen kon raken. Percy Sledge verbaasde zich over wat er allemaal kon gebeuren When A Man Loves A Woman en ik ontdekte Simon en Garfunkel, met Homeward Bound en The Sound Of Silence. Maar, het gemoed was toen wat verward door wat anders, sinds 1965 had ik wat met het meisje dat ik op mijn 14e al op het oog had en met wie ik nu nog steeds mijn leven deel. Er waren twee hits die dat voor mij sterker uitbeeldden dan andere: His Bobness met I Want You en waarschijnlijk het mooiste dat the Beach Boys ooit hebben geproduceerd: God Only Knows

Maar in dat jaar gebeurde het ook dat ik voor het eerst ontroerd raakte door Bach, de componist die mijn jeugd had geteisterd. Gewoon door een studiegenoot die klassieke gitaar speelde. Prachtig

1967

Er was Jefferson Airplane met Somebody To Love en plotseling ook Stevie Wonder met I was Made For Loving Her. Maar vooral Aretha Franklin met Respect

I had a blue-eyed girl, maar Van Morrison zijn Brown Eyed Girl

Procol Harum bevestigde mijn herontdekking van Bach

Maar mijn studievriend Jelle, met een pick-up op zijn kamer en een goeie geluidsinstallatie besmette me met zijn liefde voor Mozart. Hij had er een hele rij LP’s van, maar het Requiem blies me om toen. Een fragment, maar wel een van de mooiste….

1968

In dat jaar begon er van alles te broeien in mijn studie-omgeving, maar kreeg ik daar ook steeds minder van mee. Ik was nog een keer met Jelle mee geweest naar een vergadering van de studentenvakbond, maar ik moest stage lopen en aan een scriptie beginnen. Ik liep nauwelijks nog college en wandelde een andere wereld in. Ik kreeg een keer een lift van een organisatie-adviseur die over zijn werk vertelde en een week later liep ik binnen bij zijn Bosboom en Hegener om te vragen of ik daar mijn stage kon doen. En dat kon. Vanaf dat moment beschreef Otis Redding het beste mijn verhouding tot de roerige werkelijkheid die op het punt stond zich te ontvouwen: Sitting On The Dock Of The Bay, watching the tide

Wie naar San Francisco wou, moest bloemen in zijn haar dragen. We zaten nu echt in de tijd van de hippies en van Bram uit de commune met de verkeerde ketting.

Ik begon the Beatles nu steeds meer te appreciëren. Hey Jude bijvoorbeeld

Steppenwolf probeerde te bewijzen dat hij Born To Be Wild was en Mary Hopkin moest niets van de moderne dingen hebben met Those Were The Days, maar mij overkwam iets anders. Ik mocht meedraaien in een groot project ter vernieuwing van de PTT die toen veel te veel in zichzelf gekeerd was en niet van klanten uitging. Meestal deden we het werk in Amsterdam, maar soms gingen we naar den Haag en dan reed ik mee met mijn stagebegeleider. En die was gek op Miles Davis. Ik was samen met hem soms helemaal stil als hij Kind Of Blue draaide in de auto en dan vooral Blue in Green. Na L’Ascenseur pour L’Échafaud op mijn 14e nu bijna 10 jaar later…

1969

Wat er broeide kwam eind 1968/begin 1969 naar buiten. Parijs, Brussel, het Maagdenhuis: Studentenopstanden. Er ontstonden in de sociologiefaculteit heftige discussies met de hoogleraren over wie het curriculum en de studielast mocht sturen, de professor of de student. Ik was intussen bezig te ontdekken dat je met al die theorie, met de vraag of het de Frankfurter Schule moest worden of niet, in de grote boze buitenwereld niet zo erg opschiet en te ontdekken dat een door academici gedisciplineerd gezond verstand meer opleverde. Ik vond mijn medestudenten belachelijk arrogante betwetertjes die opstandige tijdgenoten nawauwelden. De gecombineerde disciplinering van hoogleraren, consultants en trainers die ik toen meemaakte vond ik erg louterend

In de muziek werd het nu ook spannend. We kwamen nu plotseling in het Aquarius-tijdperk.

Maar ook was er plotseling Neil Diamond met Sweet Caroline en bekende Johnny Cash dat hij eigenlijk Sue heette. Dylan had de hit Lay Lady Lay, maar er was vooral Woodstock die zomer. Het meeste kreeg ik pas in de loop van de maanden erna tot ver in 1970 mee. Maar Ik was als bekommerde pacifist erg blij met de pro-peace en anti-war-stroom die er was. Bijvoorbeeld Country Joe & The Fish

Maar ook natuurlijk Joe Cocker, Joan Baez en the Band. Joan’s echtgenoot zat in de gevangenis wegens dienstweigering en Joan zong daar ook over, over iemand die in de bak zit omdat hij weigert te doden. Maar any day now, any way now, we shall be released…

1970

Dankzij de stagevergoedingen en daarna, met 7 maanden verlenging het salaris van Boisboom en Hegener en ook het salaris van Els kwam er wat lucht en kochten we spullen en muziek. The Bridge Over Troubled Water was een van de eerste LP’s die we samen kochten

Maar sterker nog, op 25 maart trouwden we. Op dat moment had Elsje de Wijn een hit die mijn collega-consultants plagend voor me zongen toen ik zei dat ik zou gaan trouwen: dat zou mijn lot worden in een huwelijk:

Vriendin Melanie had Lay Down met the Edwin Hawkin Singers, ook leuk, bij Willem O Duijs…

Nederland had een wereldhit met Venus van Shocking Blue, The Creedence Clearwater Revival vroeg zich af wie The Rain Wou Stoppen, Santana bekende dat hij Evil Ways had, Joe Cocker had The Letter en ik probeerde langzaam te wennen aan een groepje mannen waar ik nu nog met enige regelmaat naar luister Crosby, Stills, Nash & Young. Op Woodstock was Neil Young zo stoned als een garnaal maar in 1970- hadden ze een hit met Woodstock, zonder Neil dan….

1971

Eind februari 1971 slaagde ik voor het doctoraal examen. Ik had twee scripties geschreven, een over het effect van trainingen en een over de vraag wat voor vaardigheden het LBO en MBO vooral zijn leerlingen zou moeten bijbrengen. Achteraf veranderde de muziek in dat jaar weer. Er was plotseling die lieve jongen van John Denver, veel op radio en tv, en ja ik vond Country Roads leuk

Ike en Tina Turner hadden Proud Mary, en ja de verslaafde Janis Joplin zong over Me And My Bobby McGee. Maar als je nou kijkt naar de twee grote hits uit de maand rond afstuderen en mijn eerste baan die eind april zou starten in Enschede, valt iets op, schlagers en ook de terugkeer van (?) infantiele liedjes: Du van Peter Maffay bijvoorbeeld, en dit brrrr: Middle Of The Road met Chirpy, Chirpy, Cheep, Cheep

Geen wonder dat ik langzaam naar vooral klassieke muziek begon te schuiven, mede door Els die daarvan meer had en hield dan ik toen. Via Beethoven en zo, naar Fantasia Para Un Gentilhombre bijvoorbeeld. Het werd immers tijd om in te burgeren en een heer van stand te worden? Dan mag er ook wel een wat langer filmpje.

Overgavedag

We herdenken nogal wat tijdens deze crisis, 75 jaar dodenherdenking, 75 jaar Bevrijdingsdag, in Enschede 20 jaar vuurwerkramp en ik zag nu Aboutaleb een krans leggen rond de herdenking van het bombardement op Rotterdam dat leidde tot de overgave aan de Duitsers, 80 jaar geleden. 14 mei 1940. Al deze herdenkingen sober, zonder publiek, als een soort extra pijnlijke laag.

Vandaag stonden de verhalen in het AD van vier Rotterdammers die als kind iets hadden meegekregen. Een ervan was mijn nicht Minka, ze was toen 3. Je leest verwarring en angst in die verhaaltjes, verhaaltjes waarin een flard beschreven wordt. Een flard door kinderogen. Maar een flard die bijblijft.

Ik schreef al eerder over mijn tweedehandse oorlogsherinneringen. Als kind van na de oorlog, babyboomer heet dat nu, heb ik alleen de verhalen van de volwassenen, en van de beelden van de interacties die daarbij hoorden. Ik noemde dat eerder losse eindjes, omdat er veel en veel meer niet werd gezegd dan wel. En dat over de pijnlijke blikken, het wegkijken, al helemaal niet kon worden gesproken.

Mijn ouders en grootouders woonden in Rotterdam in 1940 in huizen die niet zijn geraakt door het bombardement. Mijn ouders waren toen nog niet getrouwd. Dat bombardement kwam een keer ter sprake naar aanleiding van een vraag van mijn zus over school. Mijn opa vertelde het feitelijke relaas. Hoeveel, waar, wanneer, wat er allemaal aan moois verwoest was. Oma vertelde over de doden en vermisten. Er waren er die ze kende. Mijn vader zweeg als altijd, als het over de oorlog ging. Mij moeder vertelde dat ze met mijn vader naar het dak waren geklommen en hadden staan kijken. “Dom natuurlijk, maar je kon niet stoppen met kijken, het geluid, de ontploffingen, de branden….het was op een bepaalde manier fascinerend en ook mooi”. Dat zal wel. Ik probeerde haar gezicht te lezen en daarop was niets te zien van de ernst en de afschuw die haar ouders hadden getoond. Er vertelde bij wijze van spreken een meisje van 13 over een stoer avontuur. Terwijl ze 26 was toen in 1940.

Opa en oma keken naar de grond. Mijn vader probeerde zijn gezicht in de plooi te houden maar ik kon zien dat hij er wat van vond, van dat verhaal, dat hij het liever niet had gehoord en er liever niet aan herinnerd had willen worden. Nel en ik vroegen door: “maar het moet afschuwelijk zijn geweest ook om te zien, dat je weet dat er zoveel kapot gaat, zoveel doden”. Het waren weer opa en oma die antwoordden. Die blik van de herinnering aan een avontuur bleef op mijn moeders gezicht. Ik begreep er niets van eigenlijk.

Later werd duidelijk, dat dit in een patroon paste bij mijn moeder, dat ze andere emoties kende dan anderen. En dat die verschillen onbespreekbaar waren geworden, zowel met haar ouders als met haar man. En ook wij als kinderen konden daar niet doorheen breken.
De afschuw in de ogen van mijn grootouders herinnerde ik me 20 jaar geleden weer, toen het rampgebied In Enschede na tijden omheind te zijn geweest weer openging. De eerste keer via de tv-beelden van het bezoek van Beatrix en Kok. Later in het echt. De schade in Rotterdam moet oneindig veel groter zijn geweest.
Voor mij schuiven de beelden van Overgavedag en Vuurwerkrampdag over elkaar heen.
ik voel een soort misselijkheid, die misschien wel in de ogen van de andere drie te lezen was geweest als ik nog beter had gekeken. En soort misselijkheid ook die ik voelde bij sommige stukken muziek die waren geselecteerd voor mijn 75 jaar bevrijding. Bij Penderecki (Hiroshima) en Shostakovich (Dresden) bijvoorbeeld….


1957-1963 Mijn HBS-jaren

My High-School Years zouden de Amerikanen zeggen. Ik was 11 toen ik naar de middelbare school ging. We hadden thuis geen tv, geen pick-up, wel een oude mono-radio. Pas toen ik 13 was kocht mijn zus een pick-up met ingebouwd mono-versterkertje. Veel muziek kreeg ik dus in het begin niet mee. En van wat ik wel meekreeg begreep ik in de meeste gevallen de portee niet. Niet alleen omdat het Engels maar mondjesmaat binnenkwam via school. (Nu krijgen kinderen van die leeftijd via hun computerspelletjes e.d. al veel meer Engels binnen dan wij in die tijd). Veel teksten in de popmuziek gingen over liefde en met 11 kan je nog niet erg meevoelen met gebroken harten en zo. Zoals deze. Dat ik fan kon worden van Elvis wist ik toen ook nog nauwelijks.



Wat ik meekreeg kwam niet via mijn ouders. Mijn vader was fanatiek geïnteresseerd in Bach cs en mijn moeder hield van romantische meezingers. Wat ik mee kreeg van populaire muziek kwam via mijn bijna 3 jaar oudere zus, van een van mijn vrienden die een oudere broer had en verhalen van mijn oudere klasgenoten. Wat ik echt hoorde kwam binnen via de arbeidsvitaminen die mijn moeder op had staan in de vakanties en als je ziek was. En via de radio van Wim, de oudere broer van mijn vriend Leo. Waar we na verloop van tijd steeds vaker op naar Radio Luxemburg luisterden. Dat ik nog zoveel weet van muziek uit die eerste paar HBS-jaren verbaast me dan ook wel enigszins.

Veel van wat ik in mijn eerste HBS-jaar hoorde was in de VS al eerder uitgebracht. De eerste 3 of 4 stammen uit 1956

1957
Het eerste dat ik me herinnerde was Pat Boone, met Loveletters In The Sand. Het zal de invloed van mijn moeder zijn geweest. In ieder geval heb ik hem toen wel mee-gegalmd.


Maar stap 2 kwam al snel. Elvis. Ik heb veel achteraf ingehaald. Ik weet niet of ik hem al in de eerste klas hoorde. Maar ik weet wel dat de stoere jongens op school het over Blue Suede Shoes hadden en het even duurde voor ik begreep waar dat op sloeg.

Het was niet de eerste hit van Elvis, (hij had bijvoorbeeld eerder dat jaar All Shook Up gehad en eerder ook al dat Heartbreak Hotel, Hounddog en Jailhouse Rock) maar wel de eerste rock&roll die ik bewust hoorde en ik was meteen verkocht. Voor ik aan mijn tweede held kom, eerst een hit waar ik elke keer als hij bijvoorbeeld via arbeidsvitaminen langskwam vrolijk van werd. Guy Mitchell met Singin’ The Blues

Ach, Fats Domino had Blue Berry Hill, Paul Anka had Diana, Chuck Berry Rock&Roll Music en er was een eerste spoor van Buddy Holly. Mijn tweede held. Hij zou niet lang bij ons blijven.

1958

Misschien nog wat nageaapt van de oudere knapen in mijn klas, er waren er die drie jaar ouder waren dan ik, begon ik naar meisjes te kijken op mijn 12e. En van sommige dames raakte ik nog in de war ook. Het zou nog een jaar duren voor de dromen konden worden omgezet in het aanspreken van de dames, die door de bank genomen ook allemaal ouder waren dan ik. Erg veel succes is er lang niet geweest. Maar the Everly Brothers leerden me dat ik alleen maar hoefde te dromen.

En zo werden deze broers mijn “derde helden”. Een aantal hits later zou ik een spreekbeurt over ze houden.

Helden: Ja de volgende hit van Elvis, heerlijk ook om mee te brullen: One Night With You


Of Held 2, Buddy Holly, zijn grootste hit. Peggy Sue

The Coasters hadden Yakatee Yak…. Zijn nooit helden geworden. Ik werd steeds meer Rock&Roll-fan. Zo kwam Chuck Berry binnen met Johnny B. Goode

En, hoe weet ik niet meer, ik ontdekte de recent overleden Little Richard


1959

In 1959 kwamen de hormonen echt. Ik raakte beïnvloed door de smaak van mijn zus en die mooie en in mijn ogen uiterst begeerlijke vriendinnen die ze af en toe mee naar huis bracht. De eerste vreemde eend in mijn R&R-bijt werd Paul Anka, maar het werd nog erger:

Ja, erger zei ik toch: Conny Francis

We gooien er nog één Elvis tegenaan. De laatste. Hij werd steeds zoeter, stroperiger, minder Rock&Roll. Bijna net zo zoet als Cliff Richard die in 1959 Livin’Doll had. Die kon ik totaal niet appreciëren, later met The Young Ones werd ie leuker. Deze van Elvis kwam uit 1958, uit een film, King Creole, die ik in 1959 heb gezien: Trouble

The Platters hadden Smoke Gets In Your Eyes. Ik rookte toen nog niet. Ik vond het heel aardig, maar nam de titel letterlijk. Er ontging me weer eens iets. Wat ik erg leuk vond was Personality van Lloyd Price

En ja, Held 2. Buddy Holly verdween van het toneel. Hij sneuvelde in een vliegtuigcrash. Zijn laatste hit heette, hoe profetisch, I Guess It Doesn’t Matter Anymore. Je ziet in deze clip, een bus, affiches met Ritchie Valens en The Big Bopper, waarover zo meer….

1960

Tja, Elvis werd te zoet, Buddy dood…. Langzaam wordt het toneel gevuld met nieuwe helden en heldinnen. Roy Orbison bijvoorbeeld

Of Ray Charles. Die had Georgia on his mind, toen, en dat bleef zo. Jaren later nog, kijk maar

Joe Jones, later nooit meer wat van gehoord, had You Talk Too Much, vond ik leuk. Brenda Lee, zal wel weer geïnspireerd zijn geweest door mijn zus, had I’m Sorry. Het kwam rond die tijd op om in songs sommige coupletten niet te zingen, maar te spreken.

Maar het pièce de resistance dat jaar… Er kwam een meisje mijn leven binnenwandelen waar ik helemaal van kwijtraakte. De schroom overwinnend heb ik pogingen gedaan, maar vergeefs. Ze moest me niet, toen, inmiddels ben ik er meer dan 50 jaar mee getrouwd. Maar toen moest ik nog een jaar of vier geduld hebben. Omstreeks die tijd heb ik mijn spreekbeurt over The Everly Brothers gehouden. Geïnspireerd door de song die mij tijdens mijn vergeefse gestuntel hoop gaf: Let It Be Me (Ook weer een latere uitvoering. De broertjes zijn wat gewichtiger hier)

en dan zegt ie dattie Elvis te zoet vond worden, maar ja verliefd hart….

1961 en 1962

De vierde klas moest ik twee keer doen. Het leek wel of de muziek van die tijd erg veranderde. Of ik, in ieder geval. Ik werd niet alleen ineens een eind langer, maar ook in veel andere opzichten veranderde mijn smaak, mijn leven, mijn houding ten opzichte van veel dingen. Laten we het erop houden dat de muziek en ik beiden haperden en veranderden.

Die hapering heette in de muziekscene “The day the music died”: Buddy Holly, Ritchie Valens en J.P. Richardson (The Big Bopper) kwamen in februari 1959 om toen hun vliegtuig neerstortte. Ze waren bezig met een tour, toen de verwarming in de bus kapotging. Er werd een vliegtuigje gecharterd, waarin maar een deel van het toerende gezelschap mee kon, met een achteraf onervaren piloot. Waylon Jennings de country-outlaw (zie mijn countrywandeling) zou meevliegen, maar stond zijn plek af aan een ziek bandlid. Don MacLean (Veel mensen kennen hem van zijn lied “Vincent” over van Gogh) muntte die term in zijn American Pie, waarin hij de crash bezong. En de term kwam daarna in zwang.

Het leek of de Rock&Roll van het toneel wegzakte. Er kwam bijvoorbeeld iets dat the Twist heette. Chubby Checker had er een aantal hits mee en zelfs Sam Cooke werd erop betrapt dat hij was “twisting the night away”. Er kwamen mensen als Brian Hyland met “Ginny Come Lately” en “Sealed With A Kiss” Del Shannon met Little Runaway. Er was een meneer die kortweg Dion heette en The Wanderer had. Ik kan zo nog een tijdje doorgaan. Het dubbele is dat ik er niks aan vond en het tegelijk allemaal (grotendeels nog) zo kan meezingen. We dansten erop, radio Luxemburg liep er mee over. Het ergste uit die tijd vond ik Norman van Sue Thompson: Norman Oehoehoehoehoe Norman

Die pickup van mijn zus…. op een dag kocht ze een EP-tje van Miles Davis. 14 was ik, zij 17 en ik mocht niet op haar kamer komen. Als ze het draaide zat ik op de gang tegen haar deur aan. Diep geroerd door iets dat heel anders was dan bij de muziek van tot nu toe. Het was de muziek zelf. Iets dat veel directer binnenkwam dan het ontdekken en beleven van vriendschap en verliefdheid door muziek. Toch zou het nog bijna 20 jaar duren voor ik me echt aan Miles zou overgeven, naar jazz en klassiek ging luisteren en weer bij dat oer-gevoel van toen zou komen.

Op de hitlijsten had vriend Ray Charles 3 hits in die twee jaar die ik gaaf vond, Hit The Road Jack, I Can’t Stop Loving You en You Don’t Know Me. De laatste is het minst bekend, die dan maar.

Ook ontdekte ik in deze tijd Brook Benton die overigens ook weer erg werd geapprecieerd door mijn zus en mijn moeder. Hier de Boll Weevil maar

Maar ik ging, zoals uit mijn bijdrage over Country blijkt ook meer de kant van Countrymuziek op. Daar in die compilatie vind je veel van wat ik daaraan leuk vond. Hier nog twee. Bobby Bare en

In de zomer van 1962 kocht ik bandrecordertje met microfoon. Ik had een Aristona, mijn vriend Leo een Philips, iets duurder en qua geluidsweergave beter. Verbinding met de radio kon niet. Opnemen was een kwestie van microfoon voor de speaker houden en stil zijn. Het geluid was soms abominabel. Radio Luxemburg loeide af en toe van de zender af. “Mexicaanse Hond” heette dat. Nee, de geluidskwaliteit was afhankelijk van het voorstellingsvermogen.

1962/1963 Het eindexamenjaar

Het leek wel of er in de ‘Radio-Luxemburg-muziek’ , in de hitlijsten, iets was opengegaan. In de zomer van 1962 waren er ineens Brian Wilson en zijn vrienden met zee, zon, strand en surfmuziek. En ze hielden dat lang vol zoals je ziet. Hier een reunie:

Er was veel meer folk dan ervoor in mijn beleving. In 1961 had Lonnie Donegan een van mijn favoriete folksongs (Of was het Skiffle?) opgenomen. Seven Golden Daffodils, hij kwam toen bij mij binnen

Maar ook Bob Dylan was begonnen. Blowing In The Wind werd een hit voor Peter, Paul en Mary (fuckin’ folksingers). Dat was Bob Dylan trouwens zelf ook in het begin, hoewel, in Talking New York zegt een bareigenaar tegen hem “You sound like a Hillbilly, We want Folksingers here”. Dus koopt hij een mondharmonica en leert zichzelf Folksinger te zijn. Later met The Band zou hij zich dat weer afleren. Maar, folk of niet, ik prefereer het origineel.

Er was een Japanner met een hit. Nog niet eerder vertoond in de westerse wereld: Sukiyaki door Sakamoto

En met Trini Lopez en Edie Gorme (Blame It On The Bossanova) kwam Latino-muziek op het toneel

En Motown veroverde steeds meer ruimte op de hitlijsten. Hier Martha…..

Daarna zouden die zestiger jaren komen die geschiedenis maakten. Met Kennedy en Martin Luther King, beiden dragers van hoop voor velen, beiden vermoord, Vietnam zou komen, studentenprotesten op Universiteiten in Europa en de Verenigde Staten. Krakersrellen rond ‘het huwelijk’. Er kwamen hippies, we groeiden met The Beatles en The Stones naar dat idiote weekend met honderdduizenden jongeren op Woodstock toe.
In dat opzicht was het nog rustig en beschaafd toen ik eindexamen deed. En er ging in Amsterdam inderdaad ook in mijn leven een nieuwe wereld open.