Gebedsprothese

Dit laatste jaar sloeg de oude dag in mijn mond toe. Door verschillende oorzaken raakte mijn kauwvlak uiteindelijk beperkt tot één hele kies en een brug waar niets meer tegenover zat.. Dan moet je wat, want kauwen met alleen je snijtanden, laat maar. Het werd een “plaatje”. Rond het weekend komt het erin.
Bij “plaatje” dacht ik het eerste deel van mijn leven niet aan kiezen. Ik dacht aan een plaatje als prent, zoals voetbalplaatje, of aan iets dat je draait en dat er dan muziek is, of aan een mooi meisje, of aan een visje in een tropisch aquarium, maar niet aan een metalen beugeltje, gevormd naar je verhemelte, met kunstkiesjes eraan…. Het officiële woord kan bijvoorbeeld gebitsprothese zijn. En toen ik dat in de auto op weg naar de tandarts voor het “happen” hardop tegen mezelf zei klonk het als gebedsprothese. En zo kom je van het prozaïsche plaatje ineens op bidden.

Als gebedsprothesen hadden bestaan toen ik kind was, had mijn moeder er vast één voor me geregeld. Bidden was niet mijn ding. En daar zit een tweede probleem. Dat is een draadje waarvan ik het begin niet kan vinden. Ben ik als gebedscynicus geboren, of te jong te erg teleurgesteld in de vergeefsheid van mijn pogingen? In ieder geval rond bidden zat er al vroeg een fnuikende tegenstrijdigheid in mijn geloofswereld.
De eerste atheïstische trekjes ontstonden pas rond mijn 10e voor zover ik me herinner. Dat ik “kom op hé” dacht bijvoorbeeld bij het verhaal van “jonas in de wallevis” of van Noach en die ark vol met alle bestaande beesten van de hele wereld…  daar waren al eerder korrels zout, maar geen existentiële geloofscrisissen. Voor mijn tiende wou ik best geloven dat de Joden door een gespleten rode zee mochten wandelen bij de uittocht, en dat God Sodom en Gomorra op de kop in het zand kon zetten…en dat Jezus met een paar vissen en broden een heel dorp kon voeden, of water in wijn veranderen, mensen uit de dood kon laten herrijzen. Een God kan wonderen doen. No Problemo amigo. Maar dat bidden?

Wat ik zeker weet, bijvoorbeeld, was dat ik in de eerste klas in het lyceum, 11 was ik, nooit mijn ogen sloot tijdens het gebed en dat ik, toen ik daarop werd aangesproken door een gelovig klasgenootje, iets zei als: “ach die god is zo druk met het tellen van alle haren van al die miljarden mensen op aarde… dat bidden heeft geen enkele zin”. Toen bestond de gebedscynicus dus al.
Het kan bijna niet anders, maar misschien speelde het volgende een rol. De relatie tussen mijn ouders was behoorlijk complex. Mijn moeder zat in het autistisch spectrum en kon slecht tegen onverwachte dingen, storingen, grote emoties. Mijn vader had in de oorlog ruim een half jaar in kamp Amersfoort gezeten en was er met trauma uitgekomen. Hij sprak er nooit over, maar was een makkelijk ontvlambaar explosief. Als hij dat al niet voor de oorlog was, in ieder geval er na. Dat is een combinatie die een smalle en latent breekbare verbinding maakt. Als mijn vader aan het eind van zijn incasseringsvermogen raakte door de onverstoorbare emotionele onbereikbaarheid van zijn partner, haar onvermogen om adequaat te antwoorden op emoties die hem wel raakten, dan volgde steevast een heftige woedeaanval waarbij iets kapot ging en hij verliet dan briesend het huis voor een wandeling van een paar uur. Toen ik een jaar of acht was, ontdekte ik dat ik die aanval kon voelen aankomen door zijn gebed. Hij bad en dankte altijd voor en na het eten. Soms het onze vader, het vaakst het beroemde “kleven-kleven-gebed”. (ik heb ontdekt dat veel protestante kinderen nooit verder kwamen dan kleven-kleven. omdat de zin “en laat ons niet aan dit vergankelijk leven kleven” onbegrijpelijk was. Wat is dat, een vergankelijk leven? Hoe doe je dat dan en ook vooral niet? Je zit zo’n gebed uit met rammelende maag omdat je het eten al ruikt… of je zit klaar om na het eten te gaan voetballen… die woorden doen er dan niet toe). Maar als de spanning opliep bad hij meestal met een iets andere stem “Here zegen deze spijzen, amen”. En mijn moeder, met haar door autisme kleine talent voor aanvoelen wat de betekenis was van dat soort veranderingen, zei er dan iets van, waardoor het soms na het eten direct al fout ging. In ieder geval, het avondgebed rond de maaltijd werd zo meer signaal dan gebed. En bovendien… vergelijk het maar met het haren tellen… dan heb je als God de aarde en het heelal geschapen, de zee en al wat daarin is, kan je dan aan die almachtige God vragen of ie zijn tijd wil verdoen met het zegenen van mijn boterham met kaas? of mijn bordje met aardappelen, vlees en andijvie? En als God niet zegent maar de heere Jezus, we zijn nu 1900 jaar verder na dat kruis, er zijn auto’s, radio’s, machines… is daar dan nog steeds niks op gevonden? En bovendien keurde mijn moeder dat gebed, wat ik tussen de middag moest opzeggen,  dus af als mijn vader dat hardop uitsprak rond het avondeten.
Van mijn vader had ik geleerd dat ik dit soort vragen niet aan mijn moeder moest voorleggen. Daar was ze niet op gebouwd. Opa en hij grinnikten toen ik ze aan hen voorlegde, maar ik kan me geen oplossend antwoord herinneren.

Ik zal als beginnend bidder vaak vergeefs hebben gebeden. Wie niet. God was net zo onverbiddelijk in zijn gebrek aan respons als mijn moeder als ik om speelgoed bad. Of om vergeving van mijn afwezige zonden. Van die zonden wist ik niks, van de vergeving nooit iets gemerkt. En de buikpijnen van oma gingen van bidden ook nooit over. Ik vermoed dat er geen trauma zit, geen vroege diepe teleurstelling in het opperwezen op kwetsbare leeftijd. Alleen een al vroege weerstand tegen rituelen, rituelen die moesten van mijn moeder omdat ze haar veiligheid waren en ze dus bij haar hoorden. En die we alleen om haar volgden…  Die hadden niets met ons te maken..

Blijft staan dat ik me bij een gebedsprothese geen voorstelling kan maken. Of toch… zo’n kussentje, dat wij als gereformeerden niet hadden want wij knielden nooit in de kerk. Mijn kattelieke vriendjes wel. Als ik soms eens met ze meeging vond ik ze. knielkussentjes….

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *