Ik merk dat de laatste tijd er steeds meer verontwaardigd of verdrietig oordeel sluipt in mijn uitingen op het web. Er speelt dus iets op wat ik maar even mijn ethisch kompas noem. En dat leidt mij tot de vraag waar ik dat vandaan heb. Als socioloog ben je gauw klaar met zo’n vraag. Je hebt de waarden en normen uit je maatschappelijke context geīnternaliseerd meneer. Nou… ik denk wel eens dat veel voeding voor dat kompas juist is voortgekomen uit verzet als jong kind al tegen wat er bij me werd ingehamerd. En dan vooral vanuit kerk, onderwijzers en gelovige moeder over goed, kwaad, geloof, het waartoe we op aarde zouden zijn, etc.
Het begon al met “de God des Verbonds”. Wat is dat in vredesnaam voor een God die er alleen voor de Joden is en het niet alleen goed vindt als de Joden naburige stammen uitmoorden, alleen joodse wapenen zegent, maar dat uitmoorden zelfs opdraagt hier en daar. Een God die ‘de mens’ schept zet niet de ene mens tegen de andere op. Ik was toen 7 of zo. Toen schuurde het al.
Iets later kwam er een grote twijfel over het eerste begin. Adam en Eva aten van de boom der kennis van goed en kwaad en werden daarvoor gestraft. Ho. Moeten wij dan niet weten wat goed en kwaad is? Draait niet elke preek in de kerk om zonden en vergiffenis en hoe kan je dan weten of je zondigt als kennis van goed en kwaad strafbaar is. Als de duivel vermomd als slang je verleidt tot kennis en verstand? Die twijfel duurde wat korter. Iemand, ik vermoed opa of mijn vader, heeft iets uitgelegd als “het paradijselijk zalig zijn de eenvoudigen van geest” betekent dat je leven niet zwaar wordt gemaakt door nadenken over de vraag of je de juiste keuzes wel maakt. Ik zou nu zeggen die ethische kennis leidt tot dilemma’s en dilemma’s leiden tot lijden”. Maar, de hele context van het oude testament overziend geloof ik niet dat deze uitleg stand houdt. Onze oude God besteedt een zeer groot deel van dat oude testament aan straffen als mensen tot eigen onderzoek en oordelen komen en er is een heel leger aan priesters, profeten, farizeeërs etc. dat het volk met dreiging met straf in het gareel probeert te houden. Wat is dat voor een God en een ethiek dat is gebaseerd op exclusiviteit, en dreiging, vreze des Heeren, angst dus, wraak. Was er dan tijdens mijn lagere schooltijd al een diep besef van liefde en inclusiviteit als bron voor ethiek?
Een derde gedachte, ik meen uit de Heidelbergse catechismus: “de mens is ongeschikt tot enig goed en geneigd tot alle kwaad”. Varianten ervan kregen we wekelijks langs. Ook ik, kind van 10 of zo, was dus puur slecht en alleen door Gods genade en de dood van Gods zoon misschien te redden. Zo voelde ik me trouwens helemaal niet. Maar toen ik dat een keer zei, merkte iemand op dat ik dan hovaardig was en dat was ook een zonde. Er was geen ontkomen aan. Maar ik kende geen slechte mensen. Wel mensen die af en toe fouten maakten, maar geen slechte. Ik geloofde in het feit dat de mens van nature goed was.
Er kwam nog veel meer uit de Christelijke doos van Pandora. De predestinatie bijvoorbeeld. Alles was voorbeschikt. De mens had zijn eigen lot niet in de hand, weer de loterij van Gods genade. En ik herinner mij dat ik echt niet kon geloven dat ik wekelijks niets anders hoefde te bedenken dan mij over te geven aan de Vreeze Gods en zelf geen bijdrage kon leveren. Waarom moesten we dan geld geven voor de zending? En dan was er het dood geboren kindje van mijn katholieke buren dat niet in gewijde grond mocht worden begraven omdat het zieltje nog niet was gereinigd door een priesterlijk ritueel…. wat is die God, die je al opzadelt met een berg verdriet om dat doodgeboren kind, liefdeloos als hij dat door erfzonde bezoedelde kind niet laat begraven waar de rest van de familie en kerkgemeenschap ook ligt?
Al deze twijfel, dit verzet, deed zich voor, voor mijn elfde, voor de middelbare schooltijd. Er zijn in latere jaren nog bergjes bovenop gestapeld. In feite kan je het bijna tekenen in tegenovergestelden. En in veel gevallen sloeg de naald van mijn eigen kompas uit naar de kant die niet des kerks, des schools, der ouders was. Laat ik het samenvatten:
1. De stam versus de mensheid, uitsluiten versus insluiten. De onzin om te bidden voor jouw wapenen en soldaten als je ergens oorlog voert.
2. Wraak, dreiging, angst en onderdrukking door een priesterkaste die de mensheid dom houdt versus liefde, delen van kennis, onderzoek alles en behoud het goede.
3. de mens is in beginsel slecht en kan alleen door Gods genade worden gered versus de mens is in beginsel goed, maar maakt fouten waarover je tegenover de ander verantwoording aflegt
4. Het lot bepaalt alles, alles is voorbeschikt en ligt in de handen van de goden versus, een mens kan zijn eigen lot in handen nemen en is dan ook verantwoordelijk voor de maatschappelijke gevolgen daarvan.
5. De leerstellingen van de kerk, de dogma’s waarop we de gemeenschap der gelovigen hebben gebouwd zijn heilig, versus als de regel onmenselijk uitwerkt prevaleert de liefde voor de medemens.
Eeuwenlang hebben leiders van Kerken een soort wereld gebouwd, gebaseerd op de tribale wereldbeelden van zwervende nomadische stammen in het Midden-Oosten. Daar telt alleen de stam, de bloed- en eerwraak, de leiders van de stam, niet het individu. Dat individu overleefde alleen als de stam overleefde. Eeuwenlang hebben leiders van Kerken een soort wereld gebouwd die ook in veel Griekse tragedies voorkomt, waarin lot en God bepalend zijn, belonen en straffen de middelen, zelf denken onvermijdelijk leidt tot hetzelfde lot via een omweg, zie Oedipus en de dood in Isphahan. Eeuwenlang hebben leiders van de kerken een soort Platonische ethiek opgelegd, waarin ideeën absoluut zijn, dogma’s, en dus per definitie belangrijker zijn dan de situationele overwegingen rond hoe die in liefde toe te passen.
En dat besef, dat ten grondslag ligt aan mijn ethisch kompas, mijn boosheid over de regelzucht van belastingdienst en sociale dienst, mijn verontwaardiging over toepassen van kwantitatieve normen op zorgplafonds en kwaliteit is langzaam gegroeid op dat stevige fundament dat in mijn kindertijd groeide op verzet. En het besef vertelt me dat bijna alle wortels van wat mij werd geleerd aan normen en waarden zijn ontstaan in wereldbeelden die al meer dan 2000 jaar achterhaald zijn en al 2000 jaar worden gekoesterd en gebruikt door een bovenlaag die het beter voor heeft met zichzelf dan met de maatschappij. En nog proef ik dat veel politiek gedrag stoelt op de voor mij verwerpelijke kant van mijn tegenstellingen.
Mijn ethisch kompas gaat uit van individuele verantwoordelijkheid niet alleen of voornamelijk voor jezelf, maar vooral voor de liefde en zorg voor het zwakke en de pech-hebbers in de samenleving. Volgens dit kompas kan je mensen niet in de steek laten om dat ze geen Europeaan zijn en met een bootje naar een Grieks of Italiaans eiland komen dobberen. Kan je kinderen niet in de bak zetten omdat hun ouders zijn gevlucht. Mag je mensen niet straffen omdat ze slecht lezen of regels niet begrijpen en dus bureaucratische fouten maken. Ik kan zo nog uren doorgaan.
Liefde, oog voor de samenleving en de medemens, daar moet de naald op zijn gericht, niet op hebzucht, economische groei, machtsevenwicht. Niet op de kunstmatige orde van de regels, de dogma’s, de markt. Maar op compassie en zorgzaamheid. Amen.