Glaudemans en Nescio: bestaat vooruitgang?

Wat een contrast. Nescio en Glaudemans. Glaudemans een spirituele theoriebouwer, Wilber-fan. meevertaler aan de cursus in wonderen, gelooft in opklimmende spiralen, in kwantumsprongen waarmee heelal, mensheid, kennis , alles, vooruitgang boekt, de schepping complexer wordt en meer met liefde doordrenkt raakt. Nescio die jongens (“waren we”) beschrijft die de jeugd bezaten maar tussen de vingers voelden doorglippen, de onmacht beschrijft van de schilder om de schoonheid die God hem te zien geeft vast te leggen, beschrijft hoe dichters stoppen met dichten en op kantoor gaan werken en zelfs uitvreter Japie het burgerleven wordt ingezogen totdat hij eruit stapt, en van de brug stapt de rivier in.

Ik las Glaudemans de laatste dagen, met overigens groeiende tegenzin tegen zijn vooruitgang, tegen zijn gehussel met Ken Wilber, de cursus in wonderen en de kwantummechanica, met de onverklaarbaarheid binnen zijn theorie van het kwaad (O dat stoute ego) terwijl hij daar wel voortdurend genezend over schrijft. Ik probeerde te denken aan mijn eigen ontwikkeling. Kwantumsprongen? O ja wel wat crisisjes, maar of ik nou na die crisis een ander mens was met nieuwe eigenschappen? Heb ik niet altijd lopen zoeken? En is mildheid een teken van “hoger”, spiritueler en “meer complex” of van ouder worden en de energie kwijtraken voor idealisme en vechtlust?
Een van de dingen die bovenkwam was mijn literatuurlijst voor de HBS. Ik mocht drie jaar doen over de laatste twee jaar dus gelezen had ik genoeg. Wat las ik toen ik 14/15 was? Vestdijk met de Kelner en de levenden, de koperen tuin, Ina Damman (laatst allemaal nog weer eens gelezen) en nog veel meer. Elschot, altijd een van mijn favorieten geweest, de kleine Johannes van van Eeden vond ik erg mooi (moet nog een keer, ben ik vergeten eigenlijk) en Nescio, ja Nescio, Uitvreter en Titaantjes. Nog even afgezien of de jeugd van nu nog wel voldoende wordt uitgedaagd om dingen te lezen die hem als “diep mens” vormen (ik geloof niet dat een van mijn kleinkinderen ooit dit soort dingen gelezen heeft om meer redenen dan het kunnen beantwoorden van examenvraag 13a, hoe heette de uitvreter), mij vormde dat, de Titaantjes vooral. Want op de een of andere manier was de schrijver (in zijn personage Koekenbakker) erin geslaagd door wat afstand te nemen, om de dromen tastbaar te houden in de realiteit, of realiteitsbesef. Vandaag de Uitvreter en de Titaantjes weer gelezen. Ik vind ze nog steeds mooi. 1910 en 1914. Mind You.
Nog een check, een van de eerste stukken klassieke muziek die ik als 14/15-jarige mooi vond was de Per Gynt van Grieg en dan met name het laatste stuk, het lied van Solveig. Intussen luister ik naar hele andere muziek. Ik vertelde dat ooit aan mijn overleden muzikale buurman, die Grieg vervolgens typeerde als een briljante melodietjes-schrijver waar i (Nescio schreef zo “hij”) geen muziek van had en nooit naar luisterde. Ik heb het vanavond geprobeerd, de Per Gynt en lyrische stukjes. Ik ben het ontgroeid en ja mijn muzieksmaak is wel complexer geworden, maar beter?

Blijft de vraag of we als mens en mensheid echt vooruitgaan, of we Trump en Brexiteers, Orban en Putin, als kortdurende crisis- en chaosverschijnselen moeten zien, of de wereldwijde ontaarding van het kapitalisme leidt tot iets veel mooiers, waarin we echt “weten” dat Alle Menschen Brüder sind, oorlog en uitbuiting van vrouwen en kinderen verdwijnt….(terwijl de jeugd niet meer leest….)…. Of dat we ermee rekening moeten houden dat onze dromen ons tussen de vingers doorglippen en alleen houdbaar zijn met afstand nemen.
Ja ik weet het, het is het lot en de rol van een heer om bij het haardvuur zich te dompelen in diepe verheven gedachten en vervolgens een lichtgevend voorbeeld te zijn voor de minder fijnbesnaarden…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *