T. Ik ben T, zoeker
Wat zoek je dan?
T. Wie we zijn, waarom. Wat er meer is dan we hier zien. Wat de essentie is…
En? Is wat je vindt bevredigend, of ben je zoeker omdat je steeds geen genoegen kunt nemen met wat je vindt?
T. Het laatste. Je hebt momenten dat je… maar dat kan je niet vasthouden, dan weet je dat je er nog niet bent, wel stapjes zet. Het is een reis.
Is het te vinden?
T. kijkt rond en schudt een beetje droevig nee. We zullen het hier nooit weten zegt hij dan.
Weet je dan wat je zoekt? Weet je waar je wilt aankomen op je reis?
T. Ja en Nee. Er moet iets zijn, van eenheid, van opgaan in, van verlies van ego en grens, maar….
Zo’n gesprekje over dat domein waar woorden geen toegang hebben. Er volgde meer die middag, want even later werd er door een aantal Iraniërs, een Italiaan en T. muziek gemaakt, muziek op mystieke basis, met teksten van Rumi.
Ik vraag aan het gezelschap: Wat is de bron van, ja wat hoor ik, deze pijn, weemoed, heimwee, verlangen?
P. het gaat over liefde die maakt dat je wilt dat je een bent met de ander.
Bij liefde is er een ik en een ander. een jij. Je reikt naar elkaar, je wilt geven en krijgen, je wilt bijbels misschien “één vlees” worden, maar in de liefde gaat het altijd over “twee”
P. in Nederlandse liefde ja. maar dit is de liefde van de druppel voor de oceaan. Hij wil oceaan zijn. hij wil (weer) één worden met alles. Dit is de liefde die wil dat je jezelf verliest in wat groter is dan alle druppels.
Dus de druppel weet wat hij zoekt, wat hij wil. Hij weet dat hij water is zoals de oceaan. Wat maakt dat ik dan geen vreugde hoor?
P. Omdat de druppel weet dat hij druppel is en blijft zo lang hij leeft
Maar geeft het weten dat het oplost, uiteindelijk, dan niet een soort balans? Is dat wat je zoekt niet ook al hier als je weet wat je zoekt, er zo over zingen kunt? Is er dan niet ook een diepe bron van vreugde?
Er was een ja en een maar, maar ook, P en T bleven wat stil want in dat domein waar woorden geen toegang hebben
Het werd een wandeling van P en mij, waarin P. over zijn leven vertelde. Over toen hij in Nederland kwam en het woord ‘samenleving’ ontdekte en dat een van de mooiste woorden vond. Niet abstract zoals het Engelse society, of zakelijk zoals het woord maatschappij. Maar eigenlijk een soort opdracht. Over zijn zoeken. Of misschien beter, ‘de kunst van het zoeken’, waar hij veel over had geleerd op zijn pad. Over het een plek willen creëren voor zoekers, waar je “heen en weer” kunt tussen het “weten van het kind”, de creativiteit en onbevangen blik enerzijds en de kennis van de volwassene van de wereld anderzijds. Waar zoekers momenten konden vinden waarin ze even iets, een glimp, een flard, een moment konden ervaren van die “eenheid”.
Maar P. vroeg ik, jij veronderstelt dat het “zoeken” gaat over zoeken naar die momenten van eenheid. Ik vraag me vaak af of “zoeken” niet gaat over het vinden van de balans tussen enerzijds weten dat er zoiets is, die momenten er zijn en even beleefbaar zijn en anderzijds wat je er hier, in dit ondermaanse mee kunt doen. Dat is niet “heen en weer”, maar integratie, balans. Jij wil mensen zichzelf helpen genezen van hun kwalen, Ik zie dat als integratie, balans. ik zoek naar het in stand houden van een gemeenschap die echt “samen” “leeft”. Waar je elkaar helpt wetend dat niemand alles kan, waar geen concurrentie is.
P. en toch, mooi ook en waar, maar als je onderweg bent naar Amsterdam, dan wil je ook naar Amsterdam en neem je toch geen genoegen met een beetje balans in Nijverdal?
Maar als je weet dat je in zo’n dorpje onderweg bent, omdat je Amsterdam zoekt, is dat ongrijpbare Amsterdam dan ook niet daar, waar je dan op je reis bent? Gaat het om ‘zoeken naar weten, ervaren’, of ook om ‘doen en scheppen?’
En weer was daar dat domein waar woorden en metaforen eigenlijk geen toegang hebben