Elk een beetje normaal leven, en dan bedoel ik een leven dat niet geteisterd wordt door rampen als ongeneeslijke ziekten, verlies van partners of kinderen, etc. kent een aantal moeilijke fasen, momenten waarop alles los lijkt te zitten: de puberteit, de overgang/midlifecrisis en de ouderdomscrisis.
Die crises worden in ieder geval getypeerd door een afwezigheid van voorspelbaarheid en vanzelfsprekendheid. En als je over van alles tegelijk plotseling diep moet gaan nadenken en je daar niet zomaar de vermogens, de begrippen en de ervaringskaders voor hebt wordt dat lijden.
En die crises hangen ook samen met wat er gebeurt in een aantal domeinen. Domeinen die ik soms als concentrische cirkels teken, soms als taartpunten, daar ben ik nog niet uit.
Het eerste domein is ego, zelf, lijf. In de puberteit verandert daar veel. Geslachtrijpheid, genderkeuze, verliefdheid waarin je jezelf kunt verliezen, bewustzijn van schoonheid, kritiek op of ontevredenheid met dat veranderende lijf, etc. Er ontstaat veel meer bewustzijn van en dus daarmee ook onzekerheid over identiteit.
Het tweede domein is je thuis. Je relatie met je ouders verandert fundamenteel, je maakt je los. Je wilt nooit zo worden zoals zij. En wie zijn zij eigenlijk dat ze denken dat ze voor je kunnen denken. Je thuis wordt van een veilige plek iets dat in ieder geval veel ambiguïteit oproept.
Het derde domein is het domein van het serieuze leven. De school in je puberteit, je werk later. School is stom. Leraren zijn stom, je vrienden en medeleerlingen hebben oordelen over je, waar wil je bij horen? Lukt het je om op de voor jou ideale school te komen? Kan je eigenlijk wel kiezen tussen die stomme vakkenpakketten? Hoe kleed je je dan?
Het vierde domein is het niet serieuze sociale leven. Heb je wel vrienden, zien de mensen die jij bewondert jou wel staan? Hoe gaat het eigenlijk met jou op sport, of pianoles?
Het vijfde domein heeft te maken met de grote wereld, de klimaatcrisis, de vluchtelingen, Rutte of Trump of Jesse, zijn er wel banen, is het wel eerlijk verdeeld?
Het zesde domein heeft te maken met zin of spiritualiteit. In mijn puberteit was dat een groot issue, me losmaken uit de benauwing van het gereformeerde leven en die malle onlogische dogma’s over het leven. Wat zijn de moderne vormen daarvan?
Het spannende van zo’n levenscrisis is dat in de periode die ermee gemoeid is (al gauw anderhalf jaar, soms langer) al die terreinen aan bod komen, vaak een aantal tegelijk, soms alle tegelijk.
De tweede crisis, de midlifecrisis (van de overgang blijf ik als man maar af), kent een vergelijkbare dijkbreuk waarbij alle domeinen onder water komen te staan. De leeftijdsfase van voor in de twintig tot rond de 45 is een periode die te maken heeft met “het maken”. You are in a way on top of things. Je maakt carrière, je sticht je gezin, misschien koop je een huis, een auto, je maakt die vakantie naar China, Cuba of de Grand Canyon. Je hebt ideeën die ze overnemen op je werk, je hebt de vrienden waarmee je naar het voetballen gaat, je kunt tegen drank en dus ga je als er een feest is nog gewoon uit je dak. Je weet op welke partij je moet stemmen of je bent er zelfs lid van. Je weet hoe het leven gaat en dan ineens… worden je ouders ziek en komen de kinderen in zo’n soort puberteit met spijbelen en blowen en verkeerde vriendjes, krijgt die ene klootzak op je werk de baan die jij wou. En dan blijkt dat je niet on top of things bent. Je dacht dat je het onder controle had, “maar controle blijkt een illusie” . De midlifecrisis is een crisis die te maken heeft met het besef dat je niks onder controle hebt, dat je zelfbeeld, je beeld over thuis en werk en vrienden niet kloppen. Je partij wil dingen die niet deugen. Jouw beeld van je zelf van een mens die zijn eigen ontwikkeling, zijn eigen leven onder controle heeft, de opvoeding van zijn kinderen op een rijtje heeft, klopt niet. Misschien ben je wel net zo’n lul als je vader geworden, die vader die nu trouwens aftakelt, voor je ogen van een eigenwijze lul verandert in een afhankelijke oude man… waarvan je houdt, maar heb je daar wel tijd voor, de vanzelfsprekendheid is weg, en jij als middelpunt van dat heelal dat die vanzelfsprekendheid onder controle had…. Jij moet in iets veranderen dat je nog niet kent en je angst inboezemt. En intussen zie je de minachtende blikken van je kinderen en dat collega’s je voorbij lopen… Je wordt te zwaar. Van twintig meter rennen al buiten adem….
De meeste mensen komen uit die crisis met een besef dat de wereld niet om hen draait, maar hoogstens om wat zij voor anderen kunnen betekenen. “Van ego naar alter” luidt het adagium. De ander is in control over haar eigen leven, niet jij als vader, echtgenoot of baas. Wat kan jij doen om dat leven beter … veel mensen leren dat succesvol en zijn daar midden vijftig op hun best in. En dan nadert het moment dat het leven in het tweede domein naar het einde loopt.
Over de senioritycrisis moet ik eigenlijk niet schrijven want het meeste zal nog wel moeten komen. Ja voor sommigen begint het als ze op hun werk merken dat ze al niet meer serieus worden genomen, als te traag worden gezien, als te behoudend, inflexibel en tegen veranderingen, niet meer mee kunnen in de digitale revolutie. Als ze het gevoel krijgen te worden gedoogd en dat anderen de dingen overnemen die tempo of kracht vragen.
Voor weer anderen begint het als het verval van het lijf hard aan de oppervlakte komt en er blijvende kwalen ontstaan. Of met het empty nest thuis. Als de kinderen uitvliegen naar het buitenland of andere steden en je je kleinkinderen nooit ziet.
Of het komt als je die droom over “reizen met zijn tweeën” niet kunt betalen of aankunt door de gezondheid. Of terugkijkt en je afvraagt waar je het allemaal voor hebt gedaan… als je ziet dat je niet meer begrijpt waar de politieke dynamiek toe leidt of als je je zorgen maakt over de wereld waarin je kleinkinderen moeten opgroeien. Maar ik vermoed…
… dat de grootste klap die mensen naar de senioriteitscrisis leidt het begrip “afhankelijkheid” zal zijn. Dat je niets meer bij te dragen hebt en jezelf niet meer redden kunt. “Overal” hulp voor nodig hebt. Dan stort het zelfbeeld in. Het tweede en vierde domein stroomt leeg, je vrienden overlijden. Werk, het derde domein, heb je niet meer, vrijwilligerswerk is niet meer mogelijk. Wat is dan nog “zin”? En O ja, er is nog een kleinigheid, het einde, de dood. Toen ik twintig was riep ik al: “Ik weet maar een ding zeker, en dat is dat ik dood zal gaan. De dood is de enige zekerheid in het leven”. Makkelijk, als die dood nog statistisch en qua ervaren aanwezigheid ver weg is. Geen realiteit is, behalve voor oude anderen. En dat ben je dan nu zelf. Geeft de dood het leven dan nog steeds zin en zekerheid? Het wordt steeds meer van een “intellectuele paradox” een soort “omvattende en daardoor ongrijpbare paradox”. Dingen zijn slecht te zien als ze te dichtbij komen.
De eerste twee crisissen ken ik uit ervaring. Ik zie het deels ook bij de jongere generatie om me heen. Het begin van de derde ook. Ik ben nog lang niet bij het dieptepunt. Maar ik heb genoeg oudere mensen om me heen om hem te kunnen ruiken. Mensen die hun partner verloren, die hun kinderen nauwelijks nog zien. Te weinig het huis uit komen, vereenzamen. Op de dood wachten. al dan niet verzoend.
Kortom, van de ontdekking van je “identiteit”, via de ontdekking van de illusie van “controle” naar de ontdekking van de “afhankelijkheid” en de onbegrijpelijkheid van het einde. Ik ben nu al bang van die afhankelijkheid. Dat wordt wat…
Klopt dat en is that what life is about?