Godsbeelden en verantwoordelijkheid

Ik krijg de laatste weken voortdurend dingen aangereikt die mij er aan herinneren dat ik als kind gelovig was. Als dat gebeurt en opvalt broeit er dus iets. Is er iets waar ik opnieuw over moet denken en verder mee moet komen. Wat? Weet ik nog niet. Goed en kwaad? Iets met zingeving?

Het begon met mijn referaatje over Randy Newman. Als je wat over Randy Newman wil vertellen kom je niet om zijn “Self-educated” atheïsme heen. Met bijvoorbeeld teksten uit God’s song als “How we laugh up here in heaven about the prayers you offer me” en ”You really need me, that’s why I love mankind”. Ik heb zijn standpunt toen samengevat met ‘Het is nogal aanmatigend om te denken dat wij als mens het magnum opus, het hoogste kunnen, van God zijn’. In zijn opera/musical Faust gaat hij nog stappen verder. Het stuk lijkt als al zijn werk vol met dubbele bodems te zitten. Zelf speelt hij in de opname ervan de duivel. In You can’t keep a good man down maakt hij de duivel erg menselijk: “Treat a man like dirt, pay him no respect for what he is: expect something dirty in return” en hij zweert “I’ll be back on top again, running things”. Hij speelt met goed en kwaad en maakt het kwaad erg menselijk en herkenbaar. Eigenlijk is de atheïst Newman dus meer bezig met het godsbeeld van de gelovige en de beelden over goed en kwaad van de gelovigen dan met God zelf. Concludeerde ik.

Daarna rolde Roger Waters (ex-Pink-Floyd) mijn leven weer eens in met What God wants (God gets). Ook hier. Een meneer die vindt dat hij op aarde is om je aan het denken te zetten over spiritualiteit en ethiek. Een man met een boodschap, maar met een verpakking die voor meer uitleg vatbaar is dan letterlijke teksten. Als “God wants peace, God wants war” een hele rij komt er achteraan, met seks en semtex, met van alles, het goede en het mooie vermengd met wat wij slecht vinden. Of hij meent wat hij zingt of alleen gelovigen een spiegel voorhoudt weet ik niet zeker. Maar de boodschap lijkt toch dat God zowel de harmonie en de orde heeft geschapen als de wanorde (mayhem), zowel de liefdevolle verbinding als de dodelijke wapens. Wat God wil, doet de mens niet teniet, maakt de mens niet ongedaan, of andersom alles wat er is, ook het angstaanjagende, het slechte blijkt niet door ons wezenlijk te veranderen te zijn en dus moet God het gewild hebben. What God got, he must have wanted. Hij zingt het niet, maar ik hoor het.

Ik had op de middelbare school een leraar die ons voorhield dat we in de duivel moesten geloven. Hij had als bioloog niet zo’n hoge pet op van het scheppingsverhaal. De evolutie bewees volgens hem dat de duivel aan het werk was. als het hoogtepunt van de evolutie op aarde een wezen was die de aarde en de natuur, alles wat aan hem vooraf ging, vernietigde. Als er iets van het scheppingsverhaal klopt was God op de zesde dag doodmoe en schiep hij iets mislukts dat hij aan de duivel overdeed en sindsdien “is het de zevende dag waarop hij rust”.

En dan hadden we van de week opeens (excusez moi) dat moordwijf uit Putten, Beatrice de Graaf, onze terrorisme-professor, die in het AD en bij Matthijs meldde dat God het kwaad had overwonnen en dat ze zonder haar geloof uit de bocht der ijdelheid zou zijn gevlogen. “Geloof is de bestaansgrond, het anker dat je datgene laat zeker weten dat niet te weten is. Het is dus een kategorie die buiten de wetenschap staat”, liet ze aan Matthijs weten die vroeg naar bewijs dat het kwaad verslagen was. Het leek er immers niet op. Nee, het lijkt er niet op.

En er was een gesprek ook, over wat er gebeurt in de wetenschap, met robot-techniek, met genetische manipulatie met van alles dat het mogelijk maakt om bij wijze van spreken een nieuw soort hybride en verbeterd mens te scheppen. Met alle ethische vragen van dien. Harari had het over Homo deus, een mens die qua scheppingsmogelijkheden God probeert te evenaren. Ik herinner me een fragment uit een tv-serie van Bas Heijne waarin hij duidelijk maakte dat “wat (wetenschappelijk en technisch) kan ook zal gebeuren”. Er was een mevrouw die vroeg: weet U waarom een hond zijn kloten likt? Omdat het kan!”. Pregnanter kan je bijna niet duidelijk maken dat goed en kwaad niet sturend en leidend zijn als laag over of onder de schepping, maar verbonden zijn aan onze verantwoordelijkheid voor wat we doen en kunnen, op elk moment.

Ik zat aan al die beelden te denken toen ik laatst weer door leeftijd en fysieke tegenslag moest nadenken over hoe ik mij tot het leven verhoud. Al de verhalen die ik hier boven kort weergeef en dus tekort doe, refereren aan een Godsbeeld dat ik maar even karakteriseer als lijkend op een ontwerper van een computergame die zo vriendelijk is geweest een wereld te ontwerpen waarin de doelstelling van het spel, en goed en kwaad logisch gerangschikt zijn. Of zo je wilt onlogisch. Maar gerangschikt en zo beschikt. “Voorbeschikt” zeiden de leermeesters uit mijn jeugd. En een mensbeeld dat daar mee worstelt en door die God moet worden geholpen en vergeven.
Als ik nou toch een referentie uit de muziek mag halen, ik zit dichter bij “All we are is dust in the wind”. Doelloos dwarrelend. We vinden ons doel, onze bestemming, in de manier waarop, en de plaats waar, we dwarrelen, we wandelen en handelen, en met wie we dat doen. We vinden onze ethiek niet in een wereldbeeld waarin goed en kwaad herkenbaar zijn en boven ons uitstijgend door een ontwerpende God zijn geformuleerd, maar in het doorleven van onze verantwoordelijkheid, voor onszelf, ons gedrag (ons dwarrelen, handelen en wandelen), voor de gevolgen van ons handelen en de “anderen” waarmee wat dat samen doen.

En of er wat na de dood is? Of, zoals de Japanse ouwetjes in Tokidoki uitlegden, er een “geest” is, die in steeds dezelfde groepjes terugkeert met zijn verwanten? Of er een ziel is die verantwoording aflegt over zijn leven en al of niet karma krijgt opgelegd? Of dat wat betekent voor mijn leven nu? Dat soort vragen zijn in mijn ogen altijd projecties geweest van een ego dat zich niet kan voorstellen dat het eindig is, dust in the wind.
Met het ouder worden neemt zowel de onzekerheid daarover toe als de overtuiging dat we het niet kunnen weten en de meeste beelden onzin zijn die zo maar waar kunnen worden zonder dat we dat aan onze nazaten nog kunnen uitleggen.
En wat me uit Tokidoki het scherpst bijbleef was de vraag naar de zin van het (nog) leven als je volledig afhankelijk bent geworden van familie en instanties. Niets anders kunt dan eten, ademen, jezelf vies maken en afhankelijk zijn. Niets anders bijdraagt dan er te zijn als object van liefde en zorg van anderen. Die ouwetjes wilden allemaal dood. Dust in the wind, wachtend op een nieuwe stofstorm…. Ik moet me misschien wel voorbereiden op dat soort vragen. Was dat het? Als opa die zich nu zowel verantwoordelijk voelt voor de erfenis van zijn voorvaderen als voor dat gene dat hij nalaat aan zijn kleinkinderen? Moet ik leren dat ook dat onzin is? Dat er alleen maar een nu is waarin het stof nu dwarrelt? Daar ben ik dus nog lang niet….

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *