Loos alarm, maar…

Achteraf bleek het alarm loos.
Half augustus deelde de praktijkassistente van mijn huisarts me mee dat alles perfect was. Alle waarden waren goed. Ook de PSA was lekker laag. “Wat is lekker laag?” vroeg ik. “Onder de 1” zei ze. En daar ging het mis.

PSA: is een nogal gebrekkige indicator voor prostaatkanker. Alle wat oudere volwassen mannen hebben een meetbare PSA, onafhankelijk van de vraag of er sprake is van kanker of niet. Een PSA van meer dan 10, zeker als je onder de 70 jaar bent, duidt op prostaatkanker. Toen dat bij mij werd gediagnostiseerd was hij 7. Ik had een agressieve uitzaaiende vorm die gepaard ging met een slechts licht verhoogde PSA. Zeven jaar geleden is mijn prostaat verwijderd en twee jaar later nog nabestraald. Sindsdien was de PSA onmeetbaar. Zo laag dat hij niet met 2 cijfers achter de komma kon worden uitgedrukt. Een plotseling meetbaar resultaat zou duiden op een doorwoekerende uitzaaiing.

Ik zou worden doorgestuurd, of liever teruggestuurd, naar de uroloog die dat zeven jaar geleden constateerde. Zoals dat dan gaat, en zeker in vakantietijd, gaat daar even overheen. Half september kon ik daar terecht. Eerst nog even nieuwe bloedprik. Hij was weer onmeetbaar. Niks aan de hand.
Daar tussenin zaten 4 weken. 4 weken waarin je het niet zeker weet. 4 weken waarin je vlucht, denkt, accepteert en weer vlucht. Waarin… ja wat eigenlijk? En wat is dan vluchten en denken en accepteren? En wat doet dat met de ruimte om normaal te leven?

Zeven jaar geleden noemde ik het “mijn stoet van dwergen”. Dwerg 1 ging over de angst voor kanker. Dwerg 2 ging over medelijden met mijn gezin, dat met mij als ziek mens zou worden opgescheept en vervolgens mocht leven met dat trage uitmergelproces. Dwerg 3 ging over het optimisme dat het allemaal wel op te lossen zou zijn, dwerg 4 had een projector bij zich, waarin de film van het sterfbed van mijn vader werd afgedraaid. Hij overleed aan diezelfde vorm van prostaatkanker. Dwerg 5 stond voor mijn onwil om te sterven en angst voor de dood. Enz. Al die dwergen kwamen langs, maar allemaal maar een beperkte tijd. Ik raakte aan ze gewend. Ik verloor mijn angst voor de ergste, omdat ik wist dat er na een kwartier of een uur een andere dwerg zou komen. Ik leerde te aanvaarden dat ik af en toe even doodsbang werd omdat dat er nou eenmaal bij hoorde. Angst die voorbij zou gaan en afgewisseld door veerkracht, of optimisme of vechtlust of wat ook.
Diezelfde stoet was er nu weer, even. Ik kende ze al. Het ging voorbij. Het leek daardoor of het allemaal een beetje aan me voorbij ging. Er kwam de gedachte bij dat de bron van die PSA bij zo’n lage waarde niet te lokaliseren zou zijn. Dat er een hele tijd toch niets medisch zou gebeuren. Dat ik misschien nog wel jaren zou moeten wachten tot…
Ik las in die vier weken 3 boeken van Murakami, 2500 bladzijden bij elkaar. Ik las ze voor de tweede keer omdat ik dacht dichter bij het begrijpen van de boodschap van Murakami te zijn en dat wou checken. Draaide veel muziek. En toch had dat allemaal te maken met iets dat ik “haast” zou willen noemen. Ik kocht een nieuwe dure koptelefoon. Er was een soort motto als: als ik én doof word én kanker heb, kan ik maar beter opschieten en zorgen dat ik optimaal van muziek kan genieten en tegelijkertijd was er: als het allemaal meevalt koop ik hem om dat te vieren. Er is in allebei de motieven zoveel eerlijke logica dat de aankoop onvermijdelijk was. Een eerlijke logica die verband hield met het besef dat de dood hoe dan ook met rasse schreden dichterbij komt.

Een week na mijn, achteraf onjuiste, diagnose, kreeg ook mijn vrouw problemen met de gezondheid, signalen dat ze moest oppassen. Ook dat lijkt nu onder controle, maar, hoe zeg je dat, het onontkoombaar besef van de fragiliteit van het bestaan, het soort besef dat ik ook even had toen ik jonger was en in het verkeer twee keer aan de dood ontsnapte in korte tijd, stond voor mijn neus als een groot blok beton dat het zicht benam op de normale gang van zaken. Toen, zo rond mijn 50ste werd ik er doodsbang van. Nu, heel anders. O nee geen acceptatie of zo, zo’n grote leegte van “niet-zijn” voor je zien, ik kan (nog) niet zeggen dat het geen angst inboezemt of zelfs troostrijk zou kunnen zijn. Maar ik sta wel heel anders in het leven dan toen. En op de een of andere manier, het lijkt sinds die dwergen van 7 jaar geleden bij het landschap te horen. Ik ging toen door een poort die het zicht op het leven veranderde.

Alleen, en ik snap dat uitstekend maar ook weer niet helemaal, in die vier weken was er geen energie voor iets anders dan de vlucht in boeken en muziek aan de ene kant en het mijmeren over dit soort beelden aan de andere. Geen zin in sport, geen zin in mijn bestuurlijk werk in de muziek. En niet alleen relativering van het belang ervan, gewoon minder energie. Minder opwinding over Trump en fascisme, wel wat, maar… Geen lol in humor op tv.
En dat op basis van een loos alarm. Ga ik hier nou iets van leren?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *