Karel. Werkelijkheid en metafoor.

Nu
Het schemert al wat. Karel zit op een van de tuinstoelen. Hij ziet er beter uit dan een paar jaar geleden. Zijn haar zit goed, niet meer van die plukken. Hij ziet er ook meer verzorgd uit. Hij is een tijd niet geweest. Een paar jaar niet. Maar ik kan ook niet zeggen dat we hem hebben gemist. Hij was er gewoon een tijd niet en nu ineens weer wel. We denken dat het komt door de vakantietijd. Knap dat hij ons weer weet te vinden.

Ooit
Ooit was het bestaan vredig. We leefden samen. Hadden vier katten. Er was de oude Fruts (eigenlijk Tashbih) een gesteriliseerde kater, en Aiko met haar twee zonen, Tarzan en Julius. De vier katten sliepen vaak vredig bij elkaar, speelden met elkaar. Geen wanklank. Aiko was nog niet gesteriliseerd, voor het geval we een tweede nestje zouden willen. Toen begonnen we katergesproei te ruiken, buiten, tegen de tuindeuren. Nadat de krolsheid over was verdween ook de stank. We lieten Aiko steriliseren. Maar er was iets veranderd. Alsof het viertal haar onschuld verloren had.

Hoe het begon
Er ontstond steeds meer animositeit tussen de drie katers. O nee, niet ernstig of structureel. Ze sliepen nog steeds vaak met zijn vieren bij elkaar. Maar er was iets. Soms werd er binnen gesproeid en dan om de beurt alle drie op dezelfde plek. Dan weer tijden niet. Wat het was? OK iedereen weet dat bij drie katers bij elkaar en zeker Burmezen, gecastreerd of niet, het kan mis gaan. Maar het ging 80% van de tijd goed. Wat was de bron van de verstoring, van het patroon van verstoringen?
Na verloop van tijd kwamen we er achter dat er in de buurt een zwerfkat rondliep. Zwart met een wit befje. Gescheurde oren. Vacht vol teken. Een vechtersbaas. Een zwerfkat met een groot territorium. Niet gecastreerd. Hij kwam regelmatig bij ons in de buurt. Maar vreemd genoeg deed hij onze katten niets. Als de oude Fruts hem wilde verjagen deed hij een paar stappen opzij, maar vocht niet. Hij kwam steeds vaker. En de interne verhoudingen bij ons raakten steeds vaker verstoord.

Een niet te vermijden aanwezigheid
Lang was hij een soort levend ding, aangeduid door zijn soortnaam, een zwerfkat. Geen individu, maar een iets op pootjes. Iets waartoe afstand bestaat. Alsof hij uit een ander deel van de wereld kwam. Op den duur was hij dagelijks bij ons of bij de buren. De buurvrouwen besloten dat hij honger moest hebben. Zielig was. Een individu was die in onze gemeenschap diende te worden opgenomen. Ze zetten brokken neer, buiten.
Dat ging niet zonder slag of stoot. “Als je dat gaat doen, hang je erin ma” zei mijn oudste zoon toen hij het verhaal hoorde. Ook bij de buren waren dat soort geluiden waarneembaar. “Als je dat gaat doen gaat hij niet meer weg, met zijn teken en zijn vlooien en zijn ballen”. Ik was vooral bezorgd over de effecten die de voortdurende aanwezigheid van deze vreemdeling had op onze katten. Er ontstond steeds meer spanning en competitie. Er werd steeds vaker in huis gesproeid door de katers. Ik vond dat ons vredige samenlevinkje was verstoord door de aanwezigheid van deze vreemdeling en dat wij eerder toe waren aan weren van vreemdelingen dan aanhalen en eten geven. Maar de dames hielden vol. Dat is wat er gebeurt wanneer een samenleving een vreemde deels blijft zien als vreemde representant van een soort en een ander deel als een individu met bestaansrecht. En op zich maakt het allemaal niet uit. Als je besluit geen geweld te gebruiken, is ie er gewoon. Alleen hij wordt op verschillende manieren gezien.

Hoe hij aan zijn naam kwam
Het moet ongeveer binnen een week zijn gebeurd. Zowel bij ons als bij de buren was hij het huis in gelopen. En hij had zich niet onbetuigd gelaten. Hij had in beide huizen flink gesproeid. “Hier woon ik”, stond er in twee huizen met hoofdletters op de muren. En dat was ook de dames iets teveel van het goede. Waar onder de mannen een soort “ziejewel-sensatie” ontstond, die ons een rechtvaardiging leek te bieden voor ons beleid van afstand en afscheid als het even kon, ontstond er iets tweeslachtigs bij de vrouwen. De gedachte was dat honger diende te worden uitgebannen maar dat het individu dat ze kenden en dat zich liet aanhalen zijn grenzen moest leren. De tweedeling in onze gemeenschappen werd dieper. De behandeling van onze vreemde kat werd wat meer onvoorspelbaar. Soms werd hij aangehaald, soms weggestuurd. Op een dag, toen het beest met mooi weer en een open tuindeur weer pogingen deed om binnen te komen en werd verjaagd, zong ik een oud liedje van Elsje de Wijn: “Nee Karel, nee Karel, niet vandaag. Nee Karel nee, al wil je nog zo graag. Er zijn van die dagen dat ik niks ken velen. Ga jij nou maar schaken met die interlectuwelen. Misschien wil ik morgen, misschien zelfs wel heel graag. Maar nee Karel nee Karel, niet vandaag.” En zo werd hij, ook voor degenen die hem liever kwijt waren, een individu, met een naam, een identiteit, werd “Karel” een persoonlijkheid waarmee je een verbinding had. Die nadelen had en vervelende effecten, maar tegelijkertijd een zeker bestaansrecht verwierf.

Hoe hij verdween
Zou ook of juist een zwerfkat zijn trots hebben? Het regime dat ontstond was knellend misschien: Je mag ’s avonds langskomen voor wat brokken, maar je voortdurende aanwezigheid maakt onze katten onrustig dus ga de rest van de tijd alsjeblieft onze tuinen uit”. Zoiets. Je mag hier zijn als we geen last van je hebben en op onze voorwaarden. Soms werd de sproeier aangezet. Soms liepen we wat dreigend naar hem toe. We zagen hem op den duur steeds minder. Met andere buurtbewoners namen we soms kontakt op. “Ja hij bestaat nog en als we zien dat het slecht gaat krijgt hij brokken. Okee.” Hij mocht er zijn, maar hoorde er niet bij. Een minimum, een bodem werd gelegd. Een soort bed-, bad-, brood-regeling. Hij verdween uit ons zicht.
Toen Fruts en Tarzan overleden werd het rustiger bij ons. Mijn vrouw beweerde dat ze Karel had gezien toen we de Fruts begroeven. Alsof hij afscheid kwam nemen, de laatste eer betuigen voor de enige in onze gemeenschap die nog een beetje het lef had gehad om het tegen hem op te nemen. Ze werd nauwelijks geloofd

Nu
Het schemert al wat. Karel zit op een van de tuinstoelen. Hij ziet er beter uit dan een paar jaar geleden. Zijn haar zit goed, niet meer van die plukken. Hij ziet er ook meer verzorgd uit. Hij is een tijd niet geweest. Een paar jaar niet. Maar ik kan ook niet zeggen dat we hem hebben gemist. Hij was er gewoon een tijd niet en nu ineens weer wel. We denken dat het komt door de vakantietijd. Knap dat hij ons weer weet te vinden.
Hij krijgt weer brokken. Buiten. Misschien is degene die voor hem zorgt op vakantie en volgende week weer terug….

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *