Ik woon hier nu bijna 40 jaar. En ken aardig wat mensen in de buurt. Veel alleen van gezicht, van vluchtig gedag. De laatste vijf jaar collecteer ik (in mijn straat, zo’n 250 adressen) voor het Rode Kruis. Bij gebrek aan medecollectanten breidt mijn wijk zich gestaag uit. En ontmoet ik mensen, buren, soms oud-collega’s, soms oud-leden van de medezeggenschapscommissie van de school van mijn kinderen waarvan ik voorzitter was, soms klasgenoten van mijn kinderen, soms ouders van klasgenoten van mijn kleinkinderen….. En door het collecteren ontstaat nieuw menselijk contact.
Volgens de instructies is een collectant altijd beleefd, ook als hij wordt afgewezen. Tuurlijk. Ik probeer ook altijd een beetje uit te stralen dat dit leuk is, een glimlach waard, een kwinkslag. Een van mijn vaste gevers staat zijn huis te schilderen op een trapleer. Als zijn vrouw opendoet, maak ik mijn excuses dat ik hem niet van zijn trap gekregen heb. Zoiets.
Vandaag kreeg ik twee keer een lange weemoedige blik op mijn vrolijke aankondiging van mijn jaarlijkse vaste collecteren voor het Rode Kruis. Eerst Mimi, later Hans. “Ik ben alleen sinds… wist je dat?” Nee wist ik niet. Mimi sinds april, Hans sinds oktober vorig jaar. Ik kende hun wederhelften niet. Gisteren van Anneke, haar Wim kende ik beter, hij zit nu in een verpleegtehuis.
“Ik kookte vroeger ook regelmatig, maar dan riep ik vanuit de keuken, hé hoe doe je dat als het…. Of je staat achter het fornuis en je voelt ineens die leegte, achter je, vanaf de plek waar ze dan glimlachend keek naar de rommel die ik maakte. Of, nou ja, ik doe ook vrijwilligerswerk en soms loopt dat niet lekker en dan kom je thuis. Een leeg en stil huis. En je vertelt je verhaal niet. Wat je vroeger wel deed. En dan maakte zij dat je na 3 minuten… en nu loop ik een uur vloekend door een leeg huis.”
Of. “Gek is dat. Ik heb last van mijn nek. Ik heb niks bijzonders gedaan… Vorige week mijn schouder. Het lijkt wel of ik, nu ik alleen ben, veel bevattelijker ben voor pijntjes en gezeur in mijn lijf. Het ging ook allemaal zo plotseling.” “Is het zwaar? Plotseling betekent dat je niet kon wennen aan het idee dat je hem zou verliezen. Waren er geen voortekenen?” “Nee laat me maar”
Als ik bij de volgende deur aanbel vraag ik me af waarom ik ben doorgelopen. Waarom ben ik niet gebleven? Ze hadden kennelijk de behoefte om hun verhaal te vertellen. Zijn die paar euro erger voor het Rode Kruis dan mijn doorlopen voor Hans en Mimi of Anneke?
Misschien betekenden die 5 of 10 minuten genoeg voor ze. Maar toch. Hoe sterk is de reflex van iemand die meer dan 40 jaar heeft gewerkt om in zijn rol te blijven? Beiden, Hans en Mimi, mensen die nooit persoonlijk werden. Nu wel. Kan niet aan mij liggen. Zij zitten vol met hun verdriet en eenzaamheid. En ik loop door. Na 5 minuten. Maar misschien was het daardoor juist wel…. ook juist veilig?
C’est la vie said the old folks, you’re only sure you never can tell….
Collecteren: Rolgedrag en C’est la vie…
Geef een reactie