Toon Hermans zei in zijn Onemanshow: “Ik heb niks met Sniklaas. Ik mag die man niet”. Nou: Ik heb eigenlijk altijd meer tégen de kersttijd gehad dan ermee. Niet dat ik erg gevoelig ben voor bioritme en korte donkere dagen. Afgezien van een korte vakantie zijn de donkere maanden zowel op scholen als op het werk altijd de tijd geweest waarop het hardst werd gebikkeld. Maar het heeft altijd gewrongen. Kerst.
Het begon al toen ik klein was met de verplichting om nette kleren aan te trekken en een keer extra naar de kerk te moeten. Niet buiten spelen, maar op visite zitten of met visite zitten. Niks mogen, veel moeten. Zoals wachten tot de volwassenen zijn uitgepraat. En dat kon lang duren man….
En dan, er waren meerdere dingen in huis waardoor je rustig moest blijven. Eén ervan was een lidcactus. Daarvan vielen de knoppen of de bloemen af als je er snel en wild langsliep. En op het eind, na de kerst, viel de kerstboom uit als je stampte. Nou en! We hebben een stofzuiger. Maar er was wel een gebod. En toen ik eens met dennennaalden in mijn wollen sokken liep, begreep ik dat wel wel een beetje. Over kerstbomen gesproken. Wij versierden toen nog met echte kaarsjes. Die waren dus nooit aan, want zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen. Nog afgezien van het brandgevaar, want het kreng is in mijn kwetsbare jeugd twee keer in de fik gevlogen.
Toen kwam de tijd dat ik echt naar het verhaal ging luisteren. Ik had een kameraad toen, aan het eind van de lagere school, hij is later nog dominee geworden ook, die zich afvroeg of hij, post hoc, had bijgedragen aan de dood van Jezus met zijn slechte karakter. Hem werd immers voortdurend verteld dat Jezus ook voor zijn zonden, voor zijn redding, nu met Kerst door God de Vader naar de aarde was gezonden en later, met Pasen, was gestorven, zo’n tweeduizend jaar geleden. En dat was geen intellectuele vraag, het was een en al schuldbesef. Het joch leed. Vooral rond kerst en pasen. Hoe meer ik van het verhaal hoorde, hoe ingewikkelder het voor mij werd. Want de rest van het jaar was het een en al kommer en kwel. Met predestinatie, je hoefde niet je best te doen want alles was voorbeschikt, waren we ongeschikt voor enig goed en geneigd tot alle kwaad, maar met kerst en pasen waren we dan ineens weer gered zonder dat je daar zelf iets voor hoefde te doen.
Mijn vader zei wel eens: “Bij jou ging geloof ik het licht uit toen je als beloning na de zondagsschool een bijbel kreeg waar de naam Hero Lindeman in gekalligrafeerd was.” Ik geef toe, het was een deuk in mijn ego en in mijn geloof in de onfeilbaarheid van gelovige volwassenen, gestuurd door God’s hand. Maar het zaad van de twijfel was al veel eerder met veel hartstocht in mijn hart geplant door dominees die elkaar en zichzelf voortdurend tegenspraken en sprookjes vertelden met een uiterst wrakkige structuur en dito, maar bulderend gebrachte, uitleg.
Maar goed. Ik kan inmiddels veel hebben van gelovigen. Die wrevel is gesmolten. Ze vertellen me inmiddels ook niet meer wat ik allemaal niet mag en wel moet op deze dagen. Het is nu de commercie. Een beetje tuincentrum begint eind september al aan zijn kerstuitstalling. Als je in het najaar een zak aarde gaat kopen hoor je van drie kanten “HoHoHo”. Alsof je wordt aangehouden met zo’n zak in je karretje. Maar het is vooral dat Amerikanisme. Met volledig met lichtjes omkranste gevels, lichtgevende rendieren in de tuin. Met Home alone en de familie von Trapp op de TV, en Scrooge en veel melodisney. Overal kerstmutsen, rendiertruien en blije hoofden. Met terugblikken op het jaar in de krant of op tv en tips over het overleven van het kerstdiner met je schoonouders. Het is een en al opgeklopte zooi. Kopen, kopen, lenen, lenen, betalen, betalen.
Als het kerstfeest al iets is, is het een oud feest. Een feest waarin wij op het Noordelijk halfrond, moe van kou en duisternis rond de kortste dag, tegen elkaar zeiden dat er weer lichtere dagen aankwamen en dat aan elkaar lieten merken door vuren en toortsen. Het zijn dagen van “houd moed, houd hoop, het wordt beter en we zitten allemaal in het zelfde schuitje”. Een feest van “Hoop, volhouden en samen” dus. Overdaad was wat lastig, want we wisten dat we tegen de lente mogelijk door de voorraden heen zouden zijn en ook nog honger zouden krijgen (de vastentijd maakte van deze nood een deugd). Dat is iets heel anders dan cadeaus, copieus eten, ruig consumeren en elkaar de loef afsteken. Er wordt hier iets indringends geboodschapt, van blijdschap, gezellig, sfeer van voorspoed en vreugde, van hoe meer en bijzonderder je eet hoe gelukkiger je wordt. Een sfeer waarin verdriet, eenzaamheid en kwetsbaarheid minder passen. Je zal maar verdriet hebben, eenzaam zijn of het even allemaal niet zo goed aankunnen nu. Nee meneer Cola en Disney. Dat is het niet. Het gaat eerder over bezinning en naastenliefde dan over vreten en zuipen. Dat dus.
Al die mensen die in deze tijd dierbaren verloren hebben. Ik ken er wat, sterkte. Extra sterkte. Al die mensen niet mee kunnen komen, extra sterkte. De combinatie van verkeerd begrepen christendom en nog meer verkeerd begrepen liberaal kapitalisme kan voor u aanmerkelijk zwaarder zijn dan nodig… Houd moed, houd hoop, het leven is voor niemand wat de reclame of de tv ons voorspiegelt… je bent niet alleen. Houd moed