Ook zij stelde zich pas voor toen ik haar naam vroeg. Elke keer als ik “the gym” binnenkom word ik door de jongelui die er werken begroet met mijn voornaam en een high five of een box. “Ha Hero, goed je weer te zien”. Ze zien aan de computer die reageert op het pasje hoe ik heet, hoe oud ik ben en hoe vaak ik kom. Eén van de jongens had over mij en de andere ouwetjes verteld aan zijn vader “die zijn stoel niet meer uit te krijgen is” vertelde hij. “Als ik zie hoe mijn ouwe reageert, kan ik alleen maar respect hebben voor jou. Goed bezig man!”. Ze zijn allemaal jong, rond de 25. Allemaal op tijdelijke contracten. Merendeels allochtoon. Allemaal vrolijk en gastvrij, behulpzaam en met aandacht voor wie er is. En er is veel. Het is een “gym” van 50 bij 100 meter, ik heb er nog nooit minder dan 30 mensen tegelijk zien sporten.
“Ha Hero, heb je er zin in vanmorgen?
“Gaat, ben lui. Ik zal wel op gang moeten komen. En jij?”
“Volgende week vakantie he”
“Waar?”
“Haute Savoie. Ik ga 10 dagen lopen. Van hut naar hut”.
“Eerder gedaan?”
“Nee”
Enzovoort. Marjolein maakte meer contact dan de anderen. Ik ken de Haute Savoie een beetje omdat ik er vaker op vakantie ben geweest en veel heb gelopen. Dit keer duurde het gesprekje dus langer dan 10 seconden.
Marjolein. Ik maakte me geen zorgen over haar hike-ambities. Een stoere meid die altijd met sterke benen en lange passen door de zaal liep. Met de telefoon naar collega’s als het nodig was of af en toe iemand ging vertellen dat iets tillen met die houding ongezond kon wezen. Zwart haar, donkerbruine, bijna zwarte ogen en een beetje gekleurde huid. Om met mn ouwe buurman te spreken “geen van vreemde smetten vrij Neerlands bloed”. Maar toen ze terugkwam klaagde ze. De hoogte. De eerste dagen was ze steeds snel buiten adem. De rest van het clubje was er een dag eerder dan zij en het duurde twee dagen voor ze hen kon bijhouden. Ook dat ken ik. Boven de 1500 meter is het wennen en bloedlichaampjes maken.
Een week later was t haar dof en iets lichter. Het viel me op, maar ik hield mijn mond, maar ze merkte het. “Maak je geen zorgen, ik ben bezig met grijs haar maken. Dat moet stap voor stap. Volgende week weer een beetje lichter”. De week erop was ze lichter, maar ook met blauwe gloed. Ze zag weer de afkeuring in mijn ogen. “Het wordt nog mooi Hero, maak je geen zorgen”. Dat deed ik wel. “Ik geloof dat ik al een jaar of twintig niet meer de echte haarkleur van mijn dochter heb gezien”. Ze grinnikte, “vrouwen he”.
Ze werd langzaam lichter in de weken erop. Maar ze keek ook steeds minder vrolijk. Na één van de wekelijkse highfive’s (onze schema’s kruisten elkaar alleen op woensdagmorgen) vroeg ze ineens “vind je het nog steeds niet mooi Hero?” Ik grijnsde. “Ik ook niet” zei ze. “Ik geloof dat ik mijn vader maar weer ga laten wennen aan mijn eigen haarkleur” zei ze ineens met de ouwe ondeugende twinkeling in haar ogen.
Waarom schrijf ik dit op? Omdat ze weg is en ik me afvraag waarom ik haar mis. Ontslagen. Einde serie tijdelijke contracten. Wat stelde het voor? Gewoon, menselijk contact, iets warms, en oprecht leuk vinden elkaar weer even te begroeten. Het voelde een beetje als een buurmeisje of (klein-)kind. Leuk om haar te zien als ik kwam en ging, want in de anderhalf uur ertussen was er geen contact. Een meisje, vol leven en plannen, sterk en sportief. Ze zat nog in een opleiding, op weg naar iets nieuws. Intussen is er een Ben. Eén van de drie/vier echte kaaskoppen, De rest zit vol vreemde smetten. En is twee keer zo sterk als ik. Misschien moet je de 70 voorbij zijn om warme vluchtigheid zo te appreciëren.