Maandelijks archief: september 2017

Verliezen van een verkeerd begrepen tijdgeest

Eerst maar even mijn hart luchten.
Op het moment dat de muziekindustrie de beste cijfers sinds jaren bekend maakt, (de muziekindustrie, je weet wel, dat zijn bedrijven die artiesten onder contract hebben, muziek opnemen en uitbrengen op Vinyl, CD, DVD, Bluray, etc.) op dat moment besluit de meerderheid van de bibliotheekdirecteuren in Overijssel dat de “muziekdrager” geen toekomst meer heeft. Alles digitaliseert immers. Draaien ze de kraan dicht en laten een collega-culturele instelling creperen. Op het moment dat het de muziekindustrie voor de wind gaat en Amazon winkels opent waar je boeken en CD’s kunt kopen, omdat Amazon ziet dat de digitale markt zo zijn eigen grenzen en onaantrekkelijkheden heeft, op dat moment besluiten bestuurders dat iedereen “immers Spotify heeft”. Altijd prettig, als bibliotheekdirecteuren de markt beter begrijpen dan de grote spelers op de markt zelf.
Het netto effect is in ieder geval dat “onze Muziekbank Overijssel” niet genoeg geld meer krijgt om als muziekuitlener en inkoper voor bibliotheken in Overijssel voort te bestaan. We gaan weer terug naar een lokale vrijwilligersorganisatie die het beheer heeft van een gigantische schat aan muziek. Zo’n 150.000 unieke CD’s en LP’s. Een dikke miljoen “nummers” dus, in alle genres. Op een budget van een goeie 30 miljoen per jaar voor bibliotheken in Overijssel was een ton nodig voor het handhaven van “muziek in de bibliotheek”. Twee-en-een-half-duizend euro per bibliotheek. Maar het is over en uit.

Muziekbank?
Ja, we bestaan 50 jaar. Ooit ontstaan uit een gezamenlijke hobby van een stel studenten hier in Enschede, uiteindelijk uitgegroeid tot een instelling die voor alle bibliotheken in Overijssel het lenen van muziek door haar abonnees mogelijk maakt. Drie van de 26 bibliotheken hebben nog eigen collecties (daar koopt de Muziekbank ook voor in). De rest loopt via de Muziekbank. 120.000 CD’s per jaar gaan heen en terug door onze handen. Ter vergelijking, de enige andere grote Muziek-uitlener voor andere bibliotheken, de Centrale Discotheek Rotterdam, leent in het hele land evenveel uit als wij alleen in Overijssel.
Maar we doen meer. We geven voorlichting, verspreiden kennis, houden lezingen en cursussen. Dat gebeurt vrijwel volledig door musicologen, conservatoriumdocenten, componisten en dergelijke. We hebben een tijdje samen met de bibliotheek een serie gemaakt “Boeken waar muziek in zit”, een serie met schrijvers, muzikanten en dergelijke. Voor kinderen wordt door een pedagogisch geschoolde inhuurkracht met enige regelmaat workshops georganiseerd, waarin we de koppeling maken met lezen en zo taal- en muzikale ontwikkeling proberen gelijk op te laten lopen.
We doen dat met anderhalve beroepskracht en zo’n zeventig vrijwilligers. Wie meedoet, zit voor een dubbeltje op de eerste rang. Maar nee, Jammer dan.

Snap ik het ook?
Gedeeltelijk. De wereld verandert. De boekenwereld verandert heel anders dan de muziekwereld. De bibliotheken zitten zelf in zwaar weer. Om meerdere redenen.
*Zo hebben we te maken met “ontlezing”. Er wordt steeds minder gelezen. Met name ook door de jeugd. Dat betekent niet dat lezen van het toneel verdwijnt. Alleen de populatie lezers wordt kleiner, grijzer en vrouwelijker begrijp ik. We moeten ambities bijstellen. Maar er is geen sprake van “ontluistering”: de jeugd luistert minstens zoveel als vroeger, alleen het medium fysieke muziekdrager komt later in beeld dan vroeger.
*Zo hebben we te maken met een malle strijd om het Ebook, Een strijdperk waarop de bibliotheekwereld stapje voor stapje verder komt, vooral dankzij het feit dat de boekenuitgevers mondiaal weinig samenwerken en deze wereld versnippert. Er is verzet en vertraging slechts een fractie is nog maar als Ebook te leen van wat er in collecties is. In de muziekwereld vult een klein aantal grote spelers: uitgevers en streamers als Apple en Spotify het toneel. Op dat terrein zal het digitaal uitlenen van muziek via een eigen kanaal van bibliotheken op een massieve weerstand van heel grote mondiale spelers stuiten.
*Zo hebben we te maken met het feit dat de wereld van het boek, uitgevers en boekhandelaren, hun verkoop en promotiekanalen hebben vernieuwd. zich langzamerhand sterk maken met het verkopen van boeken via acties en gerichte ondersteuning in de media. Schrijvers gaan naar boekhandels, beurzen en scholen. nauwelijks nog naar bibliotheken. Acties vinden plaats rond nieuwe boeken en commercieel interessante uitgaven. Bibliotheken zitten daar een stadium achter. In ieder geval hebben ze niet hun inspanningen gebundeld om ook op een dergelijk podium te geraken. In de pop-muziekwereld bijvoorbeeld was het vroeger zo dat je veel moest verkopen en op de radio gedraaid worden om te mogen optreden. Er was een rommelig circuit voor bandjes, er was pinkpop en parkpop en nog een enkele,. Nu is dat andersom, je moet veel optreden om te kunnen verkopen en er is veel meer live te genieten dan vroeger. Muziek is veel meer dan vroeger een “gezamenlijke-belevenis-industrie” geworden dan intiem samen met vrienden luisteren naar wat je leuk vindt. Ja, het streamen en deze ontwikkeling op de evenementen- en concertenmarkt heeft ook invloed op ons klantenbereik, maar heel anders.
*Zo kennen we bibliotheken die voortdurend hun oude boeken wegdoen. Als iets een tijdje niet wordt geleend, wordt het afgeschreven, verkocht dus op vrijdagmiddagen, voor een euro per boek of zo. Bibliotheken krijgen daardoor een semi-actuele collectie. Het nieuwste vind je in de boekhandel en na enige tijd ook in de bieb, daarnaast is er een collectie standaardspul, maar voor de echte grote oude literatuur moet je naar de koninklijke bibliotheek, antiquariaten en de Slegte zeg maar. De Muziekbank bewaart van alles wat ze ooit aanschafte of kreeg altijd minstens één exemplaar, waardoor een boeiende collectie ontstaat voor mensen die met uitontwikkelde muzieksmaak meer willen horen van wat in hun soort muziek eerder is uitgebracht. Dat is dan ook een collectie met een ander gebruik en andere functie dan bibliotheken opbouwen. Wij zijn er niet alleen voor de beginner en geïnteresseerde in wat er vandaag uitkomt, ook, maar vooral ook voor de schatgraver naar bijzondere uitgaven.
*Zo hebben we te maken met het feit dat bibliotheken vrijwel allemaal alleen gesubsidieerd worden door gemeenten. Gemeenten zitten sinds de kabinetten Rutte in zwaar weer: grote bezuinigingen op het gemeentefonds gaan samen met grote decentralisatie-operaties in de zorg waarbij veel gemeenten zo langzamerhand de pijn beginnen te voelen van de ermee gepaard gaande bezuinigingen. En ja, als ik wethouder was… en ik word weer geconfronteerd met grotere tekorten op de WMO, de jeugdzorg… En ik zie bibliotheken worstelen met functieverlies, met afnemende aantallen abonnees en uitleningen. Ik zie bibliotheken sympathieke dingen doen met alfabetisering en taalwegwijs maken van buitenlanders en digibete bejaarden met de digi-wereld te leren omgaan, maar dan in gebouwen en met een personele bezetting die is afgestemd op de oorspronkelijke culturele taak van de bibliotheken, namelijk het ontsluiten van wereldliteratuur en kennis om zo bij te dragen aan de ontwikkeling van de mensen en aan het culturele leven in de gemeente waar ze staan… als ik dat zie, denk ik dan als wethouder niet, tsjonge, hier mag wel eens een impuls voor vernieuwing afslanking, digitalisering…?

En als ik dat stapeltje zo optel, snap ik dat bibliotheken andere prioriteiten hebben dan muziekitems uitlenen en ook die wethouders snap ik dus. Alleen wat ik niet snap is dat niemand van die beslissers zich echt heeft verdiept in wat er gebeurt en welke kinderen zich in het badwater bevinden…
En wat ik ook erg slecht snap is dat zoveel bibliotheken zo blij meewerken in de transitie van een culturele instelling (met “literatuur” als kunstvorm) naar een sociaal-culturele instelling (met bejaarden, digibeten en vluchtelingen als doelgroep) alsof ze permanente educatie als hoofddoel hebben. Waar is hun strijd tegen de ontlezing? Waar is de voortdurende boodschap dat het lezen van een goed boek je horizon verruimt, je blik op het leven verfrist, je wegen wijst om beter om te gaan met alles wat zich op je pad voordoet… Er is zoveel meer dan het lezen en begrijpen van advertenties en overheidscommunicatie rond, wonen, belastingen en uitkeringen… Ik snap niet goed dat politici die de gevolgen van de ontlezing dagelijks in het riool van de social media langs zien trekken zich neerleggen bij deze erosie in bibliotheekland of … Ja dat begrijp ik wel een beetje. maar God wat zonde.

Hoe het voelt?
Ik moet twee mensen ontslaan. Dat is niet leuk, maar ontslagen worden is veel erger. Ik moet maar niet klagen. Boos ben ik wel, het zakt niet. Dat in twee grote vergaderingen waarin wij als Muziekbank niet aanwezig mogen zijn, onze positie niet mogen toelichten, over ons wordt gesproken en beslist door mensen die in een onderling belangenspel zonder onze informatie tot andere prioriteiten komen. Het is in de politiek dagelijks aan de orde. In de cultuurwereld kennelijk ook.
Boos en verdrietig, want ik voel het ook schuren met wat ik zie als wat er beweegt onder mensen rond muziek en lezen. Er kan veel meer.
Maar wie weet is dit een impuls voor de Muziekbank om opnieuw te beginnen te bouwen aan nieuwe functies met nieuwe partners. Dan maar niet met bibliotheken….
Help. We hebben meedenkers nodig

Hineni en waardigheid

Hineni, ‘hier ben ik’, het antwoord van Abraham als God hem roept en hij klaar staat om zijn zoon te offeren. Iets anders dan hoe we de telefoon opnemen, of ‘Ja, wat is er en wat mot je’…. Hineni gaat over “ik ben” op een diep zijnsniveau.
“Hier ben ik”, het laatste boek van Foer dat ik nu aan het lezen ben. Zo’n boek over Joden in Amerika, dat met een zekere luchtigheid en spot lijkt geschreven, maar intussen stelselmatig blootlegt dat wij mensen eigenlijk gewoon niet weten hoe te leven. Hier ben ik. alsof erna alleen een bedremmelde stilte past. Een stilte die zegt dat je niets weet…
Leven we om te leven? En doden we desnoods om in leven te blijven? Leven om een rechtvaardig leven te leiden, is rechtvaardigheid het waard om voor te sterven (en te doden)? Als je het oude testament leest zou je zeggen van wel. Als je nadenkt over de mensen die bereid waren hun leven te geven voor de bestrijding van het Nazisme, zou je denken van wel. Leven we om lief te hebben, of om dat te leren en te proberen? Als je het nieuwe testament leest (maar dat komt in Joodse boeken nauwelijks voor) zou je zeggen van wel.

Midden in het krijgen van dit soort gedachten over een dik boek, stuurde onze vriendin Annemarie een mail over een blog waarin ze het begrip “menselijke waardigheid” centraal stelde. Met de vraag “In crisis en conflicten versmalt onze blik….de draden van ons lot raken verward en kunnen makkelijk breken. Hoe herkrijgen we dan onze menselijke waardigheid?”. Hineni Annemarie, er volgt nu een bedremmelde stilte….
………

Ik weet niet goed wat dat is, menselijke waardigheid…. Om met de eerste alinea te spreken, gaat het om puur “zijn” en is dat “bewust zijn”, of leidt juist dat bewustzijn af van wat “zijn” is? Of, het begrip waarde in waardigheid zegt dat misschien al, herkrijg je pas je waardigheid als je je leven in dienst stelt van een waarde als rechtvaardigheid, liefde, eerbied voor en geloof in een God, of zoals het in het Midden-Oosten vaak wordt begrepen, de eer van waar je bij hoort, “not loosing face”…

Annemarie zette haar vraag midden in het spanningsveld van conflicten en crises. Mijn primaire reactie verwijst wel wat naar waarden als liefde en rechtvaardigheid. Mensen die ik op dit moment als beslist onwaardig wens te (blijven) zien, zijn mensen die het voortbestaan van de planeet in de waagschaal stellen uit eigenbelang en economisch gewin, mensen als Trump, Kim en Erdogan die bereid lijken het leven van velen op het spel te zetten ter verheerlijking van hun eigen ego. Er zijn meer voorbeelden te geven. Er zijn grenzen aan de wijze waarop ik vind dat ze bestreden moeten worden maar die hebben te maken met mijn waarden en niet met hun waardigheid.

Maar er is meer. Ik heb geprobeerd om, vaak en oprecht, te werken vanuit het begrip “Dialoog”. Dialoog is “de kunst van het ‘samen denken’, ook en vooral op momenten dat belangen en zienswijzen over de situatie sterk verschillen”. In normale situaties leven we vaak zo dicht mogelijk langs dat soort verschillen heen, omdat het blootleggen pijnlijk is, machtsstructuren blootlegt en dus continuïteit in de waagschaal stelt, etc. Dat doen we lang totdat ‘de pijn van het zwijgen groter wordt dan de pijn van het spreken’. Dan is het de kunst om oordelen op te schorten, antwoorden op te schorten, je te verdiepen in de belangen, de positie, de zienswijzen van de ander, je te verdiepen in de bron van haar gedrag, over en weer, en vervolgens samen te gaan zoeken naar de vraag of er iets is dat de tegenstellingen kan overstijgen of oplossen en verbinden. Maar ik heb ook geleerd dat er een grens is, een grens aan de effectiviteit ervan. Die grens heeft te maken met waarden, met integriteit. Dat luisteren en onderzoeken maakt kwetsbaar en wie kwetsbaar is, is te misbruiken. Ik heb het zien gebeuren dat een narcistisch en opportunistisch leider vervolgens zijn mede-zoekers en dialoogpartners eruit wist te werken op basis van wat hij leerde over hun werkelijke motieven en zorgen. Dialoog is een manier om in waardigheid uit conflicten en crises te komen, maar veronderstelt een minimum aan waardigheid op voorhand. En een begeleiding van het proces van dialoog dat is gebaseerd op waarden…

Maar als ik het woord “waarde” in waardigheid letterlijk neem… Wat is de waarde van een. of beter “De mens”? Zoals ik al eens eerder met enige relativering schreef: “De mens is een betrekkelijk toevallig ontstane op koolstof gebaseerde vorm van leven op een lullig planeetje behorend bij een minuscuul sterretje in een derderangs sterrenstelseltje in een uithoek van het universum? Een levensvorm die zichzelf zo belangrijk vindt dat hij een God/Schepper heeft uitgevonden die op hem lijkt. Hij is in zijn eigen ogen het grootste en hoogste wat die God heeft geschapen, God’s Magnum Opus, Hij schiep een God die hem op voorhand al zijn onvolkomenheden vergeeft en daarbij vergeet hij dat hij daarmee diezelfde God als bron heeft neergezet van al die onvolkomenheden. Kortom een wezentje in het licht van de tijd en het universum zonder enig belang is en van alle begrip van wat er eigenlijk “is” gespeend lijkt. Voor wie en wat hij werkelijk is heeft hij in een laat stadium van zijn evolutie een woord uitgevonden dat hij niet op zichzelf betrekt maar op anderen: een narcist… dus”. Eigenlijk heb ik met dit besef van nietigheid in tijd, ruimte en betekenis (als dat ‘betekenis’ al iets is dat bestaat en niet door ons is uitgevonden om nietigheid te kunnen verdragen) meer dan met waardigheid. Ik kan beter leven met de nietige in mij dan met de narcist, met ‘de geslaagde waardige’. Alleen, datzelfde besef van nietigheid gaat gepaard met een grote verwondering voor het vermogen dat ik, als mens, en dus zal ik de enige niet zijn, heb om die grootsheid waar tegenover mijn zijn niets dan nietigheid wordt, te bevatten. In mijn ogen gaat waardigheid in essentie hierom, het gelijktijdige besef van nietigheid en ervaren van grootsheid. De rest is flauwekul. Liefde en rechtvaardigheid, compassie, broederschap, niet of minder of ook?

Als ik de ‘waardigheid’ moet zien van Trump en Kim, van Jan Roos en Thierry Baudet, van neofascisten en klimaatontkenners…. dan kan ik dat eigenlijk alleen goed als ik ze strip (zoals ik vind dat ik mezelf moet strippen om mijn waarde en waardigheid te vinden van allerlei ego-onzin) van de waardigheid die ze zichzelf toekennen als wereldleiders, als intellectuelen nieuwe stijl, als heruitvinders van democratie en beschermers van hun volk tegen vreemde smetten. Zoals ik mezelf probeer te strippen van de verhalen die tot zelfverheerlijking en schade voor anderen leiden, moet ik, om hun waardigheid te zien ze van hun verhalen strippen. Verhalen waarvan ze waarschijnlijk zelf vinden dat ze juist hun waarde uitmaken. De ander in ‘zijn waarde laten’, kan dat dan? Kan dat, als die waarde een egocentrische luchtballon vertegenwoordigt? Uiteindelijk in essentie flauwekul is? Of zelfs, zoals in de tweede wereldoorlog bleek, zo slecht en gevaarlijk dat het de moeite waard is om je leven te geven in de strijd ertegen?
Kortom, ik eindig weer, zoals zo vaak, in een treurige contradictie. Hineni en een bedremmeld zwijgen past niet alleen mij, maar een ieder…., nee laat ik het maar bij mezelf houden. Hineni….

Minder markt en minder overheid, meer gemeenschap

Jeroen den Uyl
Inmiddels heb ik “mijn derde den Uyl” ontmoet. Na Joop (in mijn studententijd in het dispuut) en zijn dochter Saskia (die toen ik mijn eerste interimklus deed daar directeur sociale zaken was in Leiden) nu een telg die Jeroen heet, familie, maar hoe weet ik niet. Jeroen hield een lezing op het eerste festival der democratie in Twente, Dr’an geheten. Hij heeft ook een boek geschreven (Powerswitch) dat ik nog niet gelezen heb. Wacht ik nog even mee. Ik wil eerst even zelf kauwen op wat ik begreep dat de kern van zijn gedachten was. En die kern zit in de titel. We hebben teveel overheid (die is te dik) en teveel markt (die is ook te dik) en er ligt te weinig verantwoordelijkheid bij de georganiseerde burgers zelf. Dat is sinds de tweede wereldoorlog zo gegroeid. Het is zeer de moeite waard om te kijken waar en hoe we als gemeenschap weer meer touwtjes in handen krijgen.

Maakt te dik ook echt ziek?
Ik vermoed dat Jeroen hier een goed punt heeft. In de eerste helft van de twintigste eeuw toen we nog weinig sociaal vangnet hadden en weinig welzijnswerk (en veel christelijke politiek) kenden we het principe dat de overheid moest afblijven van het domein dat de burgers zelf konden regelen (het katholieke subsidiariteitsbeginsel) en ook niet regelend moest ingrijpen in de manier waarop men dat organiseerde (het protestantse soevereiniteit in eigen kring). We waren (de samenleving was) verzuild in die tijd. Geloof/kerk was een uitgangspunt waaromheen veel mensen zich georganiseerd wisten. Er waren georganiseerde gemeenschappen en ook echte kringen waarbinnen men soeverein kon zijn. Op dat beginsel is de vrijheid van onderwijs gebaseerd en ook de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Op dat principe is de zelforganisatie van de agrarische sector georganiseerd. Via kerken en andere charitas werden armen uit de wind gehouden, gehandicapten in bedrijven aan bezigheden geholpen, wezen opgevangen en verwarde mensen in gestichten gehuisvest.

Na de tweede wereldoorlog is met de beste bedoelingen gestart met sociale vangnetten (vadertje Drees voor de bejaarden en zie ook de armenwet die in 1968 vervangen werd door de bijstandswet) en later kwam daar het Welzijn (buurtwerk, maatschappelijk werk, etc,) bij. En er waren zeker ook schrijnende toestanden en dus ook belangrijke redenen voor die goede bedoelingen. Ideaal was het allemaal niet. Maar mede door al die maatregelen en wetten dijde de overheid snel uit en gingen burgers rekenen op de kwaliteit van het vangnet. De eigen verantwoordelijk nam snel af, men voelde “rechten” in plaats van verantwoordelijkheden. Men werd consument in plaats van deelnemer en (tot onze vreugde en verbazing ook, gezien de onvrijheid die aan de zuilen kleefde) verminderde de organisatiegraad van de gemeenschappen. Of je dat (de uitdijende overheid en de afnemende organisatiegraad van burgers) als oorzaak en gevolg aan elkaar mag knopen betwijfel ik. Het zijn in mijn visie meer vergelijkbare gevolgen/symptomen van een zelfde maatschappelijke verandering die ook sterk samenhangt met het succes van het liberale kapitalisme. In 1948 bijvoorbeeld zwoer de SDAP de klassenstrijd (tegen het kapitalisme) af en werd PvdA. In de decennia die volgden verdwenen steeds meer van die ideologische veren totdat rond de kabinetten van de PvdA-er Kok de grote privatiseringsgolf begon en de overheid probeerde af te slanken door haar “vet” naar het bedrijfsleven af te stoten.
In de laatste decennia van de vorige eeuw groeide de invloed van “de markt” op de collectieve sector (en de gesubsidieerde sector die daaraan nauw gelieerd is). Niet alleen werden veel verantwoordelijkheden naar “de markt” gebracht, zoals de ziektekostenverzekeringen, de nutsbedrijven, het openbaar vervoer, etc., ook de sturingsprincipes van de markt werden daar dominant, zie het invoeren van het marktprincipe in de zorg zelf. Sturingsprincipes die extra werden gecompliceerd door het feit dat de overheid wel transparantie eiste en wilde weten of belastinggeld en premieopbrengsten wel werden uitgegeven op een eerlijke en doelgerichte manier. Er kwamen voor mijn beeld twee principes over elkaar heen te liggen namelijk enerzijds financieel resultaat en concurrentie en anderzijds bureaucratische beginselen als gelijke monniken gelijke kappen, vermenging van prijsdiscussies met lastendruk-discussies, etc. Met als netto effect een ongekende regeldruk en administratieve last. Maar ook leidde het tot vervreemding van de gemeenschap van haar eigen collectieve voorzieningen.

Maar in de derde plaats leiden internationale ontwikkelingen ook tot een grotere onderlinge afhankelijkheid tussen markt en overheid. Neem de agrarische sector. Die sector heeft zich het langst kunnen verzetten tegen de dikke overheid door haar eigen boontjes te doppen, zelf haar toezicht te regelen etc. Die was vijftig jaar geleden nog vrijwel autonoom. Zowel zuils-gewijs als produktgroep-gewijs georganiseerd regelde de boerenstand zijn zaakjes voortreffelijk. Men had zijn eigen banken (de latere Rabobank) en verzekeringen en zijn eigen lobbymechanismen. Voorzover de sector iets met de overheid te maken had (de universiteit, Europa, belangenbehartiging in de ruimtelijke ordening, etc) had elke fractie zijn eigen boeren, de minister van landbouw kwam uit de sector en een flink deel van de ambtenaren op landbouw ook. Maar Europa werd machtiger en complexer. Er kwamen crises rond veterinaire ziekten met gevaar voor de volksgezondheid en inmiddels is het niet automatisch meer zo dat het ministerie van de sector zelf is. Ook daar is de overheid gegroeid. Ook daar zie je nu spanning tussen waar de overheid op toeziet (mest, fipronil, ammoniakuitstoot) en wat de sector zelf regelt. Onze eiercrisis als gevolg. Zie het overleg in de polder: Hoe vaak kunnen werkgevers en werknemers het niet pas eens worden als ook de overheid iets doet met belastingen, premies en regelgeving.

De kern van Jeroen’s boodschap (als ik hem had bedacht) zou dan luiden dat de obesitas van overheid en markt op het terrein van collectieve voorzieningen leidt tot groeiende onoverzichtelijkheid, steeds meer verlies door administratie, bureaucratie, steeds minder gevoel van eigenaarschap maar een groeiend gevoel van slachtofferschap bij burgers die de weg kwijtraken en bezuinigingen niet snappen. De gemeenschap vervreemdt van zijn eigen gemeenschapsvoorzieningen. Het maatwerk verdwijnt. Beslissingen over prioriteiten in zorg of onderwijs of wat ook worden genomen zonder zicht op de concrete mensen om wie het gaat. De betrokkenheid van de aansturende instanties met de taken en de mensen die ervoor staan verdwijnt in de mist van grootschaligheid, politieke compromissen, poldercompromissen en bureaucratie.
Ik wou dat ik het had bedacht. Als het allemaal waar is tenminste. En voor een groot deel heb ik het bedacht. Maar ook, er is meer waar dan dit.
We hebben inmiddels het internet en social media, automatisering en robotisering, we hebben mondialisering met belastingontwijking door multinationals, vlucht van werk naar lagelonenlanden, een mondiaal sterke bevolkingsgroei en een sterke welvaartsstijging, verschoven geopolitieke verhoudingen, een veel beter opgeleide jeugd dan vroeger en hier een snel toenemende vergrijzing. Dat de burger af en toe de weg kwijt is, zich ontheemd en niet gehoord voelt, bang is voor onzekerheid en welvaartsverlies komt niet alleen door de ontzuiling en de vervetting van overheid en markt. De wereld is complexer geworden en veranderingen gaan sneller. Laten we als we van diagnose naar oplossing redeneren niet nodeloos slachtoffer worden van versimpeling omwille van begrijpelijkheid.

Kan “terug” wel en zijn er grenzen?
Kunnen er verantwoordelijkheden “terug” naar de gemeenschap? De geschiedenis terugdraaien kan niet. Al was het maar dat de zuilen niet meer bestaan en de “gemeenschap” nauwelijks meer overzichtelijk is georganiseerd. Als we al iets zouden willen dat lijkt op meer verantwoordelijkheid voor burgers en organisaties voor collectieve voorzieningen zullen we het moeten definiëren als een stap voorwaarts waarbij we iets vinden dat inspireert tot het nemen van verantwoordelijkheid. Het vraagt om nieuwe waarden (of nieuw leven, echt nieuw leven van oude) en nieuwe vormen van organiseren van de besturing van die velden. Jeroen spreekt over “broederschap” (In Twente zouden we eerder spreken van naoberschap) en nieuwe regelkringen. Laten we het dus maar niet “terug” noemen, maar een ander vooruit.
Maar kan het ook? En als het kan waar?
Ik moet als ik langs dit spoor denk soms sterk denken aan de Verenigde Staten. Gemeenschappen die het zelf regelen lynchten, toen ze iets beschaafder werden voerden ze de doodstraf in en ze willen hem nog steeds niet afschaffen. Uit die tijd dateert ook de verheerlijking van het eigen wapenbezit uit bescherming van gezin en goed. Ik moet er niet aan denken. De rechtsstaat blijft buiten schot.
In Amerika is de financiering van het onderwijs grotendeels in handen van particulieren en oud-leerlingen. Met grote ongelijkheid als gevolg. In de VS pakt men liever de eventuele schade van pech dan dat men zich verzekert. Niet alleen individueel (zie het politieke gekakel rond Obamacare), maar ook collectief (men pakt liever de schade van overstromingen dan dat men via de overheid investeert in preventie met dijken en dergelijke, maar je ziet dan ook dat men wel sterk wil leunen op vadertje President bij schade, dat schuurt dan weer wat in die ideologie). Dat is voor een deel ideologisch, waar, maar onderdeel van die ideologie is de eigen verantwoordelijkheid van individuen en gemeenschappen en de angst voor een vervette overheid. Ik zou onze verzorgingsstaat misschien wel iets minder bureaucratisch willen zien, maar zeker niet zo rammelend georganiseerd als in de VS. Ik moet er niet aan denken. Oom Joop den Uyl in ieder geval ook niet.
Ik heb in het Brabantse meegemaakt dat een gemeente die uit zes kleine kernen bestond aan die kernen vroeg hun eigen (ruimtelijke) toekomstvisie op te stellen. Allemaal gingen ze het verlies aan voorzieningen tegen door bevolkingsgroei en woningbouw. Met als resultaat stevige groei van het gezamenlijke inwonertal. Het gebied zelf staat op het punt een krimpregio te worden: voor de dan gebouwde woningen zou er geen markt zijn. Ook gemeenschappen in nieuwe regelkringen hebben kaders nodig die met gezag worden aangereikt. Maar dan nog, ook op het gebied van de voorzieningen als sportvoorzieningen, gemeenschapsruimten, etc. werkte het niet zomaar om zonder gezaghebbend kader het inzicht over te dragen dat voor succes over de grenzen van de eigen gemeenschap moest worden heengekeken. Mijn conclusie is dat ook op het gebied van ruimtelijke ordening en infrastructuur, wellicht meer zelfsturing mogelijk is. Maar alleen binnen kaders. En met overnemend gezag als het fout gaat (zie bijvoorbeeld AirB&B in Mokum).
Een nieuw wellicht briljant idee tegemoet treden met veel “ja-maar’s” is dodelijk. Maar zoals we nu achteraf zeggen dat niet alle privatisering even logisch en geslaagd was, mogen we wel kritisch kijken naar de terreinen waarop we eventuele zoekende stappen voorwaarts kunnen zetten. Want dat het “zoeken en leren” wordt zal duidelijk zijn.

Wat wel? Kleinschalig. Zoeken en leren.
We maken er al het e.e.a. van mee. Jos de Blok heeft met zijn “management-loze thuiszorgorganisatie” een soort weg als deze ingeslagen. Ik ben inmiddels lid van een lokaal energie-collectief dat verbindingen moet maken met netbeheerders, belastingdienst, leveranciers, producenten van zonne-energie, e.d. Ik draai ook mee met een initiatief van de gemeente Enschede dat burgers, bedrijven, instellingen, kunstenaars inschakelt om initiatieven te ontplooien om de binnenstad (Enschede-Muziekstad) vooral muzikaal te verlevendigen. Op al die gebieden zien we het zoeken en leren. Burgers of kleine ondernemers met ideeën worden geconfronteerd met Nimby-gedrag, reeksen vragen en garanties die uit wetgeving voortvloeien, botsende belangen op lokaties. De wereld was altijd al ingewikkelder dan de mens met een idee dacht, maar we zijn wel complexer geworden met zijn allen. Initiatiefnemers hebben de ene keer het idee dat de gemeente wel erg hard tegengas geeft op wat ze willen, een andere kant op duwt, terwijl ze een andere keer vinden dat er te weinig regie is. Eenduidigheid in de regie is er in ieder geval niet en misschien is dat ook wel het kenmerk van zo’n nieuwe regelkring.
We hebben met de decentralisaties een goedbedoelde poging van het kabinet Rutte achter de rug om een aantal vormen van zorg dichter bij de zorgvrager te organiseren. Als de zorg te complex is, zoals bij nogal wat jeugdzorg het geval is, werkt dat slecht. Bij meer overzichtelijke vormen die op het grensvlak liggen van mantelzorg en professionele eerstelijnszorg waarschijnlijk prima. Alleen die bezuinigingsopgave had wel een jaar of vijf later mogen worden opgelegd als taakstelling. We moeten ons daarbij wel realiseren dat een belangrijk principe onder onze rechtsstaat, het gelijkheidsbeginsel, onder druk komt. Maatwerk en gelijkheid staan op gespannen voet. Zoals een bevriend jurist ooit tegen me zei: Gelijke monniken bestaan niet, gelijke kappen wel. Wat niet binnen categorieën “gelijk” is, is moeilijk te meten, te tellen, op spreadsheets te berekenen en te volgen of te verantwoorden en dus moeilijk te regelen op de huidige manier van functioneren van moderne regelkringen. Het wordt dan weer meer “piepsysteem”. Willen we dat?

We moeten ons afvragen op welke terreinen we dat wel en niet willen. Het vraagt om nieuwe vormen van vertrouwen in professionals. En past dat in de huidige dynamiek in onze cultuur waar de deskundigen steeds meer worden gerelativeerd? En waar en wanneer wel? En kunnen we daar stappen maken?

Ik vraag me af of we niet op veel meer terreinen afkunnen van de heilloze stapeling van administratie en verantwoording, schaalvergroting en meta-besturing, zoals ook Jos de Blok heeft geprobeerd en ook in het verpleegtehuis Nieuwe Stijl zoals de Max-baas Jan Slagter aan het organiseren is. Wat kunnen we in het onderwijs bijvoorbeeld? Kunnen we de school niet teruggeven aan de docenten, zoals we de thuisverpleging teruggeven aan de wijkverpleegsters? Ja ook daar moeten kaders worden gesteld. We kunnen nu al niet tegenhouden dat er een salafistische school komt waar kinderen binnen en dankzij de rechtsstaat leren tegen de rechtsstaat te zijn. Als we dat doen zou het zomaar kunnen dat bepaalde vormen van ongelijkheid die ook nu al in het onderwijs kruipen toenemen. Willen we dat accepteren?
Jeroen den Uyl opperde zelfs dat de sociale werkvoorziening misschien wel er toe heeft bijgedragen dat de werkgevers zo blij werden bevrijd van de verantwoordelijkheid voor de mensen met een beperking dat je de gevolgen ervan zelfs als desastreus voor de cohesie in de samenleving zou kunnen zien. Als er iemand anders voor zorgt hoef ik niet, ik betaal wel belasting en ook nog zo weinig mogelijk. Jeroen vroeg zich af of zoiets niet in een lokaal convenant met gemeenten, werkgevers, bonden en vertegenwoordigers van landelijke bedrijven als Albert Heijn enzo te regelen is. Zonder de premiedruk en de organisatiekosten van zo’n werkvoorzieningsschap. Ik heb me altijd gerealiseerd dat als we die werkvoorziening niet zouden hebben, die verantwoordelijkheid wel eens erg conjunctuurgevoelig zou kunnen worden ingevuld. Als het moeilijk wordt in een bedrijfstak, de concurrentie toeneemt en de economie minder draait, dan kan je als werkgever ook veel minder. Zijn we bereid om dat soort oplossingen, die om het cynisch te zeggen een beetje een “mooi-weer-karakter” hebben, te accepteren? En hoe regelen we het dan met zijn allen bij slecht weer? Hoe richten we zo’n regelkring dan in, met begrip voor de onmogelijkheid in bepaalde economische fasen om de verantwoordelijkheid goed in te vullen?
Kan in onze tijd met een matige organisatiegraad in gemeenschappen een dergelijke regelkring zonder eindverantwoordelijkheid van een overheidsinstantie? Kan het zonder toezichthouders als de NWA en de AFM?

Misschien moet ik toch het boek maar kopen.