Taal voor wat we niet (kunnen) weten.

Wittgenstein schreef ooit, “over dat waarover we niet kunnen spreken, kan men maar beter zwijgen”, maar ook, “Mijn werk bestaat uit twee onderdelen. Dat wat ik heb geschreven en dat waarover ik niet heb geschreven, dat laatste is veel belangrijker”. De mysticus, maar ook taalfilosoof Wittgenstein had begrepen dat taal is bedoeld en uitgevonden om ons de weg te leren in het leven. De weg in dingen, feiten en concrete gebeurtenissen. OK ook een beetje de weg in “wat er dan door je heen gaat”, de gevoelens, maar dat was al moeilijker. Want daar kon je geen afbeelding van maken en geen verwijzende woorden., hoogstens iets spel-achtigs dat verwijst naar gemeenschappelijke duidingen van de werkelijkheid. De mysticus zag de taal van de logica tekort schieten voor het spirituele en zag de valkuil van het uitvinden van nieuwe taal daarvoor omdat de wetten van de taal, de wetten zijn van de logica, van de natuur en het denken, en dat die wetten daardoor het zicht belemmeren op het spirituele in plaats van het meer zichtbaar maken. Immers het spirituele is precies dat wat we niet kunnen vatten, en weten, maar waarvan we wel een soort “ervaren” kennen. En ervaren doet het “ik” en de duiding heeft te maken met hoe “ik” me tot de wereld verhoud. En dan gaat het hier over hoe dat “ik” zich moet verhouden tot het absolute, het hogere, tot het onkenbare, tot de bron van alles. Als dat al bestaat, want ook hier staan “woorden”.

Er is sowieso iets spannends, iets broeierigs, tussen het weten en geloven. Ik heb altijd geleerd en ook braaf geroepen dat geloven begint waar het weten ophoudt. Maar ik zie dat veel religies, uitgevonden in een tijd dat we veel minder wisten, de mensheid stimuleren om te stoppen met denken en weten, ver voor die grens tussen weten en geloven is bereikt. Malle voorbeelden? Besnijdenis en ritueel slachten! Uitgevonden als rationeel wapen tegen ziektes en ellende, aan de mensheid overgebracht als gods woord omdat dat dan beter navolging krijgt en in de huidige tijd als achterhaalde zede nog steeds van diepe religieuze context voorzien. Zo is er het verzet tegen de evolutieleer en the big bang door creationisten. Het gebeurt veel breder, ook daar waar geloof een geloof in een ideologie is geworden. Maar het ging over taal, zei ik.

Het begint natuurlijk al met het woord “God”. Er is een wereld vol patronen, maar ook vol toeval. En ondanks dat Einstein van mening was dat God niet dobbelde en dus alles, ook het toeval, wetenschappelijk moest worden aangepakt, had ook Einstein een diep ontzag voor de grens van het weten. Je kunt dat wat je niet begrijpt niet succesvol begrijpend benaderen door dezelfde redenering die de onbegrijpelijkheid aan het licht bracht. Je moet de grens verleggen in dat gebied dat mystiek wordt. Misschien heeft dat wel aan de wieg gelegen van die brede stroming van gelovigen in de spiritualiteit van de relativiteit en de kwantummechanica. Daar werd de verklaring zo onbegrijpelijk, daar werd de taal zo verwant aan de taal die mystici hanteren, dat men begon te vermoeden dat de wetenschap de mystiek aan bewijzen kon helpen en al had geholpen of andersom. Fritjof Capra heeft daarvoor echt omstandig zijn best gedaan. Midden in die onmetelijke valkuil van de taal. Als je de taal van de wetenschap gaat verhaspelen met de taal van het onbegrijpelijke omdat de wetenschap ook onbegrijpelijk aan het worden is, Fout.
God is de plek waar het toeval wil wordt, het onbegrijpelijke goed, waar “het meer wordt dan toeval”. God is “the invisible hand”. God is ook de bron van ethiek. Het begon met de tien geboden of multiculturele varianten ervan, het eindigt met Schriftgeleerden die de Talmoed dagelijks actueel maken, ayatollahs die de Koran wel kunnen uitleggen. Monniken in Oranje gewaden die bedelen, zwerven en vasten, Met Goeroes in gewijde plaatsen.

Een ander woord is “openbaren” (het verwijst simpel naar het tegendeel van privacy), maar een openbaring is meemaken dat je het onzichtbare ziet, het onbegrijpelijke ineens vat, het onhoorbare hoort en het onuitsprekelijke tot je gesproken hoort worden. Maar het is geen zien, begrijpen en horen. de woorden hebben alleen iets overdrachtelijks en verwijzends gekregen, maar ga er niet logisch mee aan de gang. “Er is meer tussen hemel en aarde” dat het onverklaarbare aanvaardbaar maakt. Als je dan niet in een baardige wijze man in de hemel gelooft, die je haren telt en je zonden, je tekortkomingen vergeeft… er is meer, er is een hoger weten, er is een plan er zijn onbegrijpelijke verbindingen tussen mensen die elkaar kennen, er zijn onbegrijpelijke verbindingen tussen mensen en rituele plaatsen. Een plan, verbindingen, die het toeval tot iets moois kunnen laten transcenderen. Reïncarnatie, ook zo’n woord. Het verwijst niet alleen naar een soort verzet tegen de absolute eindigheid van individueel leven. Het verwijst ook naar “lot”, “karma”, naar leerprocessen die tot een verheven staat kunnen leiden. Met al dit soort woorden wordt gewerkt aan een “verhaal” dat datgene duidt dat niet kan worden geduid en een verhaal dat een soort logica bevat, een soort hiërarchie soms, een soort “zo boven zo beneden” (of andersom liever), die ons de illusie wil geven dat we ermee uit de voeten kunnen. “Doorgeven”, ook zoiets, er is een betekenis van dat woord die verder reikt dan “de vergadering morgen gaat niet door, geef jij het even aan Jan door?”. Een medium krijgt en geeft dingen door die we niet kunnen weten. Uit de wereld van de doden bijvoorbeeld. Jacob Lorber heeft een stapel boeken laten publiceren, waarin zijn “doorgevingen” over hoe het in de hemel toegaat en wat we daaruit op aarde moeten leren zijn vastgelegd. Omdat we bij doorgevingen denken aan een gezaghebbende bron (die kan weten dat de vergadering niet doorgaat) is de eerste impuls nieuwsgierigheid en geloof. Scepsis volgt daarna vaak, maar bij de één snel, bij de ander traag en bij sommigen nooit. En vooral als het gaat om dingen waar we zelf niet bij kunnen, maar we wel zouden willen weten, snappen en doorgronden. Vooral als we denken dat we daarmee een betere toekomst voor onszelf (iets met de hemel, het Nirwana, de maagden in het paradijs) en onze naasten kunnen bewerkstelligen.

De valkuil van die taal is ook dat het ook leidt tot een soort postulaten over goed en kwaad die zich boven elke discussie verheffen. Als de bron het grote onbegrijpelijke en rechtvaardige is, wie ben jij dan dat je daar vraagtekens bij zet? Ik heb er al eens naar verwezen dat je zowel met de ChristenUnie als met D66 over het kasboek kunt praten, maar met de een niet kunt onderhandelen over de bijbel en met de ander niet over individuele zelfbeschikking. Als je daar gaat sjoemelen en marchanderen, bij identiteit en humanistische of goddelijke uitgangspunten, ben je fundamenteel te ver gegaan. Omdat er iets “Absoluuts” aan de orde is, en daar compromitteer je niet mee. Het woord absoluut is maar een woord heren. U kunt daarover prima onderhandelen….

We are all Gods child’ren, brothers and sisters… Are we? De gelovige volgers van Trump willen hun latino-broeders en zusters met een muur buiten houden. En de moslims met een “ban” buiten houden. Omdat ze voor hun banen vrezen. En voor hun leven. Misschien houdt religie, spiritualiteit, psychologisch op bij het eigenbelang. Is er eerst de kennis en de rede, over dat wat we menen te begrijpen, is er dan het ontzag, het knielen voor het hogere en absolute, en eindigt het bij het eigenbelang, het ik. Ik denk het wel eens, nee ik denk het vaak. Geloven in een God die zowel het universum in zijn onuitsprekelijke en onbegrijpelijke grootsheid heeft geschapen, enerzijds, maar ook denken dat wij mensen ….levend op een lullig planeetje bij een derderangs sterretje in een vierderangs uithoek in dat universum…. zijn magnum opus zijn, weten dat we dagelijks falen en dus door hem individueel gezien en vergeven moeten worden is het summum van narcisme. Denken dat je eeuwig doorleeft, stijgt in de hiërarchie door in je opeenvolgende levens je karma op te lossen, is narcisme. Eigenbelang en eigenliefde is de voertaal van de knielende mens vrees ik. Ik begin steeds meer te voelen voor de zinnen van Wittgenstein. Zwijg over dat wat we niet kunnen zien, vatten en onder woorden brengen. Want (en hier maak ik de zinnen af) we zijn tot niets diepers in staat dan ons ego zodra we die grens overgaan. Blame it on De Taal. Denk ik, over het ondenkbare, schrijf ik over het onschrijfbare. Geloof me dus niet…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *