Maandelijks archief: juli 2017

Filosofen en democratie 1

Het filosofisch kwintet levert gewoonlijk geen oplossingen en conclusies, maar food for thought. Ik probeer de huidige cyclus te volgen die over de toekomst van de democratie gaat, over bedreigingen en kansen. Welke trends en processen hebben invloed op de democratie is dan een centrale vraag. Er zijn van de twee afleveringen die ik heb gezien een paar dingen blijven hangen. Ik zal proberen het gedachtenvoedsel een beetje onderwerps-gewijs op mijn manier te reproduceren.

Er zijn maatschappelijke ontwikkelingen. Vroeger, toen we nog overzichtelijk waren en verzuild, hadden we een maatschappelijk middenveld. Er was een rode familie en een katholieke en protestantse families waren er. In die families zaten allerlei mensen op besturende posities. Er waren katholieke ondernemersverenigingen, katholieke vakverenigingen, katholieke boerenclubs, katholieke kerkbesturen, plattelandsvrouwen, maatschappelijk-werk-organisaties, schoolbesturen, ziekenhuizen, etcetera. En stemden katholieken op de KVP. Die dragende structuur is afgekalfd, en grotendeels weg. En bijna alle politieke partijen hebben hun ontstaansgeschiedenis ergens in die zuilen. Partijen zijn daarmee van hun wortels weg gegroeid of hebben hun ideologische veren wat afgeschud en hebben geen logische ideële verankering meer in levende sociale structuren. In die oude dragende structuur werden allerlei gedachten ontwikkeld over waar het heen moest met het onderwijs en de zorg, met de landbouw en de middenstand. Dat gebeurt niet meer. Maar ook, wat er aan conflictstof over dit soort onderwerpen was werd grotendeels in dat maatschappelijk middenveld opgelost, gedempt. Als dat middenveld wegvalt, wordt de lijn tussen burger en politiek direct. Dat heeft een boel voordelen. Transparantie bijvoorbeeld. Meningsvorming wordt niet gekanaliseerd binnen de zuil, maar komt transparant de pers in. Maar ook conflicten rollen nu direct op de agenda van de minister of bij de rechter. Zelfs klassenfoto’s. Meningsvorming en conflictregulering is door burgers bij het afbrokkelen van dat oude middenveld als het ware direct naar de politiek gedelegeerd. Met als effect o.a. ontevredenheid en politisering van individuele gevallen, politisering van de rechterlijke processen en uitspraken. De vraag is waar de nieuwe maatschappelijke reguleringsmechanismen komen te liggen. Bij meer autonome stedelijke gebieden? Of in nieuwe democratische structuren als elektronische referenda? Of in nieuwe soorten agenderingsprocessen met regionale en landelijke “politieke markten”?

Democratie en de markten voor goederen en diensten konden zich ooit op nationale schaal prima gelijk op ontwikkelen. Markten hebben iets egalitairs. Iedereen die een tientje heeft kan voor een tientje kopen. De markt maakt geen onderscheid. De markt individualiseert. Democratie ook (one man one vote). Maar de markt heeft ook regulering nodig. Er moeten regels zijn tegen wildgroei en misbruik. En de voorzieningen die voor iedereen belangrijk zijn moeten door collectieve aansturing worden geregeld. De markt heeft het nodig dat waar de markt geldstromen voor taken ongunstig verdeelt, de overheid dat geld herverdeelt. Maar er zijn niet alleen “outputmarkten” (voor goederen en diensten) maar ook inputmarkten: voor kapitaal, arbeid, kennis en informatie, etc. Die markten werken mondiaal of ze mondialiseren sterker dan de outputmarkten. Die markten zijn op nationale schaal niet te reguleren en met nationale herverdelingsmechanismen in hun negatieve effecten bij te sturen. Zie de bankencrisis en de vlucht van het internationale kapitaal naar het laagste belastingniveau. Die mondialisering kan de democratie uithollen en kan alleen gepareerd worden door maatregelen die door mondiale samenwerking tussen nationale staten algemene geldigheid verwerven. De vraag is dan wat holt de nationale democratie dan meer uit: de ongrijpbaarheid van kapitaalstromen, migratiestromen en informatiemonopolies of de internationale samenwerking om daarop greep te krijgen. De Griekse democratie was ooit volledig weerloos tegen de combinatie bankencrisis/Europa/IMF. Of moeten we niet bang zijn om het primaat van de democratische macht en controle bij Europa te leggen in plaats van bij de nationale overheden? In Californië zullen ze blij zijn dat de staat het tegen Trump kan opnemen. Hoe organiseren we nieuwe evenwichten?

In de tijd van de zuilen hadden we ook allemaal onze eigen krant en omroepvereniging. Wij lazen thuis trouw Trouw en luisterden naar de NCRV. Nu leven we allemaal in onze eigen internetbubbel. Alleen die bubbel is anoniem. In die bubbel zenden we alleen en luisteren we nauwelijks, laat staan dat er dialoog is. Of een dwingende aanleiding om te kijken of we het eens kunnen worden. We kunnen ad infinitum blij of boos doorgaan met spuien van opvattingen en veroordelingen. Dat was in die zuilen dus niet zo, omdat je zaken moest doen, een ziekenhuis of een school runnen. De vraag is of de democratie (en zo ja op welk niveau? Partij of regering) daardoor wordt beïnvloed, meegezogen wordt. Trump wel. De filosofen startten dit debatje met het voorbeeld van de massavernietigingswapens en de banden met Al Quaida van Saddam Hoessein. De Amerikaanse en Engelse regering hielden een internationale campagne met achteraf duidelijk onware verhalen om een oorlog te mogen starten tegen Irak om nog steeds niet bekend gemaakt echte motieven. We weten dit inmiddels allemaal. En naar de echte redenen (machtsevenwichten in het Midden Oosten? Israel? Olie?) gissen we ook nog steeds. Het leidt tot complottheorieën en tot burgers die het vertrouwen in de bron van overheidsinformatie verliezen. Maar democratie draait niet alleen op verschillen in de kijk op waar het heen moet met de samenleving. Het draait ook op een minimum van vertrouwen dat regeringen boven die partijpolitiek uit, met juiste en door onafhankelijke instituties gegenereerde en gecertificeerde informatie komen. Het Centraal Plan Bureau dient betrouwbaarder en onafhankelijker te zijn dan een PvdA minister van Financiën en het RIVM moet onafhankelijker en objectiever zijn dan een VVD-minister van milieu. Groningen laat zien dat de overheid niet scheutig is met informatie die tegen haar werkt. Er wordt veel gespind en geframed en burgers zien dat. Wat we dan ook zien is dat het vertrouwen van de jeugd in de objectiviteit van de informatie van zowel de overheid als van de pers afneemt. Wat we zien is dat Trump het Amerikaanse Milieu-agentschap ontmantelt omdat het hem onwelgevallige informatie verschaft en dat met grote steun van zijn achterban. Wordt de geïndividualiseerde bubbel, waarin iedereen zijn eigen gelijk bevestigd wil zien en geen behoefte heeft aan informatie die daartegen in gaat, wordt die bubbel die in beginsel op conflict staat, op gelijk krijgen en vechten, wordt die bubbel belangrijker dan het basale vertrouwen dat de democratie nodig heeft om te functioneren? Of komen daar andere middelen voor in de plaats? De overrompelende hoeveelheden wetenschappelijke informatie op het web bijvoorbeeld? Gaan er nieuwe soorten opinieleiders opstaan die daarin de weg weten? Wordt Wikipedia met Wikileaks straks de belangrijkste bron van informatie? Of richt de pers, de onderzoeksjournalistiek zich weer op? Gaan de Googles, Twitters en Facebooks straks de rol van onderzoeksjournalistiek overnemen en met het kapitaal dat zij kunnen generen fakenews dagelijks op grote schaal ontmaskeren? En is dat goed of second best?

Wordt vervolgd

Indië

OK, ik ben dus opgegroeid als, opgevoed en opgeleid tot: racist en koloniaal. Er is even geen andere conclusie

Gek is dat. Ongeveer de helft van mijn blogs zit in mijn kop en schrijf ik zoals ik van tevoren dacht. 45% begint met een plan maar eindigt anders. 5% begint met een gedachte, een vraag, een emotie of een eerste zin die schuurt, zoals deze. En dat ik dan voor de rest niet verder weet wat er gaat komen.

Kan nauwelijks anders. Op school geleerd van de gouden eeuw, de Hollandse glorietijd. Koffie, thee, specerijen, slaven. De VOC-mentaliteit, TOOOCH??? Balkenende? Professor in de geschiedenis van de christelijke politiek… Wist je echt niet beter lulhannes??? Heeft iemand mij ooit op school verteld dat de Nederlandse koloniale autoriteit in 1740 ergens zo’n 10.000 chinezen heeft vermoord in Indië omdat ze teveel macht kregen? Nee he. O ja ze waren er niet helemaal blij mee in Amsterdam. maar de opdrachtgever is overleden voor hij gestraft kon worden. En dat begin 1900 toen de Indiërs het gevoel hadden dat de Chinezen hen in de weg zaten omdat ze weer een groot deel van de handel en de geldmarkt regelden, het nog eens dunnetjes hebben overgedaan en dat de Nederlandse koloniale autoriteiten braaf wegkeken toen? Leerden we op school dat kapitein Westerling na de overdracht aan Soekarno, alsnog 10.000 mensen op Celebes heeft laten ombrengen? Nee toch JP, ik heb het ook niet geleerd. Ik leerde dat we goed waren voor de Indiërs, niet dat we er 100.000en bastaards hebben gemaakt, (die we vaak niet eens erkenden, al werden ze wel Totok (Nederlands) opgevoed, die we later Indo’s zijn gaan noemen) omdat we niet van hun vrouwen konden afblijven. Niet dat we in de politionele acties na de Japanse bezetting, want oorlog mocht het niet heten, massa-executies hebben uitgevoerd. Oh en wat leefden we mee met Wim Kan die niet wilde dat de Japanse Keizer hier ontvangen zou worden, de oorlogsmisdadiger, en gelijk had ie. Maar heeft ie zich nooit afgevraagd wat die goddelijke keizer bij ons, slavenhandelaren, genocideplegers en uitbuiters kwam doen? Het is allemaal zo godverlaten dubbel…

Ja misschien is dat de centrale boodschap, dat we in Indië uiteindelijk zowel dader als slachtoffer waren, en dan niet van iets kleins als diefstal, maar van moord, van bezetting, uitbuiting en knechting, van oorlogsmisdaden. Zoals bijna elk volk. Heeft de mensheid een godgestuurd moreel kompas? Nou, wij in ieder geval niet, JP, geschiedenisfilosoof van christelijke politiek…

Is het daar mee begonnen? Met dat begin van twijfel aan de rechtvaardigheid van slavenhandel en onderdrukking, ergens op mijn 11e, nog net op de lagere school? Of met Debbie, toen ik 13/14 was en zij 12 en ik volslagen versuft haar schoonheid en gratie met volle teugen opzoog totdat haar broer me tegen de vlakte sloeg? Debbie de Ambonese. Is die betovering die met een doffe klap eindigde het begin geweest van nieuwsgierigheid en een lange reeks ontmoetingen? Dat ik niet begreep waarom die jongens blauwen werden genoemd, waar het woord plopper vandaan kwam dat ook ergens op dat moment in mijn jeugd opdook? Of was het Multatuli?
Wat wist ik nou van dat land? Er was een soort romantisch beeld van mensen die daar goed gingen doen, want de inlanders konden niet plannen en organiseren, kenden geen discipline. Konden niet lezen en schrijven. Omdat wij er waren ging het er goed. Een broer van mijn vader is er in de dertiger jaren onderwijzer geweest. Het waren gouden maar zware jaren, want tropenjaren telden dubbel. Dan mocht je op je vijftigste al met pensioen. Er ontstond bij mij bijna iets van trots op al onze opofferingen. En het was er mooi en warm en goed, want de inlanders zorgden er voor ons met baboes en kokkies en weet ik wat. Die Soekarno deugde niet, want dat volk was uiteraard niet rijp voor zelfstandigheid en vervolgens stal hij ook onze bronnen van rijkdom… Het heeft even geduurd voor ik als kind de contradictie voelde. Waarschijnlijk tot na Multatuli, die vlak na Debbie kwam, op mn 14e, vierde klas HBS. Literatuurlijst. Kinderen lezen tegenwoordig niet meer genoeg…

Racist en koloniaal, helemaal, met nog maar een begin van twijfel. Met een begin van ongeïnformeerd plaatsvervangend schuldgevoel. Hoogstens een kiem, of vage aankondiging van die kiem, van twijfel aan de rechtschapenheid van Nederlanders. Wij deugen immers. Want wij Hollanders gaan naar de kerk… Maar wat trekt me nou, wat trekt er aan me?

De eerste die dichtbij kwam was Wim, mijn vriend in mijn studietijd. Indo met gitaar en luchtbuks waarmee hij in de bouw in het weekend tijdens zijn middelbare schooltijd op ratten schoot om wat bij te verdienen. Hoe erg dat een cliché leek, gitaar en schieten, ontdekte ik later pas. Wim vertelde dat ergens in de tijd dat de japanners werden verslagen en de Indonesische bevolking niet nog eens de Nederlanders als bezetter terug wilde er erg veel is gebeurd. Nederlanders en Indo’s werden vermoord. Zijn vader had als jonge man in korte tijd zoveel gezien en meegemaakt dat hij “in één nacht grijs werd”. Veel wilde hij er niet over kwijt. Het was een echo van het beeld dat we op school kregen, dat plotseling in het machtsvacuüm de verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar begonnen. Maar Wim legde uit dat het anders was. Het was vrijheidsdrang en wraak. En vreselijk, maakt niet uit wie het waarom doet, zinloos moorden, vrouwen en kinderen…. wij deden het, zij deden het. Steeds meer raakte mijn beeld gemengd. Het romantische, Couperus-achtige beeld van het ongrijpbare, het mooie het mystieke Indië, het beeld van het geknechte Indië van Multatuli en het rauwe beeld, van moord, dood en verderf, van haat van uitbuiting.

En ergens suizelde de koloniaal dus ook nog steeds in het plaatje, de racist. Ik had intussen het woord mata gelap (ze spraken het toen voor me uit als “Mattaklap””) geleerd. De waanzinnige doorgedraaide. Het was een Maleis woord voor een Indonesiër die was doorgedraaid. De racist dacht nog dat het hun volksaard was. Lang. Toen ik een paar jaar geleden aan buurman Udo vroeg wat het letterlijk betekende, zei hij “Zwarte ogen, donkere ogen”. Hij wou er verder niet over praten, bezwerende handgebaren, omhooggedraaide ogen. Hij zag iets voor zich waarover hij zwijgen wou

Ja klopt. Later kwam ik te wonen tussen links een Indo die met een Nederlandse was getrouwd nadat hij hier vlak na de oorlog met zijn moeder en zus naartoe kwam om te studeren. En rechts een Indo die tandarts was met zijn Chinees-Indische vrouw. Udo praatte wel veel over zijn jeugd en de ontbrekende schooltijd tijdens de Japanse bezetting. Hoe hij daarvoor in een klas vol gemengdbloedige Indo’s over de blanke top der duinen (met die prachtige tempo-doeloe “ui” die ook als eu klinkt) moest zingen en “Wien neerlands bloed door d’ad’ren vloeit, van “freemde smettan frij”” in een klas vol smetten. Over het bijgeloof dat kokkie en baboes hen bijbrachten en nooit meer helemaal was overgegaan. Over de angst tijdens de bezetting en de represailles erna. Hoe na de Japanse bezetting de familie in stukken en brokken naar Nederland kwam. Vader van gezin gescheiden, andere familie in andere tussenkampen… Udo praatte er veel over, maar wou nooit meer terug. Hij koesterde iets waarvan hij zeker was dat de overgang van Indië naar Indonesië het had kwijtgemaakt, veranderd, gestolen…. hij wou zijn geheugen niet verzieken door het met nieuwe beelden te overschrijven. Wiek, de andere buurman, praatte nooit ergens over en ging rond 2000 wel terug naar Bandung, Surabaya en Batavia. Kwam terug met dozen vol dia’s die Udo vol afgrijzen heeft bekeken.

En dan nu, vrij kort na elkaar gelezen de Honolulu King en De tolk van Java. Het romantische beeld is wel gedoofd nu. Het zwijgen, de bezwerende handen, de gitaar, zij worden een beetje begrepen. De woede, de haat, de angst, de verkniptheid soms ook, de heimwee (vriendin Erie die nog steeds op haar 85ste praat over “luitjes” alsof ik Wieteke van Dordt hoor en geen Pasar Malam overslaat). Maar ik snap nog steeds niet waar de fascinatie zit. Niet met Suriname oid, maar Indië. Waarom? Kwam hierdoor voor het eerst scherp het besef dat “wij”, wij brave calvinisten, polderaars en verwelkomers van Hugenoten en Portugese Joden, niet zo tolerant waren, en ook niet deugden? Was Indië het zinnebeeld van begrijpen dat politiek fatsoen, dat ethiek, niet door een God aan mensen is gegeven maar moet worden bevochten op klootzakken, telkens weer, op klootzakken die ook onder ons leven? Dat de kwaliteit van een samenleving niet vanzelfsprekend is, maar moet worden beschermd… Of heb ik altijd gewoon genoten van mensen die mooi waren, charmant, elegant, gracieus, met lagen die ik niet begreep maar wel af en toe aan de oppervlakte kwamen? Had deze blog wel een boodschap?

Taal voor wat we niet (kunnen) weten.

Wittgenstein schreef ooit, “over dat waarover we niet kunnen spreken, kan men maar beter zwijgen”, maar ook, “Mijn werk bestaat uit twee onderdelen. Dat wat ik heb geschreven en dat waarover ik niet heb geschreven, dat laatste is veel belangrijker”. De mysticus, maar ook taalfilosoof Wittgenstein had begrepen dat taal is bedoeld en uitgevonden om ons de weg te leren in het leven. De weg in dingen, feiten en concrete gebeurtenissen. OK ook een beetje de weg in “wat er dan door je heen gaat”, de gevoelens, maar dat was al moeilijker. Want daar kon je geen afbeelding van maken en geen verwijzende woorden., hoogstens iets spel-achtigs dat verwijst naar gemeenschappelijke duidingen van de werkelijkheid. De mysticus zag de taal van de logica tekort schieten voor het spirituele en zag de valkuil van het uitvinden van nieuwe taal daarvoor omdat de wetten van de taal, de wetten zijn van de logica, van de natuur en het denken, en dat die wetten daardoor het zicht belemmeren op het spirituele in plaats van het meer zichtbaar maken. Immers het spirituele is precies dat wat we niet kunnen vatten, en weten, maar waarvan we wel een soort “ervaren” kennen. En ervaren doet het “ik” en de duiding heeft te maken met hoe “ik” me tot de wereld verhoud. En dan gaat het hier over hoe dat “ik” zich moet verhouden tot het absolute, het hogere, tot het onkenbare, tot de bron van alles. Als dat al bestaat, want ook hier staan “woorden”.

Er is sowieso iets spannends, iets broeierigs, tussen het weten en geloven. Ik heb altijd geleerd en ook braaf geroepen dat geloven begint waar het weten ophoudt. Maar ik zie dat veel religies, uitgevonden in een tijd dat we veel minder wisten, de mensheid stimuleren om te stoppen met denken en weten, ver voor die grens tussen weten en geloven is bereikt. Malle voorbeelden? Besnijdenis en ritueel slachten! Uitgevonden als rationeel wapen tegen ziektes en ellende, aan de mensheid overgebracht als gods woord omdat dat dan beter navolging krijgt en in de huidige tijd als achterhaalde zede nog steeds van diepe religieuze context voorzien. Zo is er het verzet tegen de evolutieleer en the big bang door creationisten. Het gebeurt veel breder, ook daar waar geloof een geloof in een ideologie is geworden. Maar het ging over taal, zei ik.

Het begint natuurlijk al met het woord “God”. Er is een wereld vol patronen, maar ook vol toeval. En ondanks dat Einstein van mening was dat God niet dobbelde en dus alles, ook het toeval, wetenschappelijk moest worden aangepakt, had ook Einstein een diep ontzag voor de grens van het weten. Je kunt dat wat je niet begrijpt niet succesvol begrijpend benaderen door dezelfde redenering die de onbegrijpelijkheid aan het licht bracht. Je moet de grens verleggen in dat gebied dat mystiek wordt. Misschien heeft dat wel aan de wieg gelegen van die brede stroming van gelovigen in de spiritualiteit van de relativiteit en de kwantummechanica. Daar werd de verklaring zo onbegrijpelijk, daar werd de taal zo verwant aan de taal die mystici hanteren, dat men begon te vermoeden dat de wetenschap de mystiek aan bewijzen kon helpen en al had geholpen of andersom. Fritjof Capra heeft daarvoor echt omstandig zijn best gedaan. Midden in die onmetelijke valkuil van de taal. Als je de taal van de wetenschap gaat verhaspelen met de taal van het onbegrijpelijke omdat de wetenschap ook onbegrijpelijk aan het worden is, Fout.
God is de plek waar het toeval wil wordt, het onbegrijpelijke goed, waar “het meer wordt dan toeval”. God is “the invisible hand”. God is ook de bron van ethiek. Het begon met de tien geboden of multiculturele varianten ervan, het eindigt met Schriftgeleerden die de Talmoed dagelijks actueel maken, ayatollahs die de Koran wel kunnen uitleggen. Monniken in Oranje gewaden die bedelen, zwerven en vasten, Met Goeroes in gewijde plaatsen.

Een ander woord is “openbaren” (het verwijst simpel naar het tegendeel van privacy), maar een openbaring is meemaken dat je het onzichtbare ziet, het onbegrijpelijke ineens vat, het onhoorbare hoort en het onuitsprekelijke tot je gesproken hoort worden. Maar het is geen zien, begrijpen en horen. de woorden hebben alleen iets overdrachtelijks en verwijzends gekregen, maar ga er niet logisch mee aan de gang. “Er is meer tussen hemel en aarde” dat het onverklaarbare aanvaardbaar maakt. Als je dan niet in een baardige wijze man in de hemel gelooft, die je haren telt en je zonden, je tekortkomingen vergeeft… er is meer, er is een hoger weten, er is een plan er zijn onbegrijpelijke verbindingen tussen mensen die elkaar kennen, er zijn onbegrijpelijke verbindingen tussen mensen en rituele plaatsen. Een plan, verbindingen, die het toeval tot iets moois kunnen laten transcenderen. Reïncarnatie, ook zo’n woord. Het verwijst niet alleen naar een soort verzet tegen de absolute eindigheid van individueel leven. Het verwijst ook naar “lot”, “karma”, naar leerprocessen die tot een verheven staat kunnen leiden. Met al dit soort woorden wordt gewerkt aan een “verhaal” dat datgene duidt dat niet kan worden geduid en een verhaal dat een soort logica bevat, een soort hiërarchie soms, een soort “zo boven zo beneden” (of andersom liever), die ons de illusie wil geven dat we ermee uit de voeten kunnen. “Doorgeven”, ook zoiets, er is een betekenis van dat woord die verder reikt dan “de vergadering morgen gaat niet door, geef jij het even aan Jan door?”. Een medium krijgt en geeft dingen door die we niet kunnen weten. Uit de wereld van de doden bijvoorbeeld. Jacob Lorber heeft een stapel boeken laten publiceren, waarin zijn “doorgevingen” over hoe het in de hemel toegaat en wat we daaruit op aarde moeten leren zijn vastgelegd. Omdat we bij doorgevingen denken aan een gezaghebbende bron (die kan weten dat de vergadering niet doorgaat) is de eerste impuls nieuwsgierigheid en geloof. Scepsis volgt daarna vaak, maar bij de één snel, bij de ander traag en bij sommigen nooit. En vooral als het gaat om dingen waar we zelf niet bij kunnen, maar we wel zouden willen weten, snappen en doorgronden. Vooral als we denken dat we daarmee een betere toekomst voor onszelf (iets met de hemel, het Nirwana, de maagden in het paradijs) en onze naasten kunnen bewerkstelligen.

De valkuil van die taal is ook dat het ook leidt tot een soort postulaten over goed en kwaad die zich boven elke discussie verheffen. Als de bron het grote onbegrijpelijke en rechtvaardige is, wie ben jij dan dat je daar vraagtekens bij zet? Ik heb er al eens naar verwezen dat je zowel met de ChristenUnie als met D66 over het kasboek kunt praten, maar met de een niet kunt onderhandelen over de bijbel en met de ander niet over individuele zelfbeschikking. Als je daar gaat sjoemelen en marchanderen, bij identiteit en humanistische of goddelijke uitgangspunten, ben je fundamenteel te ver gegaan. Omdat er iets “Absoluuts” aan de orde is, en daar compromitteer je niet mee. Het woord absoluut is maar een woord heren. U kunt daarover prima onderhandelen….

We are all Gods child’ren, brothers and sisters… Are we? De gelovige volgers van Trump willen hun latino-broeders en zusters met een muur buiten houden. En de moslims met een “ban” buiten houden. Omdat ze voor hun banen vrezen. En voor hun leven. Misschien houdt religie, spiritualiteit, psychologisch op bij het eigenbelang. Is er eerst de kennis en de rede, over dat wat we menen te begrijpen, is er dan het ontzag, het knielen voor het hogere en absolute, en eindigt het bij het eigenbelang, het ik. Ik denk het wel eens, nee ik denk het vaak. Geloven in een God die zowel het universum in zijn onuitsprekelijke en onbegrijpelijke grootsheid heeft geschapen, enerzijds, maar ook denken dat wij mensen ….levend op een lullig planeetje bij een derderangs sterretje in een vierderangs uithoek in dat universum…. zijn magnum opus zijn, weten dat we dagelijks falen en dus door hem individueel gezien en vergeven moeten worden is het summum van narcisme. Denken dat je eeuwig doorleeft, stijgt in de hiërarchie door in je opeenvolgende levens je karma op te lossen, is narcisme. Eigenbelang en eigenliefde is de voertaal van de knielende mens vrees ik. Ik begin steeds meer te voelen voor de zinnen van Wittgenstein. Zwijg over dat wat we niet kunnen zien, vatten en onder woorden brengen. Want (en hier maak ik de zinnen af) we zijn tot niets diepers in staat dan ons ego zodra we die grens overgaan. Blame it on De Taal. Denk ik, over het ondenkbare, schrijf ik over het onschrijfbare. Geloof me dus niet…