Het filosofisch kwintet levert gewoonlijk geen oplossingen en conclusies, maar food for thought. Ik probeer de huidige cyclus te volgen die over de toekomst van de democratie gaat, over bedreigingen en kansen. Welke trends en processen hebben invloed op de democratie is dan een centrale vraag. Er zijn van de twee afleveringen die ik heb gezien een paar dingen blijven hangen. Ik zal proberen het gedachtenvoedsel een beetje onderwerps-gewijs op mijn manier te reproduceren.
Er zijn maatschappelijke ontwikkelingen. Vroeger, toen we nog overzichtelijk waren en verzuild, hadden we een maatschappelijk middenveld. Er was een rode familie en een katholieke en protestantse families waren er. In die families zaten allerlei mensen op besturende posities. Er waren katholieke ondernemersverenigingen, katholieke vakverenigingen, katholieke boerenclubs, katholieke kerkbesturen, plattelandsvrouwen, maatschappelijk-werk-organisaties, schoolbesturen, ziekenhuizen, etcetera. En stemden katholieken op de KVP. Die dragende structuur is afgekalfd, en grotendeels weg. En bijna alle politieke partijen hebben hun ontstaansgeschiedenis ergens in die zuilen. Partijen zijn daarmee van hun wortels weg gegroeid of hebben hun ideologische veren wat afgeschud en hebben geen logische ideële verankering meer in levende sociale structuren. In die oude dragende structuur werden allerlei gedachten ontwikkeld over waar het heen moest met het onderwijs en de zorg, met de landbouw en de middenstand. Dat gebeurt niet meer. Maar ook, wat er aan conflictstof over dit soort onderwerpen was werd grotendeels in dat maatschappelijk middenveld opgelost, gedempt. Als dat middenveld wegvalt, wordt de lijn tussen burger en politiek direct. Dat heeft een boel voordelen. Transparantie bijvoorbeeld. Meningsvorming wordt niet gekanaliseerd binnen de zuil, maar komt transparant de pers in. Maar ook conflicten rollen nu direct op de agenda van de minister of bij de rechter. Zelfs klassenfoto’s. Meningsvorming en conflictregulering is door burgers bij het afbrokkelen van dat oude middenveld als het ware direct naar de politiek gedelegeerd. Met als effect o.a. ontevredenheid en politisering van individuele gevallen, politisering van de rechterlijke processen en uitspraken. De vraag is waar de nieuwe maatschappelijke reguleringsmechanismen komen te liggen. Bij meer autonome stedelijke gebieden? Of in nieuwe democratische structuren als elektronische referenda? Of in nieuwe soorten agenderingsprocessen met regionale en landelijke “politieke markten”?
Democratie en de markten voor goederen en diensten konden zich ooit op nationale schaal prima gelijk op ontwikkelen. Markten hebben iets egalitairs. Iedereen die een tientje heeft kan voor een tientje kopen. De markt maakt geen onderscheid. De markt individualiseert. Democratie ook (one man one vote). Maar de markt heeft ook regulering nodig. Er moeten regels zijn tegen wildgroei en misbruik. En de voorzieningen die voor iedereen belangrijk zijn moeten door collectieve aansturing worden geregeld. De markt heeft het nodig dat waar de markt geldstromen voor taken ongunstig verdeelt, de overheid dat geld herverdeelt. Maar er zijn niet alleen “outputmarkten” (voor goederen en diensten) maar ook inputmarkten: voor kapitaal, arbeid, kennis en informatie, etc. Die markten werken mondiaal of ze mondialiseren sterker dan de outputmarkten. Die markten zijn op nationale schaal niet te reguleren en met nationale herverdelingsmechanismen in hun negatieve effecten bij te sturen. Zie de bankencrisis en de vlucht van het internationale kapitaal naar het laagste belastingniveau. Die mondialisering kan de democratie uithollen en kan alleen gepareerd worden door maatregelen die door mondiale samenwerking tussen nationale staten algemene geldigheid verwerven. De vraag is dan wat holt de nationale democratie dan meer uit: de ongrijpbaarheid van kapitaalstromen, migratiestromen en informatiemonopolies of de internationale samenwerking om daarop greep te krijgen. De Griekse democratie was ooit volledig weerloos tegen de combinatie bankencrisis/Europa/IMF. Of moeten we niet bang zijn om het primaat van de democratische macht en controle bij Europa te leggen in plaats van bij de nationale overheden? In Californië zullen ze blij zijn dat de staat het tegen Trump kan opnemen. Hoe organiseren we nieuwe evenwichten?
In de tijd van de zuilen hadden we ook allemaal onze eigen krant en omroepvereniging. Wij lazen thuis trouw Trouw en luisterden naar de NCRV. Nu leven we allemaal in onze eigen internetbubbel. Alleen die bubbel is anoniem. In die bubbel zenden we alleen en luisteren we nauwelijks, laat staan dat er dialoog is. Of een dwingende aanleiding om te kijken of we het eens kunnen worden. We kunnen ad infinitum blij of boos doorgaan met spuien van opvattingen en veroordelingen. Dat was in die zuilen dus niet zo, omdat je zaken moest doen, een ziekenhuis of een school runnen. De vraag is of de democratie (en zo ja op welk niveau? Partij of regering) daardoor wordt beïnvloed, meegezogen wordt. Trump wel. De filosofen startten dit debatje met het voorbeeld van de massavernietigingswapens en de banden met Al Quaida van Saddam Hoessein. De Amerikaanse en Engelse regering hielden een internationale campagne met achteraf duidelijk onware verhalen om een oorlog te mogen starten tegen Irak om nog steeds niet bekend gemaakt echte motieven. We weten dit inmiddels allemaal. En naar de echte redenen (machtsevenwichten in het Midden Oosten? Israel? Olie?) gissen we ook nog steeds. Het leidt tot complottheorieën en tot burgers die het vertrouwen in de bron van overheidsinformatie verliezen. Maar democratie draait niet alleen op verschillen in de kijk op waar het heen moet met de samenleving. Het draait ook op een minimum van vertrouwen dat regeringen boven die partijpolitiek uit, met juiste en door onafhankelijke instituties gegenereerde en gecertificeerde informatie komen. Het Centraal Plan Bureau dient betrouwbaarder en onafhankelijker te zijn dan een PvdA minister van Financiën en het RIVM moet onafhankelijker en objectiever zijn dan een VVD-minister van milieu. Groningen laat zien dat de overheid niet scheutig is met informatie die tegen haar werkt. Er wordt veel gespind en geframed en burgers zien dat. Wat we dan ook zien is dat het vertrouwen van de jeugd in de objectiviteit van de informatie van zowel de overheid als van de pers afneemt. Wat we zien is dat Trump het Amerikaanse Milieu-agentschap ontmantelt omdat het hem onwelgevallige informatie verschaft en dat met grote steun van zijn achterban. Wordt de geïndividualiseerde bubbel, waarin iedereen zijn eigen gelijk bevestigd wil zien en geen behoefte heeft aan informatie die daartegen in gaat, wordt die bubbel die in beginsel op conflict staat, op gelijk krijgen en vechten, wordt die bubbel belangrijker dan het basale vertrouwen dat de democratie nodig heeft om te functioneren? Of komen daar andere middelen voor in de plaats? De overrompelende hoeveelheden wetenschappelijke informatie op het web bijvoorbeeld? Gaan er nieuwe soorten opinieleiders opstaan die daarin de weg weten? Wordt Wikipedia met Wikileaks straks de belangrijkste bron van informatie? Of richt de pers, de onderzoeksjournalistiek zich weer op? Gaan de Googles, Twitters en Facebooks straks de rol van onderzoeksjournalistiek overnemen en met het kapitaal dat zij kunnen generen fakenews dagelijks op grote schaal ontmaskeren? En is dat goed of second best?
Wordt vervolgd