Muziek *(#*&>+**#* You don’t know…

Een accoord: F C As D G (=F mineur met een suggestie van G majeur erop). Ik heb er ooit een week naar gezocht. De G is ook de eerste noot van de melodie. Als je de melodie verder speelt is de verleiding groot om die D in de linkerhand terug te laten komen, voorzichtig mee zijn: te veel effect schaadt; er zitten genoeg maj7 en 9 wringingsmomenten in de begeleiding. Ik liet hem aan buurman Udo horen, alleen dat eerste accoord en die wist het meteen: You don’t know what love is van Chet Baker. Hij schoof naast me en ik maakte ruimte voor hem. Hij speelde het zo, vloeiend als een beekje, en met een nog veel gecompliceerder arrangement dan ik voor mezelf had uitgedacht dat het zat. “..een week Udo, en die D kwam vaak genoeg langs in het zoeken, ik wou er niet aan, maar nu weet ik het zeker.”

Dat was de tijd dat mijn oren het nog redelijk deden. Mijn vingers hebben nooit goed genoeg gewild voor wat ik wou spelen. Dat alleen al leidde altijd tot een haat-liefde verhouding met de piano. Dat ik de dingen die ik van mijn vader had geleerd uit zijn boeken wou spelen en vervolgens kon horen hoe Bach woelde in zijn graf. Laat staan dat ik Rachmaninov en Skriabin, mijn pianohelden, durfde te entameren. En dan was er nog iets ergers, Wat ik maar even “mijn eigen muziek” noem, Ik geloof niet dat ik componeer-talent heb, maar iedereen die met muziek bezig is heeft die momenten dat hij in zijn hoofd iets hoort waarvan hij/zij denkt dat hij het nooit eerder heeft gehoord en dus origineel zelf heeft geknutseld. Dat had ik -nu veel minder- regelmatig. Alleen, als ik ermee naar de piano liep werd het doodstil in mijn hoofd. Om een uur later weer terug te keren, maar niet als ik in de buurt van toetsen kwam. Op den duur werd ik zo boos dat ik mijn piano aan de kleinkinderen ter beschikking heb gesteld. Ik heb hem nu twee maanden terug.

Ik ben er voorzichtig mee, met die piano, maar het helpt niet. Met gehoorapparaten aan jengelt ie, met gehoorapparaten op “muziek” snijdt ie door mn kop, met apparaten uit is ie dof. De piano is niet veranderd, ik. (nee, ik weet het Tom Waits schreef “The piano has been drinking, not me”, maar dat kan ik niet volhouden. Het arme instrument doet niks fout). En die paar jaar niet spelen heeft de kloof tussen wat ik van mijn vingers wil en wat ze kunnen weer ernstig verdiept. Ik heb het rustig gehouden, echt. Met alleen rubato Hickery Winds van Gram Parsons en Love Hurts dan maar er achter aan. En een beetje Randy Newman enzo. Maar zelfs dat is veel vlakker dan ik wil en ooit kon. Er zijn veel momenten dat het voelt alsof muziek me ontglipt, uit mijn leven probeert te vluchten. Ik heb gemerkt dat ik bij veel klassieke muziek en bebop veel sterker ontroerd kan raken dan vroeger, toen mijn doofheid nog niet zo prominent was. De muziek glipt weg, maar wordt niet onbelangrijker voor me, in tegendeel.
En toen heb ik vanavond toch maar weer eens You don’t know what love is geprobeerd. Ik ben stukken van het schema uit mijn geheugen kwijt, ik mag weer opnieuw zoeken, net als van ‘the summer knows’. Opnieuw zoeken, met af en toe onuitgesproken verwensingen en boze spiertrekkingen van onmacht. Maar zo houd je een ouwe geest lenig toch…. En als ik er niet uitkom. ik heb ook the real books uit Udo’s erfenis…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *