13 mei 2000

Het zou een memorabele dag worden. Voor veel mensen veel ingrijpender dan voor mij. Hij begon zo mooi. Een mooie zomerse zaterdag. De mensen waren vrij, Veel mensen waren buiten, genieten van winkelen of van de natuur, veel kinderen waren aan het buiten spelen.

De zaterdagse boodschappen waren binnen. We zaten in de tuin. Ik herinner me dat ik wel een uur met lege blik voor me uit heb zitten staren terwijl langzaam een steeds scherper beeld in me opborrelde. Ik was consultant bij KPMG. De accountants hadden in hun ethische code de opdracht gekregen om een zakelijke splitsing te maken tussen accountantsdiensten en adviesdiensten: “geen consultancy verkopen onder dreiging van de onthouding van de handtekening onder de jaarrekening” kort samengevat. De sfeer in het bedrijf was er niet beter op geworden. De consultants moesten goed worden verkocht en dus werd vrij plotseling het financieel resultaat nog een stuk belangrijker dan ervoor. Het wrong met mijn beelden over kwaliteit voor de klanten. Ik was de strijd aan het verliezen. De momenten waarop ik dacht dat ik het wel eens verkeerd zou kunnen zien werden talrijker. Nu in de tuin, zei ik tegen half drie plotseling, meer tegen mezelf dan tegen mijn echtgenote, maar toch, ook tegen haar: “Ik pas daar niet meer. Ik word er ongelukkig. En ook als ik denk dat ik het niet goed zie nu, dat gevoel dat het me leeg zuigt gaat niet weg. Er zit maar één ding op. Ik neem ontslag. Ik moet daar weg. Ik ga wel praten met de jongens van interim-management. Ik moet zelfstandig worden. Het is klaar.” Het was een erg ingrijpend beeld. Vier en vijftig, geen financiële buffers die groot genoeg waren voor de rest van het bestaan, geen garantie of strategie voor succes. Ik had een geweldige knoop van spanning, verlies en bevrijding in mijn maag. Zo’n drie kwartier later, na wat inleidend geknetter, volgde de eerste grote knal.

Bij de eerste vuurwerkgeluiden was ik naar de zolder gelopen om te kijken of ik kon zien waar het vandaan kwam. Ik stond voor het open raam. Het was een onwaarschijnlijke lokatie, ergens achter de brouwerij, in een woonwijkje. Er leek ook geen systeem in te zitten. Het was niet zoals het wezen moest. ik liep naar beneden. Mijn twee jongens wilden weg met mijn auto. Ze zouden onderweg wel even kijken. M’n dochter meldde dat ze met man en kind naar de binnenstad gingen om schoenen te kopen. Ik ben niet zo’n waarschuwer. Ze hebben misschien wel iets gemerkt van ongerustheid. Maar in ieder geval niet veel. Toen iedereen een kwartier weg was, kwart over drie ongeveer, kwam de eerste klap. En vrijwel direct een orkaan aan sirenes van politie en brandweer. Wat er dan gebeurt is misschien al wel duizenden keren door onderzoekers waargenomen. Ik stapte van de ene werkelijkheid in een andere. Mijn ontslag was ver weg ineens. Wat een life-changing decision leek, was futiel geworden. Het zal adrenaline zijn, maar er was zowel angst (niet zozeer om ons, want ik had gezien dat het vuurwerk betrekkelijk ver weg was, anderhalve kilometer, maar om de kinderen die misschien zouden zijn gestopt om naar het vuurwerk te kijken) als een immense nieuwsgierigheid. Misschien moet je om te weten wat je moet doen, vechten, vluchten, helpen, de situatie wel eerst goed verkennen. Ik moest terug naar de zolder. Intussen bellen naar de mobieltjes van de kinderen. Niets.

Een andere werkelijkheid ja. Tijd bijvoorbeeld. Tijd loopt normaal lineair. Je kunt normaal best aardig schatten hoeveel tijd er tussen twee momenten ligt. Nu heb ik geen idee hoeveel tijd er verstreek tussen de eerste en de tweede grote klap. Of hoeveel later Koen, een vriend van mijn oudste zoon en zoon van een brandweerofficier, langskwam om te vertellen dat we weg moesten gaan, desnoods lopend omdat we met de auto de straat niet uit konden. De Grolschfabriek stond in brand en als de tank met koelvloeistof zou ontploffen zou alles ten noordwesten ervan -“kijk de rookpluim staat ook over jullie huis heen”- sterven aan verbrande slijmvliezen. Terwijl we de katten zochten om mee te redden kwam Jan Mans op tv vertellen dat het niet hoefde. Iemand had de tank al leeg laten lopen. (Er was de week ervoor toevallig een oefening geweest. De jongen die dat bij de oefening ook had gedaan zat op de camping bij zijn ouders en is op de brommer naar Enschede gereden en heeft de boel opgelost. Zelfstandig. Hij kon niemand bereiken om te vragen of het nodig was en of hij er wel in zou kunnen of later, om het te vertellen tot hij klaar was en later aan een agent met ramp-communicatie vertelde wat hij had gedaan). Of hoeveel tijd er verstreek tot m’n oudste zoon terugkwam. Hij had zijn broer ergens anders in de stad afgezet. Was teruggereden en heeft een stel licht gewonde jongens opgepikt en naar het ziekenhuis gereden. Met de tweede lichting kwam hij naar huis, naar de verbandtrommel van ma. Het was al bijna avond toen m’n dochter zich meldde. Tijdens het passen van schoenen was de winkelruit over hen heen naar binnen geslagen. M’n schoonzoon heeft zijn dochter gepakt en vluchtte naar buiten. Dochter zoekt kind in de winkel en vindt niets. Ze vinden elkaar later buiten. Hun auto kan het parkeerterrein niet af. Alle hoofdroutes zijn dicht ten behoeve van brandweer en ambulances. Ze moeten ruim een uur omlopen, om het ruim afgezette rampgebied heen, schoonzoon op één eigen schoen en één gepaste uit de winkel.

Een andere werkelijkheid ja. Normaal heb je het idee, misschien wel de illusie, dat je ertoe doet en invloed hebt. Dat je huis veilig is. Dat je beslissingen kunt nemen, zoals ontslag nemen, die ertoe doen en gevolgen hebben. Nu is alles wat je meemaakt groot, groter dan normaal en alles lijkt willekeurig toe te slaan. Ik maak mee, maar ben geen slachtoffer. Ik ben bang, maar alles kwam goed. Langzaam dringt door hoe groot de schade moet zijn. Niet alleen van de klappen. Maar vooral ook van de erop volgende brand. Maar het is niet mijn schade. De wereld is groot en tegelijkertijd klein. Mijn katten waren even belangrijker bij wijze van spreken dan de buren die misschien van de koelvloeistoftank niets wisten. Maar er bleken veel illusies te zijn die dag. Kinderen die moesten vluchten omdat hun huis niet de veiligste plek bleek. Van een gezin dat niet vluchtte overleefden er drie het niet.
Maar ook emoties waren er in andere volgordes en combinaties. Was ik nou opgelucht dat mijn zoon terugkwam? Was ik boos dat hij twee keer was teruggegaan en de held had gespeeld, of juist trots dat hij daar de moed voor had? Was ik jaloers dat ik verlamd thuis zat en niets had gedaan en hij wel? Bij de tweede ontploffing voor het open zolderraam kon ik niet blijven staan. Je ziet op films mensen bij een explosie achteroverslaan door de drukgolf. Anderhalve kilometer van die explosie af voelde ik de klap zo hard dat ik achteruit moest lopen om niet te vallen. Mijn trommelvliezen deden zeer. Hoe bang werd ik? Of ging ik schoolnatuurkunde na om mij iets voor te stellen over knopen en buiken in een golf en dat dit een buik moest zijn geweest? En hoe hard de klap moest zijn geweest voor de brandweerlieden en de eerste rijen kijkers. Schakelde de lichaamschemie emotionele circuits uit of om? Op de tv werd gemeld dat het een vuurwerkfabriek was. Ik wist niet eens dat er daar één zat. Daar werd ik weer wel erg boos van. En later pas, ’s avonds pas echt, kwamen al die mensen binnen, binnen in mijn hoofd, die dood moesten zijn en gewond en dakloos. Of uit preventieve overwegingen niet naar huis mochten. Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat er maar 20 doden zijn gevallen.

Een andere werkelijkheid ja. Die nog tijden de normale werkelijkheid grotendeels verdrong. Aan het eind van de avond, toen de knallen wat minder frequent werden en het aantal sirenes minder, de helikopters niet meer vlogen, herinnerde ik me ineens weer mijn besluit tot ontslag nemen. Ik weet nog dat ik vloekend riep: God, zo’n groot uitroepteken achter dit besluit hoefde nu ook weer niet!!” Op momenten dat je nietigheid voorin in het bewustzijn raakt is er kennelijk de behoefte iets te zeggen tegen een “hogere macht”. En tegelijkertijd wat te grinniken om mezelf. Ik zou overigens nog geen drie weken later ZZP-er zijn met een klus van een jaar.
Ik heb nog maanden sirenes in mijn hoofd gehad. Ik kon van slag raken als ik een echte hoorde. In Enschede Noord waren vier supermarkten. Twee ervan verwoest en één nog tijdelijk gesloten. Van de vier kwamen bijna alle klanten naar de Appie in Noord. Ook ik kwam daar eigenlijk haast nooit en wist de weg niet in de winkel. Het was er druk dus, niet gewoon druk dus. Maar overal stonden mensen aan elkaar te vragen waar de koffie en waar de wasmiddelen lagen en vielen elkaar dan soms huilend in de armen. Ze moesten hun verhalen aan elkaar kwijt. De stad stonk. De mensen zijn elkaar soms dagen kwijt geweest. Leden van een gezin in verschillende sporthallen opgevangen en niet direct vindbaar voor elkaar. Een van de vriendjes van mijn jongste zoon kon plotseling niet meer tafeltennissen bleek na een paar dagen. Hij zag telkens weer voor zich hoe een rondvliegend brok beton een man op een fiets had gedood. Bijna duizend gewonden en net zoveel daklozen. Veel huizen met schade (inderdaad kon je in een lange straat de knopen en buiken van de schokgolf zien aan de afwisseling van kapotte ramen en scheuren in muren en dan weer schadevrije panden). Alles wat ik aan schade had, was dat in één van de verbrande supermarkten mijn beste pak hing. Net terug van de stomerij. Ik had zo weinig, het was allemaal zo indirect en toch zoveel reactie, zoveel ontreddering, beklemming en verwondering… Zoveel hardnekkigheid van die ontredderende andere werkelijkheid waar toeval heerst en individuen niet tellen. Hoe zwaar moest het zijn voor al die anderen die wèl… ?

Ze zeggen wel eens dat een stad dan zijn onschuld verliest. Een vreemde uitdrukking. Maar ik weet geen betere. Alleen, die onschuld keert dan geleidelijk weer terug. Er wordt hier weer net zoveel vuurwerk verkocht als voor 2000. De wijk is vernieuwd. De krater van de explosie van de opslag ligt er nog. Er staat een monument. We herdenken nog jaarlijks. Maar de kinderen die nu de rotjes afsteken hebben het niet meegemaakt en zullen het nooit meer zo kunnen ervaren. Life goes on…
Tot het weer een zaterdag is die erg lijkt op die van nu 17 jaar geleden. En ik me herinner dat ik nog aantekeningen heb van toen… Maar of ik dan de volgende keer dat 13 mei op een mooie zaterdag valt met songfestival en moederdagvoorbereidingen weer iets zal doen met blogs of sociale media?
En de volgende dag werd Feyenoord kampioen, precies 77 jaar na 14 mei 1940, toen de Duitsers het centrum van Rotterdam platgooiden, Nederland capituleerde en nu mensen dat stonden te herdenken. Life goes on…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *