Gebed in de Gym

Zeker zes weken was ik niet geweest. Zowel kracht als conditie hadden er danig onder geleden, de verkoudheden en het stilzitten hadden hun tol geëist. En na het eerste rustige rondje maandag was er spierpijn. En er was meer veranderd of verdwenen. Oh, het was relatief druk, de zaal stond bol van de goede voornemens en nieuwe gezichten, maar er was ook vanzelfsprekendheid weg.
Ik vond mezelf vanmorgen op de buik liggend terug op een martelwerktuig, een werktuig waarbij je een via stangen en riemen met gewichten verbonden rol die op je achillespezen rust omhoog moet drukken door je hamstrings aan te spannen en je knieën te buigen. Na tien/twaalf keer rust je even uit en dan nog eens, en dan nog eens, maar die laatste dan vandaag nog niet. Ik zag mezelf ineens, rustend tussen de twee series, met ogen van een ander liggen. En realiseerde me, dat ik na anderhalf jaar “Gym” veel meer “normaal” was gaan vinden dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. “Dit is toch geen stand voor een heer van stand” hoorde ik mezelf brommen, terwijl ik me afvroeg of ik op mijn ouwe dag wel kwiek genoeg zou kunnen opstaan tussen de stangen, riemen, handvaten en rustkussens…

Het is een bezigheid waarbij je erg in jezelf gekeerd kan raken, 20 minuten loopband, kwartiertje spinnen, tien minuten roeien en dan nog drie kwartier dat soort martelwerktuigen. Je doet t alleen. Toch heb ik er een paar lotgenoten waarmee praatjes worden gemaakt. Een aantal mannen van mijn leeftijd vooral. De ene wil van de zomer met zijn zoon naar Rome fietsen en traint zich drie keer per week volledig in het zweet in de spinruimte. De ander heeft allerlei problemen met zijn bloedvaten en doet twee keer per week ruim twee uur rustig aan maar wel meer bewegend dan thuis op de bank zijn oefeningetjes. Zo zijn er nog een paar, ook jongere mensen.

Een daarvan, ik had hem, zoals vandaag bleek fout, ingeschat als van Surinaams-hindoestaanse afkomst, komt meestal als ik wegga. Ik plaag hem dan meestal dat hij niet uit zijn bed kan komen en hij maakt meestal dubbelzinnige grappen als dat hij dit wel moet, energie verspillen, omdattie anders zijn vrouw niet genoeg met rust kan laten of zo, en meer van dat. Erg diep is het kontakt niet, maar we weten wel van elkaar hoe we heten. Vanmorgen vroeg hij ineens, ik hoestte wat terwijl ik mijn schoenen zat te verwisselen: “Hero hoe is het nou met je gezondheid? Je was er zo’n tijd niet…Was je erg ziek? Die andere oudere heer heeft het ook aan zijn hart?” Ik legde het uit, van die verkoudheden en zei hem nog dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. Hij kwam naar me toe lopen, boog zich over me heen, legde een hand op mijn schouder en vroeg: “Hero, mag ik voor je bidden?”. Dat is me sinds ik klein was niet meer gevraagd en het voelde ook, gezien de inmiddels gapende kloof tussen mij en het geloof uit mijn kindertijd ongemakkelijk, awkward, zeggen de Engelsen dan. Wat zeg je dan? “Wil je dat graag?” vroeg ik, “ik ben geen gelovig mens meer, maar als jij dat graag wilt vind ik dat goed en erg aardig van je”. Hij knikte.

Ik keek in een kinderlijk gezicht, met een piercing in zijn oogkas als kontrast, als herinnering aan die onhandige dertiger die seksueel getinte grapjes maakte, maar die was ver weg nu. Hij straalde een beetje, alle ondeugd was weg uit die donkere ogen die hij nu devoot sloot. Hij begon in een taal die ik niet kende. Een regel of tien. En toen ging hij weer over op Nederlands, vlekkeloos, bijna accentloos Nederlands. “Jezus die ons lief hebt, was Hero met Uw bloed van kop tot voet, was Hero met Uw liefde en reinig zijn ziel van twijfel want het is een goed mens. Reinig Hero met Uw bloed van kop tot voet en genees hem van alles wat hij mankeert want hij is de jongste niet meer. Heer Jezus die ons liefheeft geef mij de kracht om in dit gebed Hero aan U voor te dragen en genees hem”. Na een aantal van deze zinnen ging hij weer over in zijn eigen taal, dezelfde regels als in het begin, zei Amen en opende zijn ogen. Al die tijd had zijn rechterhand stil op mijn linkerschouder gelegen.

Hij keek me, ernstig nu, aan. “Heb je wat gevoeld tijdens mijn gebed?”. Ik moest bekennen dat het niet meer was dan wat ontroering over een lief mens. Hij was een tot christen bekeerde moslim vertelde hij, waarvan de familie uit Pakistan kwam. Hij had op een nacht van Jezus gedroomd, die hem in die droom vertelde wat hij moest doen om zijn leven op orde te krijgen. “En alles wat Jezus tegen me zei is uitgekomen. Stel je open Hero. Jezus is ook goed voor jou”. Ik heb mn armen om hem heen geslagen en hem gelukgewenst dat hij de bron van zijn kracht had gevonden. “In mijn levensovertuiging zou ik zeggen dat je het zelf hebt gedaan door naar je innerlijke stem te luisteren. Als jij gelooft en weet dat die innerlijke stem die van Jezus is, vind ik dat mooi. Bedankt jongen, dat je dit hebt willen doen”.

Weer even was er ergens een kloofje dicht met behoud van de immense verschillen tussen wat er zich aan beide zijden bevond… Dat was wat ik voelde tijdens zijn gebed, eigenlijk.

1 gedachte op “Gebed in de Gym

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *