Democratisch hoogte- of dieptepunt?

Ze zeggen dat verkiezingen het hoogtepunt zijn van de democratie. Dan kan immers het volk zijn vertegenwoordigers kiezen. Niet zijn leiders, tenminste in Nederland niet. Ik vraag me dat af. In theorie kan ik een eind meekomen. In de praktijk zie ik op dat moment politiek verengd raken tot iets engs.

Zo zouden ook de debatten in de kamer tot de hoogtepunten behoren. Omdat, ja waarom eigenlijk? Er is een soort fictie dat in de kamer de partijen met elkaar in debat zijn om elkaar te overtuigen van elkaars standpunten. In die debatten zouden we de keuzes maken en met respect voor de minderheden. In de praktijk echter debatteren volksvertegenwoordigers voornamelijk met de regering, interrumperen elkaar als de camera’s aanstaan en de deals zijn in beslotenheid elders gemaakt.

Er is dus iets met een kloof tussen theorie en praktijk. Hoera, weer een kloof. De praktijk waar ik de afgelopen weken warm van werd vond buiten de arena plaats. We hadden die lieve scherpzinnige Jan Terlouw, die de trekkers van de meeste politieke jongerenbewegingen met elkaar in gesprek bracht, die vervolgens met zn tienen tot een gezamenlijk ondertekend manifest over de zorg voor de aarde kwamen. En er was een brief van ene Irene von Lippe Biesterfeld over de aarde en de manier waarop we met elkaar omgaan. Groots.

Voor mij zit het hoogtepunt in dat soort dingen. Het vinden van elkaar, het elkaar vinden van regering en partijen bij een goede en praktische oplossing van problemen met het oog op de lange termijn. En daarover open communiceren met de burgers via de pers. Het laten zien dat het niet eenvoudig was, dat er soms reden was om te twijfelen, dat het van waarde was en daarom de moeite waard om een stukje op te schuiven in vol respect.

Wat ik de laatste tijd zie is een rijtje gedragspatronen als:
– het ad absurdum vasthouden aan het eigen gelijk
– het met gebrek aan respect praten over de anderen
– het goedpraten van het veranderen van je mening door net te doen of je niet van opvatting bent veranderd maar alleen altijd verkeerd begrepen
– het verketteren van de pers
– het wijten van de moeilijkheden om een land te regeren aan de mensen en omstandigheden die van buiten zijn gekomen en niet aan je eigen tekortkomingen
Dit is dan nog de relatief softe kant. We kunnen het lijstje nog wat verlengen met bijvoorbeeld:
– nepnieuws, leugens en alternative facts
– dreiging
– internet-trollen
– suggestie van buitenlandse inmenging
– fascistoide veralgemeniseringen van een probleem tot identiteiten van volken en geloven

En dit rijtje voert de boventoon vooral in tijden van verkiezingen. De burger zweeft, vergaat van de twijfel. De politicus antwoordt daarop met het tot in het absurde uitvergroten van zijn eigen onbetwijfeld gelijk. Een twijfelende politicus? Alsof dat een contradictio in terminus zou zijn? Nou, de meeste verstandige politici doen niet anders alleen durven ze het niet meer te tonen…. Kloof? A-symetrie?

In het RTL-debat van gisteravond probeerden Asscher en Klaver aan het eind iets anders te doen dan het uitvergroten van verschillen. Het probleem was dat ze het zo als truc deden, met zoveel timing en druk van “dit, het zoeken naar overeenkomsten, is de nieuwe politieke ethiek, je deugt niet als je niet meedoet” dat de anderen het ontweken. Het werd een beetje zielig daarmee. Na een avond vliegen vangen ineens doen alsof je daarvoor niet gekomen was. Als dat je serieuze dominante lijn was, had dan niet steeds geroepen dat Buma nergens voor verantwoordelijk wil zijn, etc. Ik vind het allemaal maar knoeien. Maar geen reden om op de grote versimpelaars te gaan stemmen. Dat nou ook weer niet…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *