Maandelijks archief: februari 2017

Democratisch hoogte- of dieptepunt?

Ze zeggen dat verkiezingen het hoogtepunt zijn van de democratie. Dan kan immers het volk zijn vertegenwoordigers kiezen. Niet zijn leiders, tenminste in Nederland niet. Ik vraag me dat af. In theorie kan ik een eind meekomen. In de praktijk zie ik op dat moment politiek verengd raken tot iets engs.

Zo zouden ook de debatten in de kamer tot de hoogtepunten behoren. Omdat, ja waarom eigenlijk? Er is een soort fictie dat in de kamer de partijen met elkaar in debat zijn om elkaar te overtuigen van elkaars standpunten. In die debatten zouden we de keuzes maken en met respect voor de minderheden. In de praktijk echter debatteren volksvertegenwoordigers voornamelijk met de regering, interrumperen elkaar als de camera’s aanstaan en de deals zijn in beslotenheid elders gemaakt.

Er is dus iets met een kloof tussen theorie en praktijk. Hoera, weer een kloof. De praktijk waar ik de afgelopen weken warm van werd vond buiten de arena plaats. We hadden die lieve scherpzinnige Jan Terlouw, die de trekkers van de meeste politieke jongerenbewegingen met elkaar in gesprek bracht, die vervolgens met zn tienen tot een gezamenlijk ondertekend manifest over de zorg voor de aarde kwamen. En er was een brief van ene Irene von Lippe Biesterfeld over de aarde en de manier waarop we met elkaar omgaan. Groots.

Voor mij zit het hoogtepunt in dat soort dingen. Het vinden van elkaar, het elkaar vinden van regering en partijen bij een goede en praktische oplossing van problemen met het oog op de lange termijn. En daarover open communiceren met de burgers via de pers. Het laten zien dat het niet eenvoudig was, dat er soms reden was om te twijfelen, dat het van waarde was en daarom de moeite waard om een stukje op te schuiven in vol respect.

Wat ik de laatste tijd zie is een rijtje gedragspatronen als:
– het ad absurdum vasthouden aan het eigen gelijk
– het met gebrek aan respect praten over de anderen
– het goedpraten van het veranderen van je mening door net te doen of je niet van opvatting bent veranderd maar alleen altijd verkeerd begrepen
– het verketteren van de pers
– het wijten van de moeilijkheden om een land te regeren aan de mensen en omstandigheden die van buiten zijn gekomen en niet aan je eigen tekortkomingen
Dit is dan nog de relatief softe kant. We kunnen het lijstje nog wat verlengen met bijvoorbeeld:
– nepnieuws, leugens en alternative facts
– dreiging
– internet-trollen
– suggestie van buitenlandse inmenging
– fascistoide veralgemeniseringen van een probleem tot identiteiten van volken en geloven

En dit rijtje voert de boventoon vooral in tijden van verkiezingen. De burger zweeft, vergaat van de twijfel. De politicus antwoordt daarop met het tot in het absurde uitvergroten van zijn eigen onbetwijfeld gelijk. Een twijfelende politicus? Alsof dat een contradictio in terminus zou zijn? Nou, de meeste verstandige politici doen niet anders alleen durven ze het niet meer te tonen…. Kloof? A-symetrie?

In het RTL-debat van gisteravond probeerden Asscher en Klaver aan het eind iets anders te doen dan het uitvergroten van verschillen. Het probleem was dat ze het zo als truc deden, met zoveel timing en druk van “dit, het zoeken naar overeenkomsten, is de nieuwe politieke ethiek, je deugt niet als je niet meedoet” dat de anderen het ontweken. Het werd een beetje zielig daarmee. Na een avond vliegen vangen ineens doen alsof je daarvoor niet gekomen was. Als dat je serieuze dominante lijn was, had dan niet steeds geroepen dat Buma nergens voor verantwoordelijk wil zijn, etc. Ik vind het allemaal maar knoeien. Maar geen reden om op de grote versimpelaars te gaan stemmen. Dat nou ook weer niet…

Mevrouw Bommel

Ik moet eroverheen gelezen hebben, dat Marten Toonder in de laatste Bommelstrip van eigen hand de heer Ollie. B. in de armen drijft van zijn buurvrouw Doddeltje. Ik heb zijn (Toonder’s) autobiografie gelezen en de biografie van Wim Hazeu en het zal er uiteraard in gestaan hebben. Maar toch was ik enigszins ontdaan toen buurvrouw Annette erover begon. Ik heb nu die laatste gelezen.
Toonder heeft decennia lang een universum geschapen, Rommeldam aan de Rommel, met het slot Bommelstein erin, waarin dat soort gedoe niet voorkwam. Er waren op Doddeltje na (vrijwel? ik meen me vaag iets te herinneren van de vrouw van de grutter en secretaresses van malafide bouwers en industriëlen) geen vrouwen, en ook geen kinderen (hoe oud de jonge vriend Tom Poes was liet de schrijver altijd in het midden). Wat er wel was, waren een krakend bestuur, adel en grauw of plebs, wat dommige heren die Hyper en Super heetten die van de misdaad leefden, professoren en psychiaters, schilders, gekken en uitvinders. O ja en af en toe een kapitein die geen namen kon onthouden (Wal Rus) en Ollie namen gaf als Bobbels en Stoffels.

In dat universum bestond het kwaad uit vooruitgang. Want vooruitgang veroorzaakte schade aan het milieu, een milieu dat vaak bestond uit zich met hand en tak verdedigende bossen en drijfzanden. En die vooruitgang had ook allerlei ontwrichtende gevolgen voor de gewone mens, die door rare staaltjes techniek werden bedreigd, van hun nering dreigden te worden beroofd en zo aan lager wal konden raken. Maar ook de adel kon ernstig worden verstoord door vooruitgang, want mijn hofdichter Markies de Canteclaer moest zich regelmatig in de herensociëteit met hoge stem tot het nouveau-riche-plebs richten. Geld, waar Bommel het vandaan had mocht Joost weten en die sprak daar nooit over met Uw welnemen, was de tweede ontwrichtende factor, behalve wanneer Bommel het uitgaf om een avontuur de goede kant op te laten bewegen.

Ik heb altijd erg van dit overzichtelijk universum gehouden. Goed en kwaad waren helder. De signatuur links waar het geld en milieu betrof, conservatief waar het het verzet tegen vooruitgang betrof en het behoud van oude beproefde techniek als in de oude schicht en van het respect voor de betere standen. Er was een heerlijke afkeer van weelde en luxe, maaltijden dienden eenvoudig doch voedzaam te zijn en dus speelde geld geen enkele rol. Criminaliteit werd met een knipoog als iets van alle tijden gebracht. De karakters erin hadden allen hun eigen taal, de complicaties waren hoogstens van de wat toverachtige en mystieke soort en problemen die voortkwamen uit gelaagdheid van karakters waren er niet. En daarom paste in dat universum ook geen romantiek. Het was al nostalgisch/romantisch van zichzelf. De enige die een ietwat gelaagd karakter had was onze heer zelf, die het ene moment volledig ternedergeslagen kon mopperen op het ontbreken van een kop chocola of haardvuur, zorgelijk zich bekommerde om zijn teer gestel en het volgende moment, zijn goede vader citerend, vol de ontberingen instapte, want niemand kent de kracht van een verbolgen heer die weet wat hem te doen staat. Maar, deze beide lagen van zijn natuur waren er nooit tegelijk.
Nu in dit laatste deel echter, tja, nee van romantiek is nog steeds geen sprake. Onze heer verlaat radeloos in de herfst zijn kasteel, hij voelt zich eenzaam en nutteloos. Bovendien zijn er plannen voor een buitenwijk, waarin noch de hof van de Markies ongeschonden kan blijven noch Bommelstein kan worden gespaard. Er volgt na een gesprek met een criminele waarzegster een wat schimmige tocht in een gondel dwars door de zich weer agressief verdedigende natuur, vergezeld door een in raadsels sprekende en eten bereidende papegaai. De tocht lijkt op een zich in radeloos makende cirkels ontwikkelende queeste, een soort spirituele reiniging, zonder dat er hints zijn over het zich ontwikkelende nieuwe bewustzijn van deez heer. De neerslachtigheid van onze heer van stand die vindt dat hij ook nu weer overal alleen voor staat, neemt dan ook grootse proporties aan. Als via de listen van Tom Poes uiteindelijk heer Ollie weer op zijn kasteel terug is, en ook de plannen voor de buitenwijk via Tom Poes de prullenbak in kunnen, besluit hij plots de hand van Doddeltje te vragen. Hij trouwt en een leven met voorlopig wat minder avontuur begint. Einde Bommel.

De vraag is nu, of dit einde in de geest past van mijn beeld van Toonder’s universum. Is er iets kapot? Is er meer aan de hand dan de smart om het einde van eindeloos, eindeloosheid is immers het kenmerk van een universum? Voldoet dit op een “en ze leefden nog lang en gelukkig” lijkende einde meer dan een Bommel die uiteindelijk toch ten prooi raakt aan de door hem onderschatte gevaren en smartelijk verzinkt in drijfzand of verstikt in takken, of verdwijnt door een goedje van Kweetal die weer eens net niet goed heeft gemengd? Past dit toch meer bij Toonder zelf, die op hoge leeftijd aan een tweede huwelijk begon en weliswaar afscheid nam van een zakelijk en productief leven, maar nooit van zijn karakters? Het lijkt me het laatste, maar die laatste verwijzing naar de mogelijkheid dat de relaties van onze heer achteraf al die tijd al minder natuurlijk platonisch waren dan dit argeloze lezertje had gedacht, dat je er alleen niet over sprak, blijft schuren.

TGA, een even niet werkend geheugen

Mn echtgenote kwam vragen wat ik deed en had gedaan. “Wie ik? ik weet niet…” Er moest een boompje uit achterin de tuin. Ik was eraan begonnen, maar na geconstateerd te hebben dat het gereedschap niet deugde, was ik gestopt. Ik stond kennelijk al meerdere minuten stil achterin de tuin. Ik wist niets meer.

Er was al een dikke tak af, dat wel, maar dat was ik kwijt. Dat ik al boodschappen had gedaan ook. Het moet even heel erg zijn voor je omgeving om te zien dat je de draad kwijt bent. Maar als je van het bestaan van draden even niets afweet is dat geen draden hebben voor de man die even geen geheugen heeft geen enkel probleem. Je weet niet wat je niet weet, je weet niet wat je mist en dus mis je niks.

TGA, Temporary General Amnesia. Tijdelijk algemeen geheugenverlies. Een kennelijk onschuldig verschijnsel dat voorkomt bij mensen boven de 50. Er is geen grote aanleiding om te verwachten dat het vaker gaat gebeuren. Men weet niet goed hoe het komt. Soms na grote inspanning. Als goede seks. Shit, dacht ik toen ik dat las. Ben je wat ouder, heb je dat weer eens en ben je dat direct volledig vergeten. Het leven kan wreed zijn. Henk Krol heeft dus best een punt wou ik maar zeggen. Dat zagen wou ik dan best vergeten.

Verder had ik dus niets. Ik praatte gewoon, had trek in een boterham, ik zag alles, al mijn spieren deden het nog. De taal was niet weg. ik wist wie ik was en mijn gevoel voor humor functioneerde als vanouds. Ik was niet bang of in de war. Er waren geen neurologische verschijnselen die op iets ernstigs wezen. Het enige was dat ik even niet meer wist wat er in de laatste anderhalf uur was gebeurd en hoe zich dat verhield tot de rest van de wereld en de tijd. Je wordt ouder pappa, geef het maar toe. En dat is geen leuk soort toegeven…

Dat proces waarin het geleidelijk allemaal weer terugkwam, (nou ja allemaal, wat ze me allemaal hebben gevraagd, er waren ook 3 kleinkinderen bij, toen ze me aanspraken heb nog alleen van horen zeggen, ik heb daar zelf nog geen herinneringen aan) was eigenlijk het meest absurd. Nog heb ik het gevoel dat ik af en toe in een onlogische absurdistische film zit. Ik wist wel snel dat het dinsdag was en hoe laat ongeveer en dat ik nog niet had geluncht. Maar het is gek als je je begint te realiseren dat mensen je allemaal dingen vragen die zij al weten en waar jij dan over moet nadenken. En met moeite en dat je dan het gevoel krijgt dat je iets bijzonders hebt gedaan, alsof je iets uit een snelstromende rivier hebt gepakt. En heel langzaam dringt het besef binnen dat je even kwijt bent wat er is gebeurd, maar hoe lang dat duurde, hoeveel je mist is onduidelijk. Ik zag me opeens weer die afgezaagde tak uit het struweel trekken, de kettingzaag smeren en uitproberen en toen wist het grootste deel van de sequentie weer. Maar dat ik smiddags twee afspraken had herinnerde ik me pas weer een uur later. En ik geloof nu nog even niet wat ik heb opgeschreven over het moment waar die afspraken naartoe zijn geplaatst. Zelfs toen kostte het me moeite om er bang van te worden. Er was wel wat, ik liep rond als of ik watten in mijn hoofd had en in watten liep. En dat knaagde. En de bevreemding van dat gat in mijn bestaan begon steeds werkelijker te worden en daarmee steeds ernstiger.

Ik schreef al eerder aarzelende volzinnen over de mate waarin ik het menselijk denken en het menselijk geheugen vertrouw. Dat ging over gezond functionerende breinen. Ik schreef ook over de mate waarin ik denk dat een aantal politici als Trump een ziek brein hebben. En nu mag ik het hebben over het mijne. Die aarzelingen over gezonde breinen komen voort uit de gave om enigszins afstandelijk naar mijn eigen gestuntel te kunnen kijken. Daar is nu een hele nieuwe dimensie aan toegevoegd.

Als de medicijnmannen gelijk hebben die vanmiddag geraadpleegd zijn, is er geen structurele reden tot ongerustheid en is de kans vrij klein dat ik het nog eens meemaak. Laten we daar voor tekenen. Eén keer was ruimschoots genoeg