De helaasheid van leiderschap

Ik heb nooit veel talent gehad voor het appreciëren van gezag, van leiderschap. Zo rond mijn elfde jaar was het moment daar dat mijn ouders mijn kompasnaald niet meer konden richten of beïnvloeden. Hun oordeel telde niet of nauwelijks. Ik had de sensatie dat als puntje bij paaltje kwam ik er alleen voorstond. Dat ik op eigen kompas moest varen en mijn eigen beslissingen moest nemen.

Om mijn natuurlijke naïviteit op dat gebied toe te lichten de volgende anekdote: Mijn eerste “hoogste baas” de gemeentesecretaris van Enschede was een man met veel gezag. Het gebeurde dat ik zat te praten met het hoofd van de afdeling onderwijs over een klus die ik moest doen dat hij belde. Mijn gesprekspartner stond op toen hij de naam van de sik hoorde en antwoordde direct met zinnetjes als “Natuurlijk secretaris, ja ik kom er NU aan, ja natuurlijk secretaris”. Men sidderde voor hem. Hij was scherp, hij fileerde je als je slecht werk leverde, het gerucht ging dat hij liever secretaris generaal op een ministerie was geweest en dat het niveau van zijn mensen hem elke dag opnieuw stoorde. Er was een nieuwe regeling over stadsvernieuwing uitgebracht door het Rijk en men had mij gevraagd te kijken wat we daarmee in Enschede konden, gezien de leeftijd van de woningen, de opbouw van de stad en dergelijke. Ik had een stuk geschreven dat niet alleen over de inhoud ging, maar ik had ook wat rond gebeld naar andere gemeenten, stukken gelezen hoe die het aanpakten en een voorstel geschreven over de te kiezen wijken en de projectaanpak om te voldoen aan de criteria van de regeling. De secretaris die een heilig geloof had in “de lijn” en persoonlijke eindverantwoordelijkheid riep me bij zich om me te melden dat hij dit niet in het College ging brengen. Ik protesteerde direct. Een minuut later werd ik met een rood hoofd voor D66-maoïst en nog wat van dat soort spul uitgemaakt. Ik stond op met de zin. “Ik kom wel terug als U weer rustig bent. Op die manier praat ik niet over mijn werk en over mezelf al helemaal niet. Maar het onderwerp is te belangrijk om het op dit niveau af te doen”. 26 was ik. Bijna jongste bediende. Onderzoeker en geen beleidsambtenaar, laat staan leidinggevende die iets voorstelt over hoe iets in zijn domein moest gaan. Ik ging er niet over en had mijn mond te houden. Maar zilverruggen kunnen me de rug op. Een half uur later werd ik weer binnen geroepen. Het hoofd volkshuisvesting zat er bij. De secretaris maakte zijn excuses en het voorstel werd een week later door het College aangenomen. En ik had niet het gevoel iets bijzonders te hebben gedaan.

Ook leerkrachten op de middelbare school hadden voor mij niet het soort gezag dat ze of althans een aantal ervan graag zochten. Dat had niets met kattenkwaad te maken want daar was ik over het algemeen niet mee bezig. Ik richtte mijn eigen leertempo en volgorde in. Mijn eigen spoor dus, mijn eigen kompas. Ik herinner me nog de les dat ik leerde dat “leider” in het Duits helaas betekende. Ik zal toen 14 zijn geweest. Het moment dat een medeleerlingen iets over “ein Gruppenleider” had gezegd. De neiging om het woord “leiderschap” te vertalen met “helaasheid” kwam pas veel later, na de film en het boek “De helaasheid der dingen”. Dank Dimitri. Maar vanaf dat moment, op mijn veertiende, had ik twee stoornissen, praten in verwarrende germanismen, zoals Prof. Prwlytskovski in Tom Poes (U klapt nou wel voor de leider, maar het klappt leider niet) en bij leiders altijd in termen van “jammer” te denken.

Dit alles om uit te leggen dat ik het misschien wel een beetje rationeel kan volgen wat er gebeurt de laatste tijd, maar me er niet mee kan verbinden, het niet kan navoelen. Nog maar een jeugd-uitweiding om het een beetje duidelijk te maken. Mijn moeder functioneerde ergens in het autisme-spectrum. Zolang zijzelf en de wereld zich een beetje gedroegen volgens de checklists die ze met schade en schande had opgebouwd hoe het moest was ze een lief mens. Maar zodra ze overrompeld werd door tegenstrijdige gevoelens, de kinderen teveel prikkels afgaven, of anderen -buren, familie, haar ouders of echtgenoot- haar in een positie brachten waarin de checklist niet voldeed, klapte ze dicht. En in ernstige gevallen werd ze catatoon, een standbeeld. Onder het lange lijstje van veroordeeld gedrag hoorde bekakt zijn, homoseksualiteit, liederlijkheid bijvoorbeeld. Tot op het moment dat ze me bekende dat ze op Pim Fortuyn zou gaan stemmen had ik die lijstjes voor haar leventje als algemeen geldend en boven alle discussie verheven verwacht en ook mijn hele leven zo ervaren. Ik probeerde het nog, met de hondjes, de geleende Bentley en de dark rooms met jonge jongens. Maar ze was onvermurwbaar. Zijn overduidelijke lak aan alles wat burgerlijk Nederland zorgvuldig cultiveerde was voor haar het bewijs dat hij “erboven stond” op de een of andere manier. En die puinhopen van paars, van al die politici, moesten maar eens worden opgeruimd en dat kon dan ook maar het beste gebeuren door iemand die met het hele zootje zijn gat afveegde. Wat verwacht een gewoon mens van een leider?
En nu zien we 50 miljoen Amerikanen, die in merendeel niet racistisch zijn, niet homofoob, niet pussygrabbend door het leven gaan, die voor het merendeel belijdend en liefhebbend christen zijn, op Trump stemmen. Een man die zijn gat afveegt, althans dat in de verkiezingstijd verbaal doet, met alle waarden waarin ze geloven en met de amendementen van de grondwet die burgers met een ander kleurtje, geloof of seksuele voorkeur tegen de overheid moeten beschermen. Een “bully”, zo’n schoolplein-pestkop, een beledigende malloot met een kort lontje. In veel opzichten het tegendeel van Fortuyn, maar ook weer dezelfde minachting voor de moraal en zeden van de besturende elite. Een man die geen angst lijkt te kennen, maar wel boosheid en met iedereen zijn gat afveegt. En ik geloof niet dat die 50 miljoen Amerikanen in het autisme-spectrum functioneren. Met die flauwe redenering kan ik Trump, Fortuym en Jan Roos niet afdoen…

Wat je later leert is dat gezag, dat leiderschap, meer wordt “gegeven” door de volgelingen dan dat het “gegeven” is in de leider zelf. Het besluit om te gehoorzamen, te volgen en te geloven wordt niet genomen door de leider maar door de volgeling. En in normale omstandigheden behoort leiderschap dan ook de waarden te weerspiegelen van het bedrijf, het land of de organisatie die wordt geleid. Leiderschap, leren we de laatste tijd, moet eerder “dienend” zijn dan “opleggend”. Er hoort respect te zijn voor de mensen die volgen. Alleen in crisis, in oorlog is er iets anders nodig. Wie leiding geeft aan het bestrijden van een brand belegt geen teamoverleg, maar geeft orders. Die gaat niet vragen of je wat je opgedragen krijgt wel vindt passen bij je taakomschrijving en persoonlijk ontwikkelingsplan, maar stuurt en blaft. In dat soort situaties accepteren we de “zilverrug” en volgen. Maar wat is er in godsnaam aan de hand met een paar miljoen Nederlanders die een intellectuele ruziezoeker en pestkop vereren of achter Jan Roos, een over het paard getild, nepjournalistje in een matrozenpakje aanlopen, of met 50 miljoen Amerikanen die een scheldende proleet tot president kiezen. Wat is hier aan de hand? Is hier leider de helaasheid van leiderschap in de laatkapitalistische neoliberale samenleving aan het licht gekomen. Klappt de politieke theorie niet meer en klappen de burgers dan voor Führers? En zullen we ook over het resultaat van dit stuk geschiedenis niet straks allen “Leider” roepen? Ik kan het niet meer volgen, het staat te ver van mij. Maar kennelijk, kennelijk willen mensen als ze te veel teleurgesteld zijn in hoe het leven loopt, als ze bang zijn voor de toekomst van hun kinderen, negatief destructief leiderschap. Willen ze kennelijk het risico aan dat ook hun waarden, hun geloof hun voorkeuren worden aangevallen en in de waagschaal komen. Willen ze een leider die gevoelloos is, respectloos, ontmenselijkt, onchristelijk in een grotendeels christelijk land, in de hoop dat, ja wat? Hun toekomst weer rozerood en positief gloort? En dat de vijanden van “het volk” ontmaskerd en verslagen afgedropen hun straf niet ontlopen? Hoe primitief is dit denkspoor? Hoe dicht onder de oppervlakte, terwijl het geen oorlog is in de VS en Europa? Dit is erger dan homo homini lupus. Wolven vernietigen zichzelf niet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *