Het probleem is dat je heel vaak niet eens weet dat je denkt en waaraan. Wie kent het niet, dat je ’s morgens ergens over loopt te piekeren en te zoeken en ’s avonds ineens onder de douche weet wat en hoe en waarom. Kennelijk is het denken buiten het zoekend oog van het bewustzijn gewoon doorgegaan.
Als je je ervan bewust bent dat je denkt wordt dat erg sterk gekleurd door “wat” je denkt. Je bent je de inhoud van je gedachten bewust. Maar meestal weet je niet “hoe” je denkt. Hoe het proces verloopt, wat al eerder is gedacht en uit het geheugen komt. Is het zoeken of scheppen? Meestal als je denkt dat je schept, haal je alleen maar iets uit je geheugen naar voren en plaats je dat in de nieuwe context.
Wat het precies heeft veroorzaakt? Ik weet het niet, maar ik ben meer geïnteresseerd in dat hoe. Misschien heb ik een keer al vroeg ontdekt dat ik mezelf voor de gek hou en op het verkeerde been zet, misschien zit twijfel in mijn genen. Wat ik weet is dat ik erg weinig invloed heb op dat hoe. Als ik mezelf afvraag of ik trager kan denken en dat probeer, merk ik dat er een intensieve activiteit in mijn hoofd ontstaat, er treedt een versneld zoeken op naar hoe je dat doet. Nog steeds een beetje, zelfs nu ik weet dat ik het niet kan. De grap van “denk eens even NIET aan een roze olifantje” kent iedereen, toch? Dat lukt niet of nauwelijks. “Niet” is kennelijk moeilijk voor het denkend brein. Daarom lukt stoppen met roken, drinken en snoepen ook zo moeilijk.
Volgens evolutionair biologen ontstaat denken in de evolutie ergens ter hoogte van de kikker. Reptielen en vogels zijn er al weer stukken beter in. De kern ervan zit in “het reptielenbrein” dus. Het gaat om het vermogen om een filter te zetten tussen jezelf en de werkelijkheid, zodat je niet steeds alle informatie die je zintuigen opdoen als geheel nieuwe feiten behoeft te processen. Die kern is: je maakt een “model” van jezelf en een van je omgeving. Die twee modellen zijn stabiel en onderling afhankelijk. Het breintje kan vervolgens zich focussen op afwijkingen. Afwijkingen die een gevaar zijn, voedsel of een kans op voortplanten. Als je daar sneller en adequater in wordt dan anderen in je biotoop win je. Het zelfbeeld helpt je dan om uit te maken of de te vangen vlieg dicht genoeg bij zit om aan te vallen, of je tijd hebt om te vluchten, etc. Een flink stapeltje miljoenen jaren dus, heeft een brein dat in “modellen” kan denken, patronen kan herkennen en systemen kan zien en ontwerpen, voordelen en dus is het dat wat het denken doet: Modelmatige informatie over jezelf en je omgeving opslaan in je geheugen, patronen erin opsporen zodat je reactie snel en adequaat kan zijn, en systemen verzinnen om aan voedsel te komen, partners te versieren en vijanden aan te pakken. Het werkt en het werkt goed. We zijn met 7 miljard inmiddels. Evolutionair gezien is het uiterst succesvol. Dat we de planeet uitwonen en elkaar het leven zuur maken is evolutionair niet zo interessant. Dat is een ethisch probleem, een probleem van beschaving, niet van overleven. Of eh…
Dat succes is de bron van veel problematiek ook. Die modellen staan niet zomaar ergens los in een hoek van je brein als een stuk gereedschap in een schuur. Ze vormen het centrum van vrijwel alle denken. Ze zijn zo’n succes dat je er ook nauwelijks “omheen kan denken”. Kan je nog onbevooroordeeld waarnemen? Alsof alles nieuw is? Normaal gesproken niet. Heb je een realistisch beeld van jezelf? Nou…. Wie denkt er eigenlijk? Jij of dat model van jezelf dat je ergens in dat primitieve stuk brein hebt opgeslagen en waaromheen al die later ontstane kwabben zijn geformeerd? En als je al zelf denkt (wat ik redelijkerwijs stevig mag betwijfelen), is dat beeld van jezelf als individu in een gekende omgeving dan niet een soort bril, een koker, waardoor alles wordt waargenomen en gekleurd? Dat model, wordt dat dan een soort luikje in de deur van je cel waardoor je maar weinig van je omgeving kan zien en de ander en de wereld dan alleen als iets “buiten je cel”, als iets waaraan je niet of nauwelijks deel hebt? Als je al denkt, kan je dan om dat miljoenen jaren geleden ingeslepen beeld van de scheiding tussen jou en je wereld heen? Ik denk het eigenlijk niet. O ja we zijn wel wat verder dan alleen het denken in termen van voedsel, vijand of neukbaar, hoewel, als ik zie wat er in sociale media gebeurt niet eens zo veel. Maar in alles wat we bedenken, interpreteren, plannen, staat dat “zelf” uit dat zelfbeeld, het ego, centraal. Je kan bijna niet naar de wereld en een ander kijken zonder door dat zelf, dat ego heen te kijken. Het hemd blijft zo alleen al evolutionair nader dan de rok. Honderdduizend vluchtelingen op een paar honderd miljoen Europeanen worden een probleem, de bureaucratie van Brussel is kennelijk levensgevaarlijk als je Brit bent. Modellen, wij/zij-denken, oude patronen (als splendid isolation, of toen we de gulden nog hadden, hadden we het beter, armoede is een keuze, afhankelijkheid staat ontplooiing in de weg, het bedrijfsleven schept banen, ook in ontwikkelingslanden….), oude succesvolle strategietjes om je zin te krijgen (dreigen van buitenaf of juist uithollen van binnenuit), het is wij/zij-denken, wij, binnen de cel, de wereld erbuiten, wij moeten overleven, desnoods ten koste van de wereld, we kunnen nog steeds, ondanks alle beschaving weinig anders dan denken van uit de verdeeldheid en de behoefte aan beheersing van dat andere.
Het probleem van dit patroon is dat het woord wat anders is dan het ding, de kaart is niet het gebied, de foto is niet de mens. Modellen, patronen, systemen, het zijn denkpatronen, geen werkelijkheid. De Syrier is van alles maar niet louter gelukzoeker. We denken en handelen vanuit “het woord”, “de kaart”, de “foto”. We zijn dat gewend. Het is succesvol. Zonder raken we uitgeput. Maar het tekent alle relaties die we hebben. Mijn vrouw is niet het beeld dat ik van haar heb. Ook mijn kinderen verrassen me. Omdat ik van ze hou sta ik dat toe. Maar hoeveel leidinggevenden hebben niet een beeld van hun organisatie dat wel “kaart” is, maar vooral een zeer klein en slap aftreksel van de werkelijkheid? En hoe vaak kiezen ze daardoor niet voor veranderingsstrategieën die een belediging zijn voor hun mensen? Hoeveel organisatiedenken gaat uit van de “beheersing” van de omgeving door de sturende leider? En hoe vaak proberen leiders mensen die het niet met hen eens zijn uit de biotoop te verwijderen in veranderingsprocessen? Hoeveel onderwijzers hebben een te beperkt beeld van hun leerlingen? Hoe vaak hebben politici een te mak of te dom beeld van hun kiezers? Hoe vaak redeneren politici vanuit het werkelijkheidsmodel dat ze zelf hebben dat gaat over beheersen en compromissen, en zien ze niet dat een groeiend deel van de burgers boos is dat de welvaartsgroei aan hen voorbij gaat en de veelgeprezen mondialisering hun bestaan bedreigt? En praten ze vervolgens over kiezers die het niet begrijpen?
Ik heb het plaatje even bewust eenzijdig gehouden, om de impact van dat “model”-denken over het voetlicht te krijgen. Maar er is ook iets anders. Biologisch gezien is de mens een van de dieren die het langst voor haar welpen zorgt. Dat zorgt mede voor het ontstaan van (de behoefte aan) diepe en duurzame banden tussen mensen. Het leven in groepen vraagt aanpassingsvermogen, inlevingsvermogen en compassie met hen die moeilijkheden hebben en moeilijk mee komen. Er is een tweede sterke primaire kracht naast het ego-centrische modellen-denken en dat is liefde en compassie. Liefde refereert aan de gekoesterde fase van het nog ontbreken van het individualistisch zelfbeeld. Een kind voelt zich lang één met de moeder en de moeder heeft vaak een soort aanvoelend verband met het jonge kind dat ze met een ander mens niet kan hebben. Die behoefte aan eenheid vullen we niet alleen met onderlinge liefde in, het is de bron van veel spiritualiteit. Maar, mag je je afvragen, staat dit, die liefde en compassie, naast dat zelf-beeld-modeldenken of wordt het erdoor beïnvloed? Gaat dat ook door dat ego heen? Verlang je ernaar dat alles één wordt of verlang je ernaar om even net te doen of jij -met hoofdletters- je individualiteit naar believen af en toe even kan oplossen in de armen van een ander? Zou compassie de grondtoon moeten zijn van alles wat er is, of verlang je naar het goede gevoel dat het uiten van compassie, of het ervaren van op het goede moment ontvangen compassie, van tijd tot tijd bij je oproept? En als liefde en compassie zo’n diep en fundamenteel verlangen is, zo’n diepe en fundamentele drijfveer, waarom maken we van de wereld en onze relaties dan dagelijks zo’n zooitje?
In de sociale psychologie is een groep wetenschappers het “systeemdenken” gaan ontwikkelen en laten genadeloos zien hoe het moderne denken nog steeds ronddraait in zelfdestructieve lussen. Waarin we de zeeën leegvissen, de aarde plunderen omdat we de grenzen aan de groei niet zien, waarin we verslaafd raken aan korte-termijn-succesjes die een duurzame oplossing is de weg staan, waarin we veroorzaken dat de ander ons niet vertrouwt als we zelf met reserve en wantrouwen naar de ander kijken, etc. We beginnen steeds meer te begrijpen van hoe het komt dat er zoveel fout gaat in de wereld. Door de hoogstaande en doordachte manier waarop we denken. Geloven in groei, geloven in controle en beheersing, geloven in monocausale oplossingen en strategietjes uit vorige eeuwen die toen ook werkten. Doordat we de paar vierkante meter waarop we wonen kunnen inrichten zoals we willen gaan we ervan uit dat de hele aarde en alle anderen vanuit onze “cel” uiteindelijk te beheersen zal zijn, moet zijn, dat we (wij hier, ons soort mensen) nooit honger zullen hebben en er geen gevaar meer mag zijn voor ons en onze kinderen. Er is niets objectiever dan ons (on-)veiligheidsgevoel, immers? Wie zijn huis vervolgens volhangt met camera’s suggereert dat er veel te halen moet zijn. Wie anderen honger laat hebben lokt veel mensen aan die aan die camera’s zien dat er wat te halen valt. Loops en lussen te over.
We kunnen in ieder geval concluderen dat we als evolutionair succes hard toe zijn aan een nieuwe sprong voorwaarts, waarin we de beperkingen zien van ons denken en vooral de niet bewuste patronen erin.
We kunnen zien dat we spiritueel eraan toe zijn om spiritualiteit en religie te ontdoen van “de God die er voor JOU is” “voor jou gestorven”, die jou beloont met maagden als je de vijanden van je God doodt (Oh Lord won’t you buy me a Mercedes Benz of Oh God zegen onze militairen op hun missie en laat hen (en niet de vijand) behouden terugkeren). Religie als het narcistisch universum heeft 30 eeuwen denken en mensbeeld in het westen en midden-oosten gekleurd. Heeft miljoenen doden gekost en zeer sterk bijgedragen aan de verdeelde wij/zij-wereld die voortvloeit uit de denkmodellen van ons reptielenbrein. Het wordt tijd voor spiritualiteit die uitgaat van eenheid, als van het universum zelf.