Men is een kind van zijn tijd. Zeker. Je kan moeilijk anders. Maar wat gebeurt er als je ouder wordt? Ik weet dat ik vroeger met enige regelmaat me niet alleen een tikkeltje gedragen voelde door de golven van de tijd, maar er zelf ook actief in meebewoog. En dan heb ik het over wat ik belangrijk vond, wat ik anders wou, waar ik bij wou horen. Wat ik mooi vond. En eigenlijk kon ik dat vaak beter een beetje achteraf plaatsen dan op het moment zelf. Regelmatig mocht ik ontdekken dat ik “niet de enige was” met een bepaalde state of mind. Nu voelt het soms alsof ik het contact met “de tijd” verlies. En vraag ik me af of ik dat gevoel deel met m’n leeftijdgenoten of ….
Tijd is een vreemd ‘ding’. Veel van mijn leeftijdgenoten vinden dat de tijd steeds sneller gaat. Ik niet. Soms wel meestal niet, is beter. Het is eigenlijk intrigerend dat mensen dat zo ervaren: hoe minder je er nog van hebt, hoe sneller het door je handen glipt, als een zandloper waarvan de hals stiekem in verloop van tijd wijder wordt zodat het zand steeds sneller opraakt. Als dit een breed gedragen ervaren is, is het eigenlijk cynisch dat de menselijke geest dat met je doet. Maar ik ervaar het anders. Het is een soort relativiteit.
Wat ik meen te zien is dat voor andere mensen, vooral jonge, werkende mensen, alles steeds sneller gaat en intensiever wordt. Je telefoon en tablet geven je voortdurend de mogelijkheid om in contact te staan. Via mail en sociale media dendert je omgeving bij je binnen, met informatie, vragen, eisen en druk om iets (mee) te doen, te reageren. De aandachtscycli voor lezen en informatie verwerken worden korter. Vernieuwingen volgen elkaar steeds sneller op. Ik zie hun levens hectischer worden, oppervlakkiger. Ten opzichte daarvan wordt het mijne in relatieve zin steeds trager. Ik heb wel tijd om na te denken, maar heb dan niet de informatie en de druk van die anderen die niet de tijd hebben. De kans dat we langs elkaar heen schieten groeit.
Als ik zie wat er gebeurt op het nieuws ervaar ik dat steeds vaker als ‘geen nieuws’. Elke dag is er wel weer een morele uitglijder van Donald Trump te melden bijvoorbeeld. Dat het een draaiende narcist is was al maanden geleden uitgekauwd. Desondanks vinden tv-makers en krantenredacteuren het gelul van die zieke man elke dag opnieuw interessant, omdat de markt het vraagt en ze hun kijkcijfers en oplagen opgestuwd zien als ze aandacht aan hem schenken. Hem een fenomeen noemen is hem een fenomeen maken. Ik zie dat zich in mijn hoofd een dagelijks groeiend mengsel van afkeer en desinteresse tegenover dat soort ‘nieuws’ voordoet. De verbinding van het oude brein met het kloppend hart van de tijd verflauwt. En laat ik het dan maar niet hebben over de mate waarin ik het meeste amusement als volstrekt onnodig over the top ervaar. Ik heb voor het eerst sinds jaren weer eens naar een songfestival gekeken en me verbaasd over de mate waarin matig getalenteerde jonge zangers volstrekt verloren gingen in een veel te grote context met teveel opdringerige visuele effecten. Het was een showfestival waarin de muziek verloren ging. En gezien de kwaliteit van de meeste muziek was dat nog niet eens erg ook.
Het tempo-verschil tussen de actieve generatie en mij maakt dat ik de huidige tijd als hijgerig, oppervlakkig, en onnadenkend ervaar. Ik zie veel mensen zo snel tot meningen en daden komen dat ik vermoed dat ze door te hoge druk worden gestuurd en dat we dan ook meer te maken hebben met ‘overleven’ dan ‘doordenken’, En dat maakt dat het niet alleen als hijgerig (bij mij) binnenkomt maar ook egocentrisch. Dat moet wel, als je op overleven staat en geen tijd hebt voor bezinning. In de hectiek is iets wat normale sociale weerstand was een bedreiging geworden voor het realiseren van je targets… . Het is altijd normaal geweest dat bijna niemand altijd zijn zin krijgt in een complexe samenleving. Nu is dat een issue dat op sociale media met enige regelmaat tot hufterige uitbarstingen leidt. We willen allemaal gezien en gehoord en belangrijk gevonden worden, in onze tijdgeest, maar dat is een ‘we’ waar ik niet meer bij hoor. Niet alleen heb ik die behoefte veel minder, ik word ook steeds minder vaak belangrijk gevonden, soms tot mijn opluchting, soms nog tot enige frustratie als ik iets nog wel belangrijk vind.
Wat er dus gebeurt is dat ik steeds afstandelijker word tegenover de tijd waarin ik leef. Ik maak de terugkeer van het nationalisme en de verheerlijking van eigen volk en cultuur niet meer echt mee. Ik zie verloedering van internationale solidariteit tot handelsverdragen waar de armen zogenaamd van meeprofiteren, maar alleen goed zijn voor multinationals. Ik zie narcisten gedragen uitgroeien tot despoten. Ik zie Europeanen bang worden voor een paar handen vol vluchtelingen. Het is ‘mijn’ tijd niet meer en hij zal mijn tijd dan ook wel duren langzamerhand. Maar de spiegel daarvan is, dat dit er in mijn geval ook toe leidt dat ik steeds afstandelijker word ten opzichte van mezelf. Want wie ben ik zonder de draaggolf van mijn tijd?
Wat is ‘aandacht’ als het niet de aandacht is van degene die iets te doen heeft? Wie iets maakt verliest soms het besef van tijd. Wie aandacht heeft, maakt iets op de draaggolf van de tijd(geest) in die tijd, hij is verbonden. Wie niets meer hoeft verliest op een andere manier verbinding met en besef van tijd. Dan doet het er niet toe of het donderdag is of vrijdag. Dan doet het er niet toe of wat oma breit ooit afkomt want het zal niet worden gedragen met hoeveel aandacht ook gemaakt. Wie dan breit, of wiedt, of leest of schildert, of kookt heeft tijd om naar zichzelf te kijken als, ja als wat? Als een iets, ok beetje meer respect, als iemand die tegelijk en samen met die tijd steeds meer ego verliest? Is het zo dat zolang je in het leven staat, midden in, dat je jezelf ervaart als een centrum dat in minstens één van de brandpunten van de tijd staat ? En dan nu als oudere, buiten dat brandpunt, zichzelf steeds minder als maatstaf, als lens ziet waardoor hij naar de wereld kijkt? En was dat niet vroeger de definitie van wijsheid? Die afstandelijkheid, dat relativerende, dat de tijd hebben voor het zien van de context van al het rennen en willen?
En is het dan nu zo, dat door de toegenomen tijdsdruk en hectiek, door de toegenomen hoeveelheid te verwerken informatie die wijsheid obsolete wordt? We worden als mastodonten steeds vaker gevraagd om te zwijgen en in dat zwijgen zal de wijsheid schuilen. Wie weet….