Mevrouw Goudriaan “stierf” in De Wereld Draait Door. En er ontstond een storm van verontwaardiging en verdediging. Er werd moord geroepen door wijze mensen. Ik doe niet mee. Hoe kan ik in Godsnaam oordelen als ik niet de daarvoor benodigde uren heb gepraat met haar en haar naasten? En dan nog? Wie ben ik om te oordelen over de vraag hoe serieus en dringend haar vraag om euthanasie was. Ik weet alleen dat het allemaal volledig volgens de procedures en criteria in de wet is gegaan. Ik weet alleen dat ik artsen respecteer en begrijp die niet willen helpen (het lijkt mij een loodzware last, ook zonder een diep christelijk geweten) en ook erg veel respect heb voor artsen die dat wel doen. Euthanasie is noch recht, noch gunst. We hebben het in de wet met veel waarborgen omkleed en geen arts is verplicht om het te doen als zijn/haar principes zich daartegen verzetten. Het proces van een vrouw die haar taal aan het verliezen was, daarmee een groot deel van haar denken, en het moeilijke woord vervangen had door “huppakee, weg” kan hoogstens twee dingen oproepen. Bij mij dan. Wat intellectuele filosofie in de eerste plaats of de grenzen in de wet wel goed liggen. Daar is net een lijvig rapport over verschenen dat eigenlijk aanbeveelt niet of nauwelijks iets te doen. Ik heb het niet gelezen. Laat ik er maar afblijven. Ik heb een lichte neiging om de wetgeving te versoepelen. Meer wilsbeschikking van de patiĆ«nt, geen verbod van de beroemde “Pil van Drion”. En ook, niet (altijd en per definitie) strafbaar stellen als familie helpt bij zelfdoding. (Ik ken op zijn minst drie mensen die de doodsstrijd van een van hun ouders clandestien en op gezamenlijk initiatief van ouder en kind hebben bekort. Hoeveel mensen ken ik nou helemaal zo intens en goed, dat ze zo open zijn om zoiets uit zichzelf te vertellen? 50? Dat zou betekenen als mijn kennissen doorsnee zijn, dat minstens een op de twintig mensen geen andere uitweg heeft gezien, ooit, dan deze. Hoeveel dat er jaarlijks in Nederland zijn, geen idee. Maar vast veel meer dan beleidsmakers aannemen). Maar ik weet niet precies welke achterdeuren we met dergelijke versoepelingen openzetten, en ik kan niet afwegen of dat erger is dan de rem die er nu op blijft staan. Laat ik maar niet de ethicus gaan uithangen.
In de tweede plaats kan ik proberen te zoeken naar wat ik zelf wil, (en in een soort verklaring zou kunnen opnemen) -en waarom- als het over lijden en sterven gaat. Over “doorbehandelen” door artsen. Bij mij. Waar zou ik voor willen kiezen en moet ik er wat mee doen?
Ik heb prostaatkanker (gehad) in een stadium dat het nog goed behandelbaar bleek en heb gekozen voor de meest radicale benadering: verwijdering van de prostaat en later bestraling van het niet helemaal rustige achtergebleven gebied. Ik hang aan het leven met andere woorden. Ik ga de strijd aan zolang er nog hoop is. De basis-attitude is helder. De grens waar het eventueel zou kunnen omslaan in de wens tot sterven ligt nog ver weg. Dat betekent dat “ik me iets moet gaan zitten voorstellen, wat ik me niet goed kan voorstellen”, ondanks dat ik al met kanker geconfronteerd ben geweest, het is nauwelijks te doen. Ik ben in die tijd maar bij elkaar een paar uur, verspreid over meerdere dagen, zonder hoop geweest, vervuld van angst voor een hoop lijden op weg naar sterven. Het ging steeds relatief snel voorbij. Het was niet dwingend genoeg en niet dichtbij genoeg. Het bleef abstract, als een mogelijkheid. De gedachte om er gevolgen aan te verbinden kwam niet eens op. Wel in theoretische zin. Ik wou er met mijn huisarts over praten, maar ze was daar niet voor in. Ik heb nu een andere en het gesprek heeft nog niet plaats gevonden.
Mijn vader wou euthanasie en kreeg het ook. De procedure werd netjes doorlopen. Laat. Hij was al volledig uitgemergeld en voortdurend onder de morfine. Hij stierf uit zichzelf terwijl de huisarts zich prepareerde en de spuitjes klaarlegde. We hadden als nabestaanden meegedacht en ingestemd, zeg maar mee-beslist dat het goed was. Ik was “voor” en vond dat het eigenlijk al laat was. Te laat misschien. Wat ik wel meemaakte als ik er met pa over probeerde te praten was dat hij zelf het moment voor zich uitschoof. Ik had dat bij meerdere andere mensen die in mijn omgeving kanker kregen ook gezien. Er was een criterium dat ze menselijke waardigheid noemden. Als ze dat zouden verliezen, dan moest het maar. Maar menselijke waardigheid is als een ui, het is gelaagd, er kan telkens nog een schil af. Ik weet nog dat de ouwe Hero zei. “Ik geniet er zo van dat ik je zus en jou zie en de kinderen, dat ik kan voelen dat ik van ze hou… dat mag nog wel een paar keer”. Dat is ook menselijke waardigheid, toch? Dat je liefde kunt voelen door de morfine heen? Mijn moeder vond de euthanasie vreselijk, wou er niet bij zijn en geloofde vervolgens dan ook eigenlijk niet dat de ouwe Hero uiteindelijk toch iedereen was voorgebleven. Maar ze heeft de rest van haar bestaan, tien jaar lang, alle nachten gebeden of de Heer haar niet in haar slaap wou meenemen. Ze wou niet meer en kon steeds minder. Maar hulp door een arts, nooit. Ze wou de pil van Drion wel hebben, voor de zekerheid. Maar hij bestond niet, zei de huisarts en die vertrouwde en geloofde ze niet meer na de net-niet-euthenasie van pa.
Ik heb eigen geen ervaring met Alzheimer. Wel op grotere afstand, maar niet van nabij. Wel heb ik mijn opa die Parkinson had zichzelf heel geleidelijk zien kwijtraken aan aderverkalking, vasculaire dementie. Eigenlijk heb ik geen idee wat er dan gebeurt, of dat lijden is. Misschien dementeer je zoals je bent, klagend en mopperend, agressief en lijdend als dat je natuur is, vrolijk in de waas levend als je altijd al het leven nam zoals het kwam. Opa leek niet erg te lijden. Niet onder het feit dat hij steeds minder mensen nog herkende op den duur of de weg niet meer wist in het bejaardenhuis. Wel onder het gehaspel met lopen. De verkeerde voet optillen bijvoorbeeld en vallen of bijna vallen. Of niet in staat een glas stil en recht te houden. Hij genoot van de lust die zijn medicijnen opwekten, zeker s zomers als het vrouwelijk personeel zichtbaar weinig aan had onder hun schorten. De tremolo’s en bijverschijnselen van medicijnen zijn tegenwoordig vaak beter in de hand te houden dan toen. Bij opa zou nooit iemand, ook hij zelf niet, aan hulp bij het beĆ«indigen van zijn leven hebben gedacht.
Maar daar, bij alzheimer, heb ik toch meer voorstellingsvermogen bij de vraag of ik dat verlies aan taal, aan herkenning van de mensen waarvan je houdt, aan het langzaam leeg raken van je wereld, of ik dat zou willen meemaken. Of daar niet die menselijke waardigheid meer in het geding is dan bij pijn. En dan moet je volgens de huidige regels wel bijtijds verklaringen opstellen en bij voortduring actualiseren, zolang je nog geloofwaardig kunt denken en communiceren over lijden en dood. Als je te laat bent ben je niet meer wilsbekwaam en overkomt je precies dat wat je niet wilt. Ik denk dat mensen bij DWDD dat proces onvoldoende hebben gezien. De grens bewaken daar, lastig, lijd je ondragelijk zolang je daarover nog schijnbaar gezond praten kunt? Of is dat het lijden onder het lijden dat men vreest? Zou ik zelf in staat zijn daarin ooit voor mezelf een lijn te trekken, die tot-hier-en-niet-verder-lijn? Ik vrees eigenlijk van niet… En zou ik dan willen dat een ander die verantwoordelijkheid van me overnam? Ik weet het niet. Ik denk het zowel wel als niet. Niet als ik het risico loop dat het te vroeg gebeurt, maar als het gebeurt, doe het dan ook als je blieft niet te laat… en wanneer is het dat?
De vraag is misschien meer, wanneer ik zou willen dat men de behandeling stopt? Als je stopt met willen, eten en drinken is het snel gebeurd. Hoef je ook geen arts te vragen of zij je actief wil doden. Voorzover ik het nu allemaal snap zijn veel behandelingen bij dodelijke ziekten wel levensverlengend maar dragen niet erg bij aan de kwaliteit van dat verlengde leven of doen daaraan zelfs veel afbreuk. Zoveel dat veel medici en verplegenden ervoor kiezen om snel uitbehandeld te zijn. Ze weten wat de gevolgen zijn van levensverlengend medisch handelen. Voorzover ik het nu snap is reanimeren, als het niet direct gebeurt een vrij zekere weg naar een gehandicapt bestaan. Wanneer treedt het besef in dat het goed is geweest en voorbij mag zijn? Bijna 70 nu, hoop ik dat ik die vraag nog zeker een jaar of tien voor me uit mag schuiven. En dat medicijnmannen dan meer kunnen dan nu. Maar ik vermoed toch dat ik, als ik weer kanker krijg maar dan met een onomkeerbare prognose… dat ik voor een leven zonder kankerbestrijding en met pijnbestrijding zal kiezen. Bij grote hartproblemen? Ik weet het niet…niet reanimeren waarschijnlijk. Ik heb nu onvoldoende geloof in de maakbaarheid van betrekkelijk kwalitatief waardig en probleemloos doorleven. Bij dementie, o wat zou ik over die tot-hier-en-niet-verder-lijn willen praten en denken. En dan het heft zelf… Als mevrouw Goudriaan…Misschien niet huppakee weg, of toch ? Of misschien ook een soort palliatie, maar niet doormodderen tot het feutale stadium….
Eigenlijk krijg ik steeds meer respect voor mevrouw Goudriaan en haar helpers. Het is nooit simpel. Maar dat werd wel een beetje gesuggereerd door de compactheid binnen DWDD. Dat het me tot dit soort denken aanleiding geeft is eigenlijk het enige goede aan de vluchtige benadering van Matthijs en zijn redactie. Weg met de lichtvoetige oppervlakkigheid… maar dat roep ik al zo lang