Er bestaat een “psychologie van de schaarste”, die heeft aangetoond dat zorgen en armoede je 13 punten IQ kosten. Niet alleen zijn arme mensen zo te zien statistisch wat dommer dan mensen zonder geldzorgen, in een onderzoek onder boeren die maar één keer per jaar betaald worden blijkt dat ze tegen het einde van het jaar door zorgen over de vraag of ze de payday wel halen ook significant dommer zijn, dan vlak na het moment dat het geld binnenstroomde. Geldzorgen verbruiken zoveel van je energie en denkvermogen, souperen zoveel “bandbreedte” op dat je er trager en minder verstandig van wordt. Vergelijk het maar met een computer waarop teveel tegelijk draait, die wordt trager en gaat vastlopen. Aldus een artikel van Rutger Bregman in de Correspondent over het werk van Eldar Shafir en Sendhil Mullainathan dat mijn nicht Sandra deelde op Facebook. Ik weet niet zeker of ik het bij mezelf herken (bij anderen wel natuurlijk), ik heb ook wel magere jaren gekend, maar ik vond mezelf best creatief toen. Maar het schijnt dat bij de domheid hoort dat je zelf die achteruitgang niet in de gaten hebt. Mijn door overvloed overactieve brein vraagt zich dan nu onmiddelijk af of er ook een omgekeerde bestaat, namelijk, juist, van de overvloed. En wat dat dan doet met je intelligentie…
Deze tweede alinea staat hier niet. Ik kan mij namelijk niet goed verplaatsen in iemand die geld in overvloed heeft. Ik bedoel neem nou meneer Wessels, volgens Quote de rijkste man van Twente. Die zag zijn vermogen het laatste jaar met 500.000.000 euro groeien. Da’s niet wat hij heeft, dat is de winst op zijn vermogen. OK, dat is ongeveer 800 euro per Tukker, lijkt dan wel weer mee te vallen. Maar dat is voor de noodlijdende gemeente Haaksbergen 25 miljoen en voor Enschede 145 miljoen, bijvoorbeeld. Daar zouden ze dan direct allerlei domme dingen mee gaan doen zoals het in stand houden van bibliotheken en het voorkomen van achterstallig onderhoud in de openbare ruimte. Nee dan meneer Dick, die investeert in bedrijven die met fossiele brandstof werken, een sector waar ieder zichzelf respecterend pensioenfonds zich uit terugtrekt, dus die kunnen wel een aanvullende geldstroom waarderen. Kortom, hieruit blijkt dat ik (nog) onvoldoende oog heb voor de toegevoegde maatschappelijke waarde van extreme overvloed en daarmee waarschijnlijk banaal afgunstig ben. Ik schrijf dit dan ook maar niet op.
Nee de enige soort overvloed waarvan ik verstand heb inmiddels is tijd. En dat levert een aantal malle effecten op. Vroeger, toen ik eigenlijk nauwelijks tijd had voor privé dingen deed ik veel meer. Mijn werkkamer bijvoorbeeld is nu een rommeltje (ik hou van understatements), vroeger, toen ik geen tijd had om m op te ruimen niet. Het mechanisme is dus eigenlijk dat ik niet kan zeggen “dat lukt me niet, daar heb ik het te druk voor” maar dat het moet zijn: “dat lukt me niet want daar heb ik teveel tijd voor”. Nou ga ik door het leven als een relatief eerlijk mens, maar dit is toch pas de eerste keer dat ik het beken. Normaal doe ik nog steeds mee met de maatschappelijk gewenste beeldvorming als was ik een politicus met spindokter. Ik kijk bij het maken van afspraken gewichtig in mijn agenda alsof ik gaatjes moet zoeken, of, wat nog erger is, ik zeg dat ik alle tijd heb, terwijl ik nog niet zeker weet of ik het ook ga opbrengen. Nou weet je gelijk waar al dat fulmineren over politici die hun imago belangrijker lijken te vinden dan de oplossing vandaan komt, het is ook mijn zwakke punt, getriggerd door de overvloed aan tijd.
Kortom, misschien is de volgende vraag wel spannender dan die naar intelligentie: “Wat doet overvloed met de ethische kant van je gedrag?”. Als ik bij mezelf te rade moet gaan is de toekomst niet rooskleurig…