Mohikaan

Op de grens van 2 en 3 juli is mijn zus overleden. Volgens mn zwager in wiens armen ze stierf was het vijf voor twaalf, 2-7 dus, volgens de overlijdensakte vijf over twaalf, 3-7 kortom. Who cares about the date. Feit is dat ze er niet meer is, gecremeerd inmiddels. Die eerste, soms hartverscheurende dagen zijn voorbij. Het hartverscheurende verdriet van mijn zwager gaf aan alles richting. Het wordt nu weer tijd om weer naar ‘het midden’, de balans in het bestaan te zoeken…. Ik ben nu de laatste “Schiedamse Zuidema”. Een Mohikaan.

Ik probeer, half uit nieuwsgierigheid, gedeeltelijk ook omdat dit mijn afwijking is, vat te krijgen op wat dat betekent, wat er door me heenging, zou Mart Smeets gevraagd hebben. Alsof ik er een verslag over zou moeten schrijven. Dat op zich verbaast me al, dat die neiging waaruit mijn geblog ook voortkomt, in dit soort omstandigheden sterker wordt. En er ging behoorlijk wat door me heen.

Zo is me opgevallen dat de vaste rituelen eromheen en al het geregel dat erbij hoort, alle mensen die daar weer bij horen en de meewarigheid die van de meelevers op je afkomt, nogal fors versterkend werken op je eigen verdrietige gevoel. Ik schoot voornamelijk in gezelschap vol. Het geregel leidt wat af, maar maakt tegelijkertijd dat het gevoel van onomkeerbaarheid van de gebeurtenissen in het leven wordt versterkt. Wie een kist helpt uitzoeken regelt het definitieve einde. En zodra ik alleen was leek ik in een laag watten te leven, was alles een beetje dof, genadeloos onbelangrijk en kwam de rest der werkelijkheid maar gedeeltelijk binnen.

In de tweede plaats was er een laag “moeten”, niet alleen omdat het ritueel dat vraagt, maar een moeten van binnenuit. Gewoon, de bijeenkomst in het crematorium moet mooi zijn, ik moet er zijn voor mn zwager, hem helpen met het financieel-juridisch gedoe dat er aan komt. Het is een soort moeten dat niet hoeft, waarvoor ik kies en met zoveel inzet dat je niet eens in de gaten hebt dat het je keuze is.

In de derde plaats is er een hele sterke neiging om terug te kijken op het leven. Ik heb hele stukken jeugd weer herbeleefd. Voor een deel getriggerd door het feit dat ik “mooi en eerlijk wou spreken” tijdens de bijeenkomst en dus begonnen alle draden die weer naar mijn herinneringen gesponnen werden bij mn zus, maar daarna gingen ze hun eigen weg. Ik zag bijvoorbeeld ook de plekken weer waar ik speelde met mn vriendjes, zonder zus. Ooms en tantes, logeerpartijen bij familie, zonder zus, ook. Ik ga nu niet in op alle “freudian crap” die dan ook bovenkomt. Want aan leuke zitten ook hele pijnlijke herinneringen vast, al was het maar dat je je gelijk herinnert waar die leuke logeerpartij zo schril tegen afstak. Laat ik het houden op de constatering dat ik zeven dagen “achterstevoren heb geleefd”.

In de vierde plaats merkte ik dat veel in deze dagen draaide om het betrekkingsniveau. Het ging bij de emoties niet eens zozeer om wat er gebeurde, of bij de herinneringen die werden opgeroepen, het ging steeds op de één of andere manier vooral over hoe de relatie was, met X, of waardoor die veranderde. Zelfs met mezelf, alsof er meerdere ikken in een mens leven, hoe verhield ik me tot mezelf, toen, bij die herinnering die ik in mijn speech wou verwerken, of nu bij het opschrijven ervan. Of er was de verbazing over de geweldige directe klik met een vriendin van mn zus waarvan ik niet eens wist dat ze bestond. Of het me rijk voelen met mn kleinkinderen die op hun manier reageerden. Het ging ook veel over de scherpe koerswisselingen die er in de relatie tussen mijn zus en mij hebben bestaan. En hoe direct en actueel de gevoelens waren, hoe eenvoudig nog oproepbaar, die bij die koerswisselingen optraden. Wat me niet verbaasde was de rol die muziek bij dat oproepen speelt. Ik heb me sterk met haar verbonden gevoeld tijdens het stiekem op haar kamer luisteren naar ‘l’ascenseur pour l’échafaud’ van Miles Davis toen ik 13 was. De lagen die in deze muziek ontstonden door dat gevoel, hoor en voel ik nu nog, na twee noten, onmiddelijk weer.

En ja, maar weer even tot slot, ik ben de laatste, de enige overgeblevene nu van dat gezin. Daarmee sub-stamoudste en sub-aartsvader geworden van een nieuw klein stammetje. Mijn zus had geen kinderen. Mijn vader had drie broers met flink grote gezinnen en één zus met kinderen. De stam is veel breder, de substam Schiedam, daar heb ik het over. Ik heb me even afgevraagd hoe een mens zich naar die onverbiddelijke verantwoordelijkheid moet gaan gedragen. Aartsvaders gingen vooraf aan welke vorm van trias politica dan ook. Aartsvaders nemen beslissingen, zien toe op een correcte uitvoering daarvan en straffen de overtreders die zich niet aan zijn opdracht houden. Aartsvaders gingen ook vooraf aan elke vorm van scheiding tussen kerk en staat. Dat betekent dat ik de bron ben geworden van alle ethiek en waardenbepaling in onze stam. Da’s allemaal geen kattenpis. Volgens mij moet ik me gelukkig prijzen met -net als Zeus- een vrouw te hebben met de broek aan, en kinderen die volstrekt op eigen gezag hun avonturen aangaan, al dan niet overzees gepaard gaand met het kapen van exotische bruiden en gommen. Ik zal mijn eigen stam moeten leiden binnen de ruimte die er daarna overblijft. Daar valt nog genoeg eer te behalen voor een door de jaren verkleind ego, zonder al te vermoeid te raken. Maar gewoon alleen al het feit dat ik met deze gedachten speel, geeft aan dat ik me weer even net iets anders tot mezelf ben gaan verhouden…. Peculiar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *