Ik heb de laatste weken de serie De Volmaakte Mens van Bas Heijne gevolgd en er schuurt van alles hier. Misschien heb ik hulp nodig om uit te vinden wat er schuurt en waarom. Ik ga nu gewoon al schrijvend op zoek.
Voor degenen die het niet hebben gezien, in de kern beweert Bas dat we op een keerpunt staan in de menselijke evolutie dankzij biotechniek (genetische manipuleerbaarheid bijvoorbeeld), technische en chemische methoden om het leven drastisch te verlengen en onze mogelijkheden om met kunstmatige intelligentie en virtual reality, zelfdenkende kunstmatige wezens te maken, onze breinen te verbeteren en de werkelijkheid waarin we (denken te) leven te manipuleren. Kortom, we kunnen kiezen wie we zijn, hoe goed onze kinderen in muziek worden, hoe oud we worden, maar wie zijn “we”, zijn we het zelf of wordt onze wereld en worden we zelf straks gerund door de Apples of de Googles van de wereld. Boeiend betoog en goeie vragen, ik heb genoten. Maar zoals ik zei, het schuurt.
Waarom schuurt het dan? Wat is er dan mis? Ik bedoel Bas heeft de grootste denkers ter wereld op dit terrein opgezocht, hun spullen gelezen en ze geïnterviewd, wie ben ik dan om te zeggen dat er iets is dat niet klopt… En waar schuurt het dan, kan ik gewoon niet accepteren dat de nieuwe werkelijkheid mijn oude vervangt? Is dit gewoon eerlijke irrationele weerstand? Voorbeeld ter vergelijking: Is dit het gespartel van iemand die vindt dat tien jaar onnatuurlijk leven, veel te veel eenzijdige training en malle voeding wel mag en fair play is, en doping niet als het om sport gaat? Ben ik er zo één die uit emotionele gehechtheid aan iets dat eerlijke competitie heet dit soort gemanipuleer met de competitie verafschuwt? Kortom, jeukt en schuurt het omdat ik aan oude irrationele grenzen gehecht ben? In de slotdiscussie vroeg een vrouw aan de zaal: “Weet je waarom een hond zijn kloten likt? Nou gewoon, omdat het kan…” De mens zal, al kan hij zijn ballen dan in het algemeen niet zelf likken, altijd doen wat ie wél kan. En de discussie over wat fair is en effectief kan alleen met terugwerkende kracht begrepen worden. Onze Twentse wetenschapsfilosoof legde uit dat de mens een technisch schepsel is. We zijn wie we zijn omdat we overal altijd gereedschappen en techniek bij gebruiken en dat voortdurend ontwikkelen. We ontwikkelen mee. Worden groter en gezonder, leven langer door techniek. Ons waarnemingsvermogen is totaal veranderd, ons begrijpen van wat we waarnemen ook, doordat we hulpmiddelen hebben om waar te nemen, tijd waar te nemen, afstanden. Ons begrip van tijd is lineair geworden in plaats van het oude cyclische doordat we hem zijn gaan meten. De technische ontwikkeling staat niet buiten ons, we kunnen er niet van een afstand over oordelen want techniek en wij zijn zo verweven dat.. ja wat? Is er geen diepere identiteit dan de identiteit die met die ingenieur in ons verknoopt is? Intrigerend…. En de hele tijd roept er iets in me: Het is waar, vast wel waar, maar ook niet, als je blieft ook niet… Zo goed kunnen we nog niet zelf-genererend programmeren, zo goed nog niet genetisch manipuleren…. maar dat is het niet alleen… Wat mis ik nou? Het is niet alleen de discussie over de vraag of dat soort techniek wel mag om mensen die ziek zijn beter te maken, maar niet om goede mensen te verbeteren. Het is een andere vraag die knaagt
Eén van de varianten die misschien een rol speelt zou te maken kunnen hebben met wie de vragen stelt. Bijna iedereen die ik zag zat op vijftig of daaromtrent en zelfs jonger en was filosoof of had daar veel mee. Ligt aan Bas. Bas heeft soortgenoten gezocht. Neem ik hem niet kwalijk. Maar ik was bij toeval (als dat bestaat) aan het lezen in Michel Houellebecq’s mogelijkheid van een eiland. En deze meneer is soms met heel vergelijkbare vragen bezig, maar dan vanuit het perspectief van een mens die zich toestaat te zien dat er veel lijden in het leven is, Veel eenzaamheid, onzekerheid en wanhoop. Veel machtsmisbruik en onderdrukking. Dat ook veel van zulk lijden te maken heeft met ouder worden, met de perspectief-veranderingen die optreden met levenservaring, waardoor het lijden van de jonge Werther waarschijnlijk totaal verschilt van het lijden van de oude. En waardoor alles wat de jonge zou doen (waarschijnlijk) om dat vast te houden wat als tegenwicht voor het jeugdig lijden werkt, boven de 50 een ander karakter en effect krijgt. De perspectiefverandering die optreedt als de relativering van het ego, het ik, de individuele waarde (inclusief bijvoorbeeld het relatief optimisme over het seksuele zelfbeeld) een reëel en doorleefd besef wordt, is buitengewoon ingrijpend. Volgens veel mensen die zich hebben beziggehouden met de levensfasen van de mens is de belangrijkste verandering die optreedt tijdens de midlife-crisis dat het perspectief van de vrijwel pure gerichtheid op zichzelf en de eigen ontwikkeling dan raakt omgebogen naar de soms een (verder) leven lang pijnlijke relativering daarvan en de inzet op “de ander” op “het geheel”. Ik vermoed dat wat ik miste bij de serie van Bas, dat het deze was, dat perspectief van een hele geschiedenis aan wereldliteratuur over de essentie van de mens en het menselijk tekort. Ingenieurs zien het menselijk tekort als iets dat oplosbaar is. En een deel van het menselijk drama is dat we die ingenieur allemaal in ons hebben en verlangen naar oplossingen voor iets dat niet grijpbaar is. Dat lijden en worstelen en gedoe net zo hard bij de menselijke natuur hoort als al dat gehannes met rationele oplossingen daarvan. Dat iemand die zich twintig jaar esthetisch door chirurgijnen laat bijsnijden vanuit het niet aanvaarden van het verminderen van de seksuele waarde, op den duur lelijker en pathetischer (of zelfs lachwekkend) wordt dan iemand die zelf natuurlijk en mooi ouder wordt. En de cirkel die die twee verbindt is al millennia vicieus. We noemen hem hier maar even de Wet op het behoud van Ellende. Alle oplossingen op dit vlak scheppen nieuwe problemen. Elke genetische verbetering verlegt alleen het gemiddelde, maar heft nooit ongelijkheid op. Een ratrace brengt geen geluk. Gaat een mens die 500 jaar oud wordt zich nu 450 jaar kunnen voortplanten (je moet er niet aan denken wat dat allemaal aan genetisch geoptimaliseerd vergelijkbaar nageslacht oplevert), of houdt dat gewoon (bij vrouwen dan, bij mannen treedt kort daarna ook vaak een ernstig verlies aan seksuele aantrekkelijkheid op) op het vijftigste op en moet je dan leven met een leven van nog 450 jaar lang getob rond seksualiteit en de betekenis en de pret ervan? En met virtual-reality-vervangers ervan omdat we bijna noodzakelijkerwijs seksualiteit en liefde verder ontkoppelen met alle triestheid van dien? De triestheid van de begeerte naar het nog eens kunnen voelen van begeerte (naar begeerd te worden) die niet meer gevoeld kan worden?
Ik denk dat de vraag “Wat is de mens?” door meer disciplines dan alleen de filosofen het vuur na aan de schenen moet worden gelegd. Wat is een voor de mens menswaardig leven, welke beslissende en betekenisvolle rol speelt het lijden en de onmacht er in? En dat gaat misschien vergelijkbaar ver als de vraag of de dood niet het ultieme symbool is van de beperking die het menselijke, nee alle, leven kenmerkt? Welke rol speelt “acceptatie van en eenwording met die beperking in het leven” in het uiteindelijk gelukkig worden. Is dat niet veel spannender dan de hijgerigheid van de blijdschap bij de gedachte dat ik op mijn 450-ste verjaardag me uiteindelijk zal inschrijven voor die postdoctorale cursus filosofie? Kom op Bas. Er is nog ruimte genoeg voor een tweede serie.