“Ver weg, in een nog niet helemaal in kaart gebrachte uithoek, aan het wat ongure uiteinde van de Westelijke Spiraalvormige Arm van het Melkwegstelsel, zweeft een kleine, weinig opmerkelijke, gele zon.
In een baan daar omheen op een afstand van ruwweg 92 miljoen mijl, draait een buitengewoon onbetekenend blauw-groen planeetje. De zelfingenomen van apen afstammende (zogenaamd hogere) levensvormen die daar voorkomen zijn zo primitief dat ze digitale horloges (en smartphones) wel een behoorlijk goed idee vinden.
De Planeet heeft –of liever had- een probleem, en dat is dat de meeste mensen die er wonen zich de meeste tijd niet gelukkig voelden. Daar werden veel oplossingen voor bedacht, maar de meeste ervan hielden verband met het heen en weer schuiven van biljetjes (of met geknoei met kleine plastic kaartjes die dat suggereerden), wat op zich vreemd is want het waren niet die biljetjes die ongelukkig waren.
En zo bleef het probleem bestaan: veel van die mensen waren gemeen en de meeste van hen ellendig, zelfs die met digitale horloges (en smartphones).
Velen van hen kwamen in toenemende mate tot de conclusie dat ze allemaal een grote fout hadden gemaakt door uit de bomen te klimmen. En er waren er ook die zeiden dat zelfs die bomen een verkeerde zet waren geweest en dat niemand eigenlijk de oceanen had moeten verlaten….”
Het boek waar dit uit de pre-ambule komt (The hitchhiker’s guide to the galaxy van Douglas Adams en hier door mij provisorisch vertaald) draait grotendeels om wat er gebeurt bij het maken van omleidingen. Wat is een omleiding? Stel je voor een punt A en een punt B, met ergens in de buurt van het midden een punt C. De mensen die in punt C wonen vragen zich af wat er zo aantrekkelijk is aan punt B voor de bewoners van punt A dat ze er zich zo vaak en zo snel mogelijk naar toe wensen te begeven, maar ook, wat de aantrekkelijkheid is van punt A voor de bewoners van punt B dat ook zij zo vaak en met zo hoge snelheid daar naar toe wensen te gaan. In ieder geval, het is voor de bewoners van punt C een betrekkelijk onaangename of misschien zelfs niet van gevaren ontblote situatie. Een omleiding is dan dat we een punt C-accent zoeken, waarlangs de heen en weer razende bewoners van A en B elkaars geluk kunnen bezoeken, zonder al die hinder voor de bewoners van punt C. De gevolgen van de omleiding langs C-accent zijn dat er anderen zijn, eveneens op koolstof gebaseerde levensvormen, meestal op vier of meer poten (en altijd met even aantallen tenzij er een ongeluk is gebeurd), misschien zelfs wel tweepotige zoals mensen, die daar dan weer last van krijgen. De veronderstelling van het voordelige van de omleiding is dan dat de bewoners en belanghebbenden van punt C belangrijker zijn dan die van punt C-accent. Het gaat dus bij omleidingen vrijwel altijd om het verplaatsen van een probleem naar een ander punt dat voor anderen dan weer problematisch is. En, wat nog iets vervelender is, de meeste door ons bedachte oplossingen zijn, ja je raadt het, in feite probleemverplaatsingen. Het kan gaan om verplaatsingen in de ruimte (zoals wegen waarvoor boerderijen moeten wijken, of afval dat we in Afrika dumpen, of hardhout waarvoor we het regenwoud slopen, of armoede die we vooral moslims gunnen, of onthoofdingen aan blanke christenen) het kan ook gaan om verplaatsingen in de tijd (als de olie op is hebben we intussen wel nieuwe technologieën en zo niet, jammer dan, en het klimaat, nou ja houdt moed)(schrijnende voorbeelden zijn van mij, niet van Adams). In het geval van probleemverplaatsing in de tijd vinden de levensvormen óf hun nageslacht minder belangrijk dan zichzelf, of rekenen op nieuwe vormen van probleemverplaatsing die het digitale horloge en de smartphone qua slimmigheid overtreffen.
Je kunt je dus voorstellen dat de bewoners van die aardige blauwgroene planeet in die uithoek het grootste deel van de tijd ongelukkig zijn omdat ze voortdurend worstelen met verplaatste problemen en de biljetverplaatsingen die daarvan het gevolg zijn. Biljetverplaatsingen die er toe leiden dat er plaatsen zijn waar voortdurend veel biljetten naartoe vloeien en plaatsen waar die bijna voortdurend van vandaan vloeien. Voor dat probleem was nog geen omleiding bedacht (omdat de omleidingbedenkers veelal worden betaald door de eigenaren van de grootste verzamelingen biljetten). Vandaar dat veel mensen op zoek waren naar het antwoord op de belangrijkste vraag over het leven, het heelal en alles. Er was een computer, zeg maar de grootst denkbare smartphone, die na generaties rekenen het antwoord gaf: 42, maar intussen die “belangrijkste vraag over het leven, het heelal en alles” was vergeten.
Ik vrees dat het tijd wordt om dat antwoord te updaten:
Het is swassantnuf, want dat word ik vrijdag, maar wat de vraag ook weer was?