“De zin van het leven is het doorgeven van je genen voor het voortbestaan van de soort” zei een bioloog ooit tegen me. “Alle aparte individuen zijn als individu volstrekt onbelangrijk. De soort, daar draait alles om in de natuur. Een mens leeft 80 jaar, de soort mens twee miljoen of zo, of langer. Dat de soort blijft bestaan is lang niet zeker en zelfs zeer onwaarschijnlijk. Als de soort zo talrijk wordt betekent dat, dat er te weinig van die volstrekt onbelangrijke individuen van worden verorberd. Dat jij dood gaat is de enige echte zekerheid in het leven”. De zin van het leven van een individu ligt dus opgesloten in de soort, als dit waar is. Mijn belangrijkste spirituele ervaring deed ik op in de Grand Canyon. Al mijn hersencellen en alle verbindingen daartussen werden doortrokken van een diep besef van mijn eigen nietigheid in het licht van de aarde en het heelal. Tegelijkertijd was het een ervaring van de grootsheid van het vermogen om dat te doorzien en te omvatten. De combinatie hiervan maakte me zelfs enige tijd echt fysiek ziek. Ik dacht toen dat er misschien “zin” te ontdekken viel in die combinatie. Waarschijnlijk is de mens de enige soort op aarde met een ego. Een besef van zichzelf en met de behoefte om zichzelf ook belangrijk te vinden. Tegelijkertijd is die mens in staat om zich de volstrekte nietigheid van zichzelf te realiseren. En te beseffen dat die individuele nietigheid en onbelangrijkheid wetenschappelijk volkomen eenduidig bewijsbaar is. Daar zit je dan als vertegenwoordiger van een soort die hersens heeft die hem in het centrum van het heelal plaatsen. Levert dit dan op zijn minst een evolutionaire opdracht op?
Ik denk wel eens dat het denken over het grote, de soort, de collectiviteit, op een andere plek in de hersens gebeurt en met andere verbindingen (meestal) dan het denken over de individualiteit, de kleine kring waarin we leven. In het grote zijn er weinig emoties en als ze er zijn, van ouds her, andere dan in het kleine, waar het er bol van staat. In de kleine wereld zijn mensen vrienden, geliefden, vijanden. Dan levert hun komst of vertrek emoties op. Individuen kun je knuffelen en slaan. Abstracties niet. Soms gaat dat door elkaar lopen. Voorbeeld, de meeste mensen eten dieren, maar sinds we dieren als geliefd individu en huisdier hebben geadopteerd meestal niet onze eigen Flappie. Sinds die tijd zijn we dieren emoties gaan toeschrijven en projecteren we dingen als welzijn en hebben we zelfs een partij voor de dieren, die overigens hele zinnige programmapunten in dit domein hebben. Maar als we (Cojones) Wim Helsen zouden vragen wat de natuur hiervan nou vindt zal hij zeggen dat de meeste dieren planten en dieren uit hun eigen territorium eten en soms hele stammen en scholen uitroeien. En dat een soort die te talrijk wordt zijn eigen vijanden lokt, of zelf zijn eigen vijand wordt. Maar daar is ook de moederliefde en bescherming. En dat hij ons op de hoogte zal houden als er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen. Dat betekent dat we emoties uit de kleine levenssfeer aan het projecteren zijn naar de grote. En dat er oude denkcategorieën, omhangen met emoties zoals honger en jachtneigingen, niet helemaal verdwijnen, maar toch ook naar een ander vlak gaan en dat we van deze verwarring zowel begrip als giechelneigingen krijgen in deze discussie (die ik gezien mijn dieren-vriendelijke echtgenote hier maar beter kan stoppen).
We begrijpen trouwens toch het grote veel beter. We weten heel aardig hoeveel kans iemand met een bepaald soort hersentumor heeft om meer dan nog zes maanden te leven, hoeveel kans er is om de staatsloterij te winnen (sinds de niet-verkochte loten niet meer meetellen bedoel ik), hoeveel kans iemand maakt op een dodelijk auto-ongeluk per gereden kilometer, maar over Jan die met hoofdpijn in zijn auto stapt om vijf kilometer te rijden om een staatslot te kopen weten we niets. Ja dat de kans groot is dat hij nog vijftig jaar zonder extra geld zal doorleven, maar misschien is ie morgen dood met een erfenis van veertig miljoen. En hoe meer we weten van dat grote, hoe meer we ons bewust worden van het onzekere van de kleine individuele schaal. Zeker als het over onszelf gaat en de mensen van wie we houden. En de meeste mensen snappen niet goed het verschil tussen statistiek, lot en causaliteit. We willen oorzaken weten voor onze tegenslag of mazzel, zodat we beter.. Maar als je MS of ALS of kanker krijgt, kan je dan toch maar niet beter je schouders ophalen over kansen en pech en leren omgaan met je lot? Zoals je ook deed bij de staatsloterij totdat je hoorde dat niet-verkochte loten…
Ons denken gaat, ik schreef het al eerder, via in patronen opgeslagen concrete gebeurtenissen, die later worden opgehaald uit het geheugen als er zich iets voordoet. Als er dingen gebeuren met veel impact die veel afwijken van die patronen raken we in paniek en slaat het denken op hol. Hoe beter we zijn in patronen, en hoe meer gevoelens van (on-)veiligheid gekoppeld zijn aan die patronen, hoe gemakkelijker we in die denkstress schieten. Bij dingen die we als bedreigend ervaren, haalt onze zoekmachine meer dreigend ruikende situaties naar boven om te zien hoe we die te lijf zijn gegaan. Met die herinneringen komen ook die emoties weer mee. En dat kan leiden tot verwarring en zich steeds verdiepende stress. Tot verkramping en de gedachte dat we dit niet meer alleen kunnen oplossen. Of tot de neiging tot geweld, Of tot het opzij zetten van regels die de dreiging mogelijk maakten en jou verbieden je er tegen te verweren (mag je verdomme niet eens minder, minder, minder roepen terwijl iedereen toch ziet dat..).
De opgave van nu lijkt dus veel te maken te hebben met het omgaan met onzekerheid. Daar hebben we, sinds we de steppe hebben verlaten en in steden zijn gaan wonen en zo, allerlei mechanismen in ontwikkeld. Instituties. Seks hoort binnen het huwelijk, kinderen eren hun ouders, je komt niet aan andermans goed, agressie dat reguleren we met sport, rechtszalen en politiek. Kerken reguleren de persoonlijke levenssfeer. Grote instituties krijgen leiders die de boel bij elkaar houden en de institutie beschermen. Zolang dat functioneert is het leven binnen de privésfeer ingewikkeld genoeg, met verliefdheid, ziekte en dood, met ergernissen, geldgebrek, al dan niet vervelend werk en de vraag naar de zin van het bestaan. Maar als die instituties gaan scheuren wordt het lastig. Dan komt er angst. Dan zijn dingen die in Parijs gebeuren, of in Kopenhagen bij wijze van spreken genoeg reden om in Vlissingen bang te worden van een moslim op straat. Dan is een verwarde jongen van 19 met een klapperpistool in een tv-studio een symbool van de terreurdreiging (of “treurdreiging” in dit geval). Dan is een geschrokken journalist de vleesgeworden bedreigde persvrijheid en mag een zender uren lang de beelden van de arme jongen blijven uitzenden. Door angst opgeblazen narcisme was het. Als dit in een redactielokaal van BN de Stem of Tubantia was gebeurd had het vijf minuten zendtijd gekregen. Als we ons bedreigd voelen blazen we onze eigen belangrijkheid op tot wereldproporties. En dat terwijl big data hebben uitgewezen dat (maar dat is dan weer een schrale troost voor de slachtoffers van de holocaust, de gestorvenen in de loopgraven bij Verdun of de Palestijnen) de 20ste eeuw de meest geweldarme was in de geschiedenis en het geweld nog steeds afneemt. Niet op het journaal natuurlijk dat een nieuwswaardige selectie maakt, maar in het echt. Maar wat bij ons binnenkomt via het journaal komt de huiskamer in, die privésfeer binnen. Dan komt het grote (de onthoofdingen, het gifgas, de verzuipende bootvluchtelingen) het kleine in, je huiskamer en het gezin met de kinderen die je wilt beschermen en een mooie toekomst geven. Komen de emoties die bij die kleine kring horen erbij. En loop je kans dat het denken op hol slaat. Dat we om leiderschap gaan roepen. En om visie. (Poetin is een sterke leider met visie, maar die bedoelen we natuurlijk niet). En dat die moslims hier niet horen. En dat het steeds slechter gaat in de wereld omdat we zelf geen idee hebben hoe we hiermee moeten omgaan. T valt allemaal niet mee. Of toch?
De vraag is dan, waar we wèl strohalmen kunnen vinden om met die onzekerheid te leven. Onzekerheid bedoel ik hier als eigenschap van de wereld en het leven. Daar kan je gevoelens van onzekerheid van krijgen. We gebruiken het woord dus ook als aanduiding voor een emotie. Omgaan met emoties, nu we het er toch over hebben, is misschien de eerste strohalm wel. Toen ik de diagnose prostaatkanker kreeg (mijn vader was er aan overleden) kwamen er veel van op me af in allerlei soorten, richtingen en intensiteiten. Veel angst, verdriet om wat ik met mijn gedoe mijn gezin zou aandoen, optimisme, strijdlust, indringende beelden van het sterfbed van mijn vader. Noem maar op. In die storm was het eerste dat me opviel dat die emoties er meestal maar kort waren als ik er niet op reageerde maar ze gewoon liet zijn. Na twee dagen riep ik tegen een vriend die vroeg hoe ik eronder was, dat het een stoet van dwergen is die langstrekt. En de storm ging na een paar dagen wat liggen en vervolgens ontstond ruimte om nieuwe draden te vinden. Emoties zijn het probleem niet. Die zijn gewoon wat ze zijn en ze zijn goed. Het probleem is het denken dat op die emoties reageert, met verzet, gevoelens van belangrijkheid en zieligheid of wat ook. Hoe belangrijker en zieliger, hoe meer je gaat lijken op die NOS-journaal-mensen die de hele avond het Nederlandse volk en vooral zichzelf bleven lastig vallen met beelden over hun vreselijke bedreiging met een klapperpistool. Denken moet je doen als de emotie wegebt. Op het emotionele hoogtepunt maak je er waarschijnlijk alleen maar een potje van. En, niet verder vertellen, misschien is kunst wel de uitgelezen manier om emoties naar hun plek te helpen. Mooie verhalen lezen of maken, schilderijen schilderen of kijken, muziek maken of luisteren… Leer het je kinderen.
De tweede is leren om gedisciplineerd te denken. Da’s niet een ieder zomaar even goed gegeven, maar vooruit. Onze Denker des Vaderlands, René Gude, is aan het verliezen van kanker en Wim Brands heeft een boekje geschreven met interviews met René. René haalt daarin de Duitse postmoderne filosoof Sloterdijk aan die, geconfronteerd met de beelden van de aarde vanuit de ruimte zich blij realiseerde “Hier komen we nooit levend vanaf”. Hij verwijst daarmee naar een oud paradigma in ons denken dat er altijd nog onontgonnen ruimte is om problemen op te lossen. Engeland had een heel continent Australië om zijn misdadigers en avonturiers naartoe te jagen. Europa stuurde hele volksstammen naar Noord en Zuid Amerika, waar we de indianen terugdrongen in voedselarme gebieden en onze vleugels uitsloegen. Die ruimte is op. We zouden de aarde af moeten voor nieuwe continenten en dat kunnen we niet in die omvang, ondanks dat er meters science fictionboeken zijn geschreven waarin we dat wel deden. Ik had al eerder gemerkt dat Sloterdijk niet hoort tot het legertje dat treurt om het verbrokkelen van oude (in de filosofie moderne genoemd omdat ze stoelen op een lineair positieve stemming rond de vooruitgang die de techniek en de rationele wetenschap brengt) manieren van denken en oude instituties, die gestoeld zijn op hiërarchie, control, repressie en achterhaald leiderschapsdenken. Als we allemaal meer naar school gaan en wat discipline bijgebracht krijgen in ons denken, dan levert dat meer begrip op dat we zo niet langer met onze planeet en elkaar kunnen blijven omgaan, dan wanneer de grote leider plotseling in de Partij voor de Dieren of Groen Links of de RK-kerk zou zijn opgestaan en het ons had verboden. En het werkt al, want er is nog maar een paar procent over van de omvang van het geweld van toen we pas in steden gingen wonen. Statistici zouden zeggen, de kans dat je aan een welvaartsziekte of een ongeluk in huis overlijdt is ongeveer vijftig keer groter dan door geweld. Calm down. Je zorgt het beste voor je kinderen door ze gezond te leren eten, te leren bewegen, naar school te sturen en te leren nadenken en niet door nieuwe veiligheidswetgeving en het verwijderen van Marokkanen te eisen aan een regering, die hopelijk zonder al te veel Poetiniaanse visie terughoudend zal reageren.
De zin van je leven, voortbestaan van de soort… leer je kinderen denken en eis van Bussemaker en Dekkers dat ze filosofie als verplicht vak invoeren in alle soorten onderwijs (naast kunst, programmeren en Engels) in plaats van toe te laten dat universiteiten het schrappen. En in plaats van meer leger en meer economische groei. En intussen zal er nog wel wat onthoofd worden in Afrika en het Midden Oosten, zullen er nog wel enkele duizenden bootvluchtelingen op de Middellandse zee het leven laten en miljardairs hun huis laten (ver)bouwen van het geld dat ze hebben verdiend met loonoffers van hun werknemers. Angst en onrecht blijven. Maar de kunst is je kinderen daarmee beter te leren omgaan dan wij… vermoed ik