Tempus edax rerum

Uit de metamorfosen van Ovidius. De tijd die alles vernielt, verslindt en verteert. Alles beweegt, verandert en slijt. Toen mn moeder nog leefde kende ik duizend gezichten van haar. Als waren het twintig fotoalbums vol. Nu ze al een tijd gestorven is, kan mijn geheugen nog maar een stuk of twee drie “foto’s” reproduceren. Van de laatste tijd dat ze leefde. En eigenlijk geen eens foto’s, meer abstracties als een karikatuur, een samensmelting van al die beelden tot een paar. Mijn grootouders zijn terug tot één foto. Stemmen, ik kan ze niet echt meer terughalen, geuren idem. Het spannende is dat mensen met Alzheimer juist alleen nog in staat zijn dat oude te vinden. Voor mij is dat devoured by time, op dit moment.

Philippe Claudel laat een man in ‘de rivier der vergetelheid’ zichzelf aan de oever van de Maas onder dikke lagen verdriet en herinnering uit opdelven, nadat zijn geliefde aan kanker overleden was. Hoe het verdriet bleef, maar alles van zijn vriendin langzaam abstract werd, alle belevenissen samenvloeiden tot die paar die sleutelmomenten waren in hun relatie. Hij woonde in zijn rauwe rouwtijd bij een hospita die haar man in de eerste wereldoorlog verloren had. Een vrouw bij wie rouw en trouw zo haar identiteit geworden waren dat het leek of ze niet meer leed.

Sleutelmomenten in mijn leven, zijn mijn herinneringen daaraan ook gecumuleerde abstracties van allerlei eromheen? Ik vermoed van wel. Al die mensen die jarenlang belangrijk voor me waren en die ik nu niet meer zie… Ik denk dat ze weer belangrijk worden als ik ze weer echt zou ontmoeten, nu zijn ze abstracties geworden die soms nog behoorlijk intense warme gevoelens kunnen oproepen, maar niet meer concreet aan iets gekoppeld en zeker niet meer vanzelf belangrijk.
Maar meneer tijd verslindt meer. Ik kan mezelf dus niet meer terughalen van toen ik 17 was, of 30. Noch als beeld, tenzij ik letterlijk in oude albums ga zitten bladeren, noch wat ik toen dacht of wat me erg bezighield, waar ik slecht van sliep. Wat ik nog weet is dat ik altijd erg impulsief was. Mijn horoscoop staat vol met “vuur”, met inspiratie en de opwinding van het laten ontstaan van nieuwe dingen. Ik kon me altijd zo snel en enthousiast verbinden met klussen, onderwerpen en mensen. Nu ik bijna zeventig ben is ook veel van dat vuur verteerd, verwaterd, of heeft het zichzelf verteerd, of is het geblust door de urine van de tijd. Dit is een abstractie. Ik weet dat dit een beeld was van mezelf. Ik kan die vurigheid nog maar zelden echt terugvinden, wel de vasthoudende verbinding, het vastbijten, maar de passie.. Ik kan me niet voorstellen dat ik wat er nu gebeurt vroeger als passie zou hebben herkend. De tijd heeft dus ook iets verslonden dat ik zou kunnen betitelen als “vroegere identiteiten”, oude ikken.

David Bohm had het in zijn wetenschappelijke werk (natuurkundige in de eerste helft van de vorige eeuw) over “the unfolding en enfolding reality”. De werkelijkheid ontvouwt zich voortdurend. Wat zich ontvouwt wordt enerzijds bepaald door natuurkrachten, maar anderzijds door het denken en handelen van levende wezens en vooral mensen spelen daar een steeds grotere rol in. Terwijl de werkelijkheid zich voor je voeten ontvouwt en je uitdaagt tot handelen, vouwt hij zich achter je weer op, (of in, als je dat mooier vindt klinken). Ik heb altijd begrepen dat hij daarmee de tijd als dimensie van de werkelijkheid aanduidde en zo Ovidius citeerde of van argumenten voorzag. Het is ook een beeld dat je kan laten begrijpen wat “leven in het moment” betekent. Jouw bewust ‘zijn’ op dat moment, kan je laten handelen en draagt bij aan wat zich voor alles en allen ontvouwt. Later in de dialogen met Krishnamurti (the ending of time) wordt dat tijdsbesef van Bohm veel vager dan ik het eerder meende te begrijpen. Daar is “tijd” een illusie van het ego-gestuurde denken. De illusie van het afgescheiden zijn van de rest, een illusie die het ego helpt om zich te oriënteren in dat wereldbeeld dat het ego rond zichzelf heeft geconstrueerd. En wat hem ook steeds verder van zichzelf (als één met alles) lijkt te verwijderen.

Tempus edax rerum, de tijd die alles verslindt, verslindt ook zichzelf. Ze zeggen dat de tijd sneller gaat als je ouder wordt. Dat is voor mij alleen waar bij dingen die kapot gaan en waarvan ik vind dat ze niet zo snel kapot hadden horen gaan en die ik dan plotseling al jaren blijk te hebben. Bij mij gaat de tijd niet sneller, maar vervaagt hij eerder. De tijd dat mijn kinderen klein waren ligt niet veel verder weg dan de tijd dat mijn oudste kleinkinderen begonnen te praten. De tijd verslindt ook mijn eigen belangrijkheid en de eventuele opwinding erover. Ik meen dat ik mijn oma heb horen zeggen (maar het kan ook zomaar een recentere oude dame op de tv zijn geweest): “soms sta ik helemaal vrolijk op omdat ik ineens besef dat ik vanmorgen dit of dat pijntje niet voel”. Hoe sterk kan je jezelf en wat je tegenzit relativeren. Wie ouder wordt zou wel eens gelukkiger kunnen worden als hij zichzelf als slachtoffer van tegenslagen kan relativeren, dat dat beeld van zichzelf als ‘volmaakt’ (of beter als volmaakt moeten zijn, of het volmaakte vol vuur veroorzaken in de zich ontvouwende werkelijkheid) door de tijd verzwolgen is. Maybe the weak are the best in coping…and will they inherit the earth

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *