Het is nog fris. De dauwdruppels liggen nog op de tuinstoelen voor het huisje. Er hangt een mengsel van geuren, zoals natte aarde en gisteren gemaaid gras. De nog wat magere zonnestralen verwarmen wel, je krijgt zin om buiten te ontbijten. In de verte loeit een koe. Bij de buren legt een kip luidkeels een ei en de andere kippen tokkelen zachtjes tegen elkaar. Je kent dat gevoel? Zo aan het begin van een nieuwe vakantiedag vol plannen? Om ook buiten de vakantie dit soort gewaarwordingen te kunnen krijgen namen we kippen. Veertig jaar geleden toen we nog in Haaksbergen woonden.
Het was niet omdat het leven leeg was of zo, zonder kippen. We hadden al twee katten, Kobus, de hond was dan weliswaar overleden, maar er stond al een volière met tropische vogeltjes in de tuin, binnen een kooi met een dwergpapagaaitje en we hadden ook een aquarium. En we hadden werk, alleen nog geen kinderen, nog net niet. Onze kater, Plurk, was een notoire jager, maar hij heeft de kippen alleen gepest, door er hard naartoe te stuiven en er vlak voor in te houden terwijl ze hard kakelend uit elkaar stoven. De groenteman had t geregeld, de kippen en een oud hok van een boer die aan het stoppen was. Nynke heeft in die zomer toen ze één jaar was de kuikentjes door de tuin zien scharrelen. Toen we naar Enschede verhuisden hebben we de kippen weggedaan.
Na een paar jaar in Enschede, duur huis, drie kinderen, steeds minder vakanties, begon het vooral bij Els weer te kriebelen. Awel, ik heb een kippenhok gebricoleerd, met ren en leghok. En we hebben weer kippen opgescharreld. Vier en een haan net als in Haaksbergen. Alleen, van die kuikentjes kwam het niet. Na de eerste nacht kregen we bezoek, van de buurvrouw. Het ging niet om haar, maar om de buurman. Het was niet dat hij er zomaar een hekel aan had om een haan te horen kraaien. Nee. Het was zijn diepste ziekmaker, zijn heftigste bron van verontwaardiging en moordzucht. Hij was die morgen om zes uur ziek en woedend opgestaan en naar zijn werk gegaan met de onuitgesproken vraag in zijn ogen toen hij zijn vrouw aankeek: Doe er wat aan….jij, ik kan het niet meer.
U werkte op de universiteit, maar was in zijn hart en gedeeltelijk feitelijk ook musicus. Jazz. Hij had een bandje, dat het huisorkest was van het jazzpodium in de stad. Hij had platen gemaakt en trad regelmatig op met Amerikaanse bassisten, zangeressen of trompettisten. U had de leefstijl die daarbij paste. Spelen tot diep in de stille nacht, ook alleen, maar soms met vrienden. Hij werkte vaak s avonds of in het weekend aan artikelen en had daardoor van de universiteit de ruimte gekregen om laat te beginnen. Het nachtbraken werd op het werk niet geremd. Door hanen wel. Vooral s zomers, als hij tegen zonsopgang naar bed ging en de hanen hun eerste vreugde uitten over de beginnende dag, kwam er van slapen niets meer terecht. U woonde toen ergens anders, naast Gerrit. Ik kende Gerrit van de oudercommissie. Een administratief organisator, die twee passies had: kweken van krielkippen en het organiseren van tentoonstellingen van kippen, vogels, kleine dieren, maakt niet uit. Gerrit was in al zijn vezels een kippenman, die ook graag prijzen wou winnen met zijn kippen en dus secuur fokte. En voor fokken heb je haantjes nodig. Hier botsten twee werelden vol passie. De liefde voor de haan en de morgen versus de liefde voor muziek en de nacht. En het was ook duidelijk wie er zou sneven: de man met slaaptekort. Want haantjes van krielen hebben de gewoonte om niet alleen bij zonsopgang te kraaien, nee, die “gilkippen” zoals U ze noemde, doen het met tussenpozen zo lang het licht is.
Maar U vocht terug. Het kon niet zo zijn dat zo’n idiote hobby van de één het leven van de ander zo zou kunnen ruïneren. Hij vertelde me het verhaal nadat de beheerder van de kinderboerderij me had uitgelegd hoe en hoe laat ik het best de haan kon vangen en toestemming gaf om de steen des aanstoots in de avondschemering over het hek te gooien. U regelde een taperecorder en een richtmicrofoon en posteerde zich op het balkon. Het was eind juni en een uur of vier in de morgen. De haan, nee de hanen, Gerrit had meerdere koppeltjes, deden hun best. Hij propte daarna zijn oren weer vol met watten, trok de dekens over zijn hoofd en probeerde vergeefs wat te slapen. Om negen uur was hij met zijn opname bij het politiebureau en deed aangifte van burengerucht en gezins- en levens-ontwrichting zo noemde hij het als ik me goed herinnerde. Hij was er tegen die tijd slecht aan toe, had wallen onder de ogen en vertoonde zoals hij zelf zei , paranoïde gedrag. Hij schrok voortdurend, had woedeaanvallen en functioneerde op het werk slecht. Het muziekseizoen was -gelukkig- ten einde. Hij had de indruk dat hij ook niet meer spelen kon. De ontreddering droop er zo af dat de dienstdoende agenten met hem te doen hadden en zijn klacht serieus oppakten.
Een paar weken later installeerde een agent op U’s balkon de nodige apparatuur. Een bandrecorder, maar ook een decibelmeter e.d. De boedel werd de volgende morgen door een andere agent opgehaald. Twee dagen later kwam er een telefoontje van een nogal boze politieman. Het geluidsniveau was niet boven normen, maar wat de deur rond U’s klacht dicht deed, was dat het gekraai op de band van U niet overeenkwam met het gekraai op de politieband. De agenten hadden Gerrit gesproken, die uiterst vriendelijk en zoals altijd flegmatiek had gereageerd en had gezegd dat hij zijn buurman altijd al een beetje nerveus vond, maar dat hij geen zin had om een punt te maken van al die nachtelijke muziek. De politie vond dat ze misbruikt was voor het slechten van een vervelend opgeklopt burenruzietje en zag in U duidelijk de aanstichter ervan. Gerrit, die van al die opnamen niets wist, had in de twee weken tussen de twee opnamen, zijn prijskippen goed kunnen verkopen en was begonnen aan nieuwe koppeltjes van een wat ander ras. En dat wisten U en de agenten dan weer niet. U heeft zijn huis verkocht en het 2-onder-1-kap-huis gekocht, waarvan wij later de andere helft kochten. En was naar eigen zeggen pas een jaar weer in normale doen, toen hij op die ochtend werd wakker geschreeuwd door mijn “verdomde gilkip”. Hij sprak opeens met hoofdletters en keek of hij me zou aanvliegen, een glas wijn dempte de woede snel.
Maar het was nog niet gedaan. Van onze vier kippen gingen er drie leggen. Er was er één die een beetje baasje en politieagentje speelde, opzichterde. Het was overduidelijk geen haan, zoals je snel ziet aan staart en kammen en zo. Gewoon een kip. Die in de tweede lente bij ons in de tuin voor het eerst probeerde om in het ochtendgloren een haan te imiteren. Els en ik waren er doorheen geslapen, het was zacht en ernstig mislukt zo bleek later, zo niet U. Hij belde die avond vanuit een andere plaats. Hij was gaan logeren bij vrienden. Maar hij was woest en verdrietig. Dat we nou toch, ondanks alle verhalen en het in zijn ogen oprecht gemeende begrip onzerzijds, toch, hoe haal je het in je hoofd Judas, toch weer een haan… Ik was net wakker genoeg om in lachen uit te barsten en duidelijk te maken dat ik vier kippen had en geen haan. En dat hij zich niet zo… en dat was dan weer nog verschrikkelijker tegen zijn zere been, kortom, het was geen telefoongesprek waarin bruggen werden geslagen. Het misverstand en ergernis en wantrouwen en, en… klotste tegen de plinten en was geheel wederzijds. Maar één ding was duidelijk: een keiharde eis dat die gilkip zou worden verwijderd of onthoofd. Ik heb die middag Gerrit gebeld.
Gerrit bevestigde dat bij een koppeltje kippen zonder haan er, gedragstechnisch gezien, wel eens geslachtsveranderingen optraden. Zo’n kip ging dan alle dingen doen die hanen ook deden. Werd agressiever, probeerde de andere kippen te bevruchten en ja, je raadt het al, probeerde dan ook te kakelen. Sommige kippen lukt dat na oefening heel aardig zei Gerrit. Het is een kwestie van afwachten tot de politie ook bij mij zou staan met een bandje. We zijn die middag maar weer naar de opzichter van de kinderboerderij gegaan en hebben de dames een dag later in de schemering over het hek gegooid. Ik wou eerst het wonder van de kraaiende kip zelf horen. Het leek er (nog) niet op, maar ja wat doe je… goede buren en verre vrienden en zo… In het gebricoleerde hok hebben we nog een tijdje marmotten en konijntjes gehad, tot een marter het hele zootje uitmoordde. Het hok werd ook opgeruimd. Ik schat 1985. Sindsdien waren we kiploos tot deze zomer. U woont er niet meer, nieuwe buren, nieuwe kansen.
Els heeft ze –fonetisch dan- haaiesint, vaajelet en rooozzz genoemd, onze drie kippen. Geen haan dus, gezien l’histoire d’U en geen behoefte aan kansen op herhaling. We hebben ze voor een zacht prijsje gekocht bij een raskippenkweker, die zag dat we het niet deden voor de prijzen op tentoonstellingen. Het zijn Antwerpse Baardkrielen, waar een haantje van een Vechtkriel te dicht bij in de buurt heeft gelopen om ze ooit nog ergens op een vereniging te kunnen laten zien. In het najaar gingen ze leggen. Daar heb je ze toch voor? Gratis eieren? Nou gratis…. Wat je daar niet allemaal naar toe sjouwt… (Voor 3 mini-eitjes in 4 dagen, gemiddeld… per kip dan. Okee, het levert dus al gauw 20 eitjes in de week op) Nou, meel, mais, graan, maagkiezel, geperste brokjes waar “alles” inzit behalve grit en die maagkiezel die ze nodig hebben om graan en mais te kunnen verteren, grit met veel kalk voor de schaalvorming, maar die brokjes willen ze alleen eten als ze sterven van de honger, meelwormen, plaggen uit de hoek van de tuin, fruit en groenten… en natuurlijk stro in het leghok en beukensnippers op de grond, en oja, het kippenhok zelf natuurlijk… Volgens mij moeten we nog tien jaar dagelijks gratis eieren eten voor we de investeringen eruit hebben, maar allee.
Twee weken geleden bleef Violet (ja Els kan ze uit elkaar houden, ik niet) op het stro zitten in het leghok. Ze zat op vier eieren, waaronder dus minstens twee van haar zussen. En hoopte op een onbevlekte ontvangenis. Een paar dagen later schoof Rooozz aan. Allebei een paar uur per dag op één ei, want we haalden ze elke dag weg. Na ruim een week zaten ze alle drie binnen. De eerste week hebben we Vaajelet alleen gezien als we de eieren kwamen stelen, maar na een week kwam ze er smorgens even een minuut of tien af om te eten en te drinken. Toen ze met zn drieën zaten te teuten in het leghok, zagen we ze wel veel vaker. Na een paar dagen hadden we ze weer terug en scharrelen ze weer door de ren, trappen plaggen kapot en horen we ze weer –eigenlijk deed Els het daar dus voor, vakantiesentiment- met dat langgerekte thaooooook tegen mekaar praten, maar geen uithalen meer, want eieren ho maar. De dames zijn van de leg, maar wel vreten, jongen. Als ik bij de Welkoop weer voor een paar tientjes voer en troep sta af te rekenen en naast de pinautomaat die stapel eierdozen in de aanbieding zie staan, denk ik Sodeknetter, wat voordelig, maar ja
De uitdrukking ” als een kip zonder kop” kan zonder evidente gevolgen gewoon ook worden vervangen door “als een kip met kop”. Rooozz was broedse dame nummer 2 en Haaiesint kwam als laatste een beetje half gezelschap houden. Na een dag of twee weer met z’n drieën in de ren, zit nu Haaiesint trots op een berg stro. Zonder ei(eren) in het nest, want niemand legt nog. Dit is niet meer hopen op een bijbels wonder, de onbevlekte ontvangenis, dit staat qua wonder nog een treetje hoger. Een wonder boven wonder. Ik geef de hoop op kippenverstand nu volledig op….