Denken het leven en de religie

Een paar dagen geleden zette ik de volgende ongenuanceerde post op facebook:
Denken over her leven is als een Esschertrappenhuis, een merkwaardige lus, waarin elk einde leidt tot en omvat de beginvraag. Nadenken over welke rol religie daarin speelt… Denken over religie is denken over denken over het leven en Esscher in t kwadraat. Stel dat er geen islam was en geen christendom zouden er dan ook dit soort aanslagen zijn? Ja, maar met een andere rechtvaardiging vooraf en achteraf, misschien door andere jongens op een andere plek, maar, ja… Wat echt is, is handelen en ervaren. Denken brengt twijfel daarover binnen en lost die ook weer op. Religie stelt dat alles uiteindelijk buiten discussie. Zonder de beschikking over religie zullen we iets anders gebruiken om ons handelen en ervaren buiten discussie te stellen. Ideologie, groepsbelang, whatever… Blijft waakzaam. Dit gaat niet over vrijheid van meningsuiting of persvrijheid, maar om het vermeende recht het denken te mogen stoppen. Zie uiterst rechts. Misschien volgt hier nog filosofische blog over. Truste.
Ok, tenslotte heb ik de algehele geschiedenis van het denken gelezen, 1200 bladzijden, als ik me hier niet een eind uit red… Zal ik dan maar?

“Leven” eerst maar? Hebben jullie je nooit verbaasd over het feit dat als je wetenschappers op de tv hoort praten over de zoektocht naar potentieel leven op andere plekken in het heelal (dat er volgens de theorie oneindig veel zou moeten zijn), dat ze dan altijd zoeken naar planeten met een dampkring, zwaartekracht en temperatuur die op de aarde lijkt? Dat komt doordat er zo langzamerhand multidisciplinair een lichte mate van overeenstemming ontstaat over wat het is. Er zijn ook net zoveel wetenschappers die de zoektocht naar een onderscheidende definitie onzinnig vinden omdat er telkens weer nieuwe grensgevallen opduiken. Er circuleren op dit moment zo’n 200 definities met nogal wat overlap. Grosso modo kunnen we zeggen dat de meeste definities de volgende kenmerken aanwijzen:
– levende wezens hebben de scheikundige elementen zuurstof, koolstof, waterstof, stikstof, fosfor en calcium (er zijn variaties)
– leven is eindig. Wat leeft gaat ook weer dood
– er is bij levende wezens sprake van uitwisseling van materie en energie met de omgeving (stofwisseling en in de zon liggen, etc)
– levende wezens streven naar een zo constant mogelijk intern milieu
– leven reageert op externe prikkels
– het sterft niet alleen het plant zich ook voort (delen telt mee)
– de sleutel tot leven is een soort software die in DNA ligt opgeslagen. Dat houdt soorten konstant en bepaalt (deels) uiterlijk en voedselkeuze, etc.

Leuk en verstandig. Gaat op voor leven op aarde. Maar op andere plekken in het heelal? DNA met andere elementen, iets heel anders dat de blauwdruk van het levende individu bevat? Andere chemische of elektronische processen die de interne regulering beheersen? Zou zo maar kunnen. Waarom zoeken we dan daar? Lijkt dat niet op de dronken man die zijn verloren fietssleutel onder de lantarenpaal zoekt omdat het daar licht is? Of hanteren wetenschappers op tv dat soort aardse natuurwetten alleen om dat wij het anders niet meer volgen kunnen?

Waar je hier tegenop loopt is een oud probleem met denken. En dan hebben we het hier alleen nog maar over denken over leven en niet over “het” leven. Leven is al een moeilijk te ontrafelen raadsel, als we het gaan hebben over “het leven” dan komen die vragen naar doel en zin, naar goed en kwaad, naar toeval of voorbeschikt zijn. Naar hoeveel vrije wil je hebt en dan hebben we niet zoveel meer aan de oude harde wetenschap. Die oude harde wetenschap die zoveel vooruitgang heeft bewerkstelligd.

Dat oude denkprobleem, heeft te maken met ons voorstellingsvermogen en het probleem van de spiegels. We kennen het Droste-effect, het plaatje van een verpleegster met een busje in haar hand met een verpleegster met een busje in haar hand met een verpleegster enz. Dat is een soort lineair gezichtsbedrog. Denken en het oog gaan interfereren omdat iets in zichzelf, zichzelf omsluit. Het gaat door tot in het oneindige. Zodra je denkt over denken kom je in zo’n spiegelzaal, waarin je niet meer zomaar kunt uitvinden waar de oorspronkelijke verpleegster is. Wat ik denk over een gedachte is een gedachte maar welke is nou origineel een begin, iets echts. En als je verder denkt wordt hij nog ingewikkelder. Wat of wie is het dat denkt? Dan schep je een “ik”, maar die “ik” is die echt of ook een gedachte. Cogito ergo sum is een soort constructie waarin je kunt verdwalen als in een trappenhuis van Esscher, waarin een stoet mensen op een eeuwige lus tot in eeuwigheid na een lange reis weer op hetzelfde punt uitkomen terwijl ze toch al die tijd omhoog…. “Ik” ben (dus?)een gedachte, die denkt (?) over gedachten, dan kan dat alleen als ik mijzelf als werkelijk definieer den dus zeg je dat de gedachte werkelijkheid is geworden. Ik denk dus ik ben. Of uh… In de wiskunde heet dat trappenhuis een “merkwaardige lus”. Esschers werk zit er vol mee. Mensen die kijken naar een stad waarin ze kijken naar zichzelf die naar een stad kijkt zonder dat je een cirkel hebt doorlopen, maar toch, een soort wormgat. Ook in de muziek komt het voor, bij Bach bijvoorbeeld, maar ik verdenk de Canto Ostinato er ook van.
We begrijpen in essentie niet goed wat denken is. Oude ideeën als van Plato, dat er zuivere ideeën bestaan, waar onze gedachten bij in de buurt komen, das Ding an Sich, de Reine Vernunft in de Duitse filosofie.. In de postmoderne filosofie is alle waarheid relatief en plaats- taal- en cultuurgebonden. En hoe je het doet? Psychologen hebben al zoveel malle valstrikken blootgelegd. De vraag denk eens langzaam levert bij de meeste mensen versnelde hersenactiviteit op over de vraag hoe je dat dan doet. We beheersen het niet. De vraag denk even NIET aan een roze olifantje is berucht. Dat lukt de meeste mensen vervolgens niet. We denken vanuit premissen die uit ervaring stammen, maar ook onze ervaringen zijn subjectief en wat we ervan onthouden hebben zijn reconstructies door het brein achteraf. Onmiddelijke ervaringen worden niet onthouden. De emoties en reconstructies wel. Het geheugen bestaat dus uit opgeslagen gedachten en reconstructies. Niet uit feiten en echte gebeurtenissen. Denken dat je feiten nog eens ordent, komt dus neer op het opnieuw ordenen van reeds tot tevredenheid geordenende gedachten en is bijna tautologisch (en levert dus bijna nooit iets nieuws op). Dat de wetenschap zoveel heeft bereikt mag een godswonder heten, waarmee we zijn aangeland bij “HET” leven en de spirituele zijnsvragen die daarbij horen

Ik vermoed dat over deze zijnsvragen in de geschiedenis van de mens al veel meer is nagedacht dan over de rationele wetenschappelijke vragen. Hebben we bij de wetenschappelijke vragen al vaak de gedachte dat we de antwoorden nooit volledig in essentie zullen kennen, de vragen die we hier stellen beginnen vaak met de gedachte, dat er eigenlijk geen antwoord mogelijk is, maar dat dit geen reden is om de wezenlijke vragen dan maar niét te stellen.
Er lijken drie bronnen van waaruit vaak de antwoorden worden geput. De eerste is de kunst, de tweede is de filosofie en de derde is de religie. Kunst, vroeger vereenzelvigd met schoonheid, lijkt te zoeken naar een soort verbinding met het leven en de werkelijkheid die je in woorden en gedachten niet kunt vinden en die je in gewone taal ook niet kunt uitdrukken. Het is alsof de kunstenaar zich vereenzelvigt met wat hij wil maken en vervolgens dat uitdrukt of realiseert wat hij in die verbinding is. Gaat de wetenschap uit van het onderscheid van een ik, een waarnemend en verklarend ik en het waargenomene, dat verklaard zou moeten worden, veel kunst gaat uit van het opheffen van die scheiding en het uitdrukken van de eenheid die dan ontstaat. Filosofie, vroeger gezien als het “ware”, maar het ware lijkt gesneuveld in de postmoderne filosofie, gaat juist in de scheiding nog een stap verder. Filosofen lijken als een soort getuige in zichzelf te kijken als ze die in de wetenschap noodzakelijke scheiding tussen subject en object, tussen ik en het, meemaken en realiseren. De spirituele vragen, de religie, de bronnen van ethiek, vroeger vereenzelvigd met het goede, gaan uit van een verbinding met een soort hogere wereld, een zuiverder tijdloos framework voor wat zin, doel en goedheid is. Het is zeker weten wat je niet zeker kunt weten maar wat je weet zodra je het ervaart. de spirituele wereld is nog onmiddelijker dan de wereld van de kunst, hij is uiteindelijk nonduaal, alles is één, tegenstellingen zijn illusie. God is overal ook in jou, jij bent God of een uitdrukking daarvan. In essentie kan die nondualiteit worden verward met de absoluutheid van de waarheid, de gedachte en de boodschap. Het grootste risico in dit soort denken dat ook in politieke ideologieën soms zijn weerklank vindt maar daar gemakkelijker weersproken kan worden, hoewel, politieke ideologieën hebben ook de slechte eigenschap veel doden te veroorzaken

Zoals ik al zei. we kunnen het dan wel niet, maar dat neemt niet weg dat het belangrijk is om over die vragen wel bezig te blijven. Of dat wetenschappelijk-filosofisch gebeurt, of in het scheppen in kunst of in desnoods non-duaal spiritueel denken maakt niet uit. Wat gevaarlijk is, betoogde ik in mijn facebook-post is stoppen met denken en dogma’s of universele (die niet bestaan?) waarheden adopteren als extreem diepe en maar voor één uitleg vatbare en daardoor absolute draad in leven en handelen. Wie bang is stopt met denken. (Niet iedereen die gestopt is met denken is bang, woede kan ook bijvoorbeeld, maar, je zou het for the sake of the argument bijna zo postuleren), maar wie niet denkt, stopt ook met een serieuze verantwoording over zijn daden. Discussie over die daden kan de dood tot gevolg hebben. En daden die uit dat soort negativiteit uit angst voortkomen zijn lastig te verantwoorden. Wie zijn waarheden verabsoluteert kan mensen die in strijd met die waarheden leven “verontmenselijken” niet meer als mens zien, zoals wij vroeger slaven als een veredeld soort vee zagen, de beulen in de holocaust konden ermee leven door Joden te verontmenselijken, en wat Boko Haram en Isis doen lijkt daar veel op. En juist omdat er ergens een besef zit, dat echt denken zou leiden tot een soort ‘je niet meer kunnen verantwoorden’, moet extreem religieus gedrag vaak gepaard gaan met een sterk afraden of een verbod tot het gebruik van je verstand. Maar, het is niet alleen religie. Het kan ook politieke ideologie zijn. En macht. Vooral macht. Mohammed schreef veel soera’s toen hij wereldlijk leider in oorlog was en een vrouw had die overspel pleegde. Een deel van die haat en geweldspassages in de Koran komen voort uit die praktische nood in zijn machtspositie. Macht en religie samen zijn een dodelijke combinatie. Macht zonder religie, zie Stalin, kan in zijn eentje ook veel onheil aanrichten.

De stelling is dus eigenlijk, dat au fond een besef noodzakelijk is dat alle denken in zichzelf beperkt is, maar dat stoppen met denken alleen wordt gepropageerd door mensen die een groot belang hebben bij maatschappelijk evenwicht of juist onrust. Religie is niet de bron van extremisme of domheid. Religie kan worden gebruikt voor extremisme en het dom (en in het gareel)houden van mensen. Ik vrees dat dat uiteindelijk niet nooit meer zal lukken. Kennis en denken en kunst en ethiek zijn te wijd verspreid om nog door domheid te kunnen worden vernietigd. En ik vrees dan ook dat niet het extremisme een einde zal maken aan de beschaving, maar onze voortplantingsdrift en onze bezitsdrift. We doen met onze wereld zulke vreemde dingen dat we er meer kans op maken dat de natuur ons zal uitroeien of decimeren, dan dat we dat door extremisme doen. Hoewel, misschien roept die nood de andere op… Andere keer…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *