Wat is trots eigenlijk? Is dat een basisemotie, zoals verdriet of vreugde (zoals je primaire kleuren hebt) of is het iets afgeleids, iets onzuivers, om te wantrouwen? Naarmate mijn levenservaring en de daarbij behorende verwarring toeneemt geloof ik hoe langer hoe minder in de oorspronkelijkheid van trots. Ik zie hoe langer hoe vaker niet alleen iets dat is afgeleid van iets anders, maar daar ook van afleidt. Alsof het een soort dekmantel is van iets anders, alsof trots je helpt om iets niet te zien dat belangrijker is. Er zijn vast prachtige studies over, ik hou het hier maar bij wat introspectie.
Ik vermoed dat we er goed aan doen twee soorten trots uit elkaar te houden. Trots op jezelf en trots op de groep waar je bij hoort. En binnen die twee is het vast interessant om onderscheid te maken tussen trots op wat je echt helemaal zelf hebt gepresteerd en bereikt, of trots op iets waarbij anderen aanmerkelijke bijdragen hebben geleverd. (Even uitleg: Presidenten sluiten vrede en krijgen daar een Nobelprijs voor, maar die vrede was alleen mogelijk dankzij het jarenlange baanbrekende werk van allerlei diplomaten. Dat is dan niet trots op de groep waarvan je deel uitmaakt, maar het je toe-eigenen van de bijdrage van anderen).
OK, dan nu wat introspectie. Ik ben op latere leeftijd gaan hardlopen en ik had dus reden om trots te zijn op de eerste keer dat ik ruim meer dan 10 kilometer achter elkaar liep. Het wordt al wat dubieuzer als ik mijn goede eindexamencijfers presenteer als een eigen prestatie gezien de moeite die leerkrachten hebben moeten doen. Maar wat maakt me dan trots? Er is hier iets puurs. Ik geniet van dat hardlopen en dergelijke, maar het genieten, de trots begint pas meetbare vormen aan te nemen als ik er anderen deelgenoot van maak. Ooo? Is die trots dan iets dat me helpt om die drempel over te gaan? Om te zeggen kijk eens, dat kan ik? Kijk mijn mooie auto, mijn verre vakantie? Is die trots dan iets dat me helpt om me zo te manifesteren dat ik in de groep waarvan ik deel uitmaak word geaccepteerd? Of hoger gewaardeerd? Daar meer aanzien verwerf? En dan heb ik het nog niet over alle keren dat ik mij in mijn verhalen uitspraken van anderen toe-eigen, of mijn bijdrage verfraai. Ik vermoed dat de meeste mensen een Diederik Stapel in zich hebben huizen, die voor het gemak onwelgevallige feiten niet vermeldt of welgevallige feiten sterker in de spotlights plaatst. Als je langs die weg even doordenkt, is trots dan iets dat een afgeleide is van, of zelfs afleidt van, de angst om nergens bij te horen, of maar een beetje erbij te bungelen? Het gaat er steeds meer op lijken. Angst is iets wat je niet wilt voelen, trots wel.
Als dat zo is, is het onderscheid tussen dat individuele en de groepstrots al wat minder spannend. Maar OK eerst even naar binnen. Ik ben best trots op Epke bijvoorbeeld, en, ondanks mijn allergie tegen van Gaal, ook wel op het Nederlands elftal dat ver kwam op het WK bijvoorbeeld. Maar oh, wat vind ik dit mechanisme griezelig. Ik heb eens deelgenomen aan een training waarin 27 mensen die elkaar grotendeels niet kenden in drie groepen van negen werden verdeeld direct na binnenkomst. Aan de drie groepen werd gevraagd om een gezamenlijke leer-aanpak te ontwikkelen, groepsregels te maken en daar een groepssymbool bij te kiezen en dat aan het einde van die eerste avond ook te presenteren aan de andere twee groepen en de trainers. Er was maar twee uur voor nodig om een sfeer te scheppen waarin de ene groep smalend gedrag vertoonde over de resultaten en de symboliek van de andere twee. We hadden allemaal het meest diepe en sprekende symbool, de beste regels, de leukste woordvoerder, etc. OK de onzekerheid van een ieder om een onbekende arena te betreden met mensen die je niet kent, helpt om dat groepsvormingsproces aanmerkelijk te verdiepen en te versnellen. Het helpt dan om snel te weten waar je bij hoort en waarvan je je onderscheidt. Maar het lokt dan ook allerlei mal gedrag uit waarmee je aan de groep laat weten dat je bij hen hoort en niet bij de ander. Je versiert als het ware dan je huis en je auto met oranje attributen zelfs al vind je dat ten diepste belachelijk. Likert heeft aangetoond dat als je mensen in een groep zet waar tien mensen geprogrammeerd over iets roods roepen dat het groen is, het merendeel van de proefpersonen ook “groen” roept als ze aan de beurt zijn. We liegen dat het gedrukt staat als de groep het vraagt. Of als we denken dat we het ons niet kunnen permitteren om “rood” te roepen.
Maar het gekke is dat er trots bij komt kijken als de groep het goed doet. Zelfs of zelfs misschien wel juist als we onszelf geweld hebben gedaan om er bij te horen.
Dat collectieve gevoel van trots, of de behoefte eraan, wordt heel vaak bewust gebouwd, en niet alleen in zo’n malle training. Alle teamsport drijft erop en het is bij de meeste mensen makkelijk op te wekken. Het heeft dus een oorspronkelijke kwaliteit en kracht. Zelfs in een individualistische cultuur als die in Nederland. Teambuilding bij de bouw van projectgroepen en innovatieteams drijft erop. Moet ik dat dan ook wantrouwen? Ik ken van nabij het fenomeen “Groupthink”. Daarbij zwemt een groep een fuik in, waarin, om te slagen of te winnen, alle neuzen dezelfde kant op komen te staan, er geen tegenspraak meer is, geen correctie en alle lemmingen uiteindelijk van dezelfde rots af dreigen te rennen. De gedachte dat KPMG van de grote accountantskantoren de beste is, het meest innovatief, omvattend in zijn dienstverlening en het beste de groei van zijn mensen stimuleerde, is al een tijdje niet meer vol te houden, maar we dachten het graag toen, zonder check. KPMG zal het enige kantoor niet zijn geweest. Als je dat lang volhoudt word je het slechtste kantoor bij gebrek aan georganiseerde zelfkritiek. Dat is dan een vriendelijke variant, ongevoelig zijn voor kritische geluiden. Het wordt spannender als dat tot sociale interactie leidt tussen groepen die discriminerend of krenkend is. “Yes we can”, prachtig, als het maar niet leidt tot de gedachte superieur te zijn, dat het Amerikaanse waardensysteem alle anderen mag wegdrukken. Als de speelsheid van de trots op je groep het verliest van de op het spel staande belangen. Als trots met dat soort strijd vermengd raakt wordt alles spannender. Dan zien we Nederlandse walging over Griekse luiheid als er geld naar toe moet, of wantrouwen tegen die malle Fransen die nooit hun begroting op orde zullen maken. Of is het vermoeden juist dat het graaien in delen van onze bovenste managementlagen uit publieke kassen en de ongefundeerde verrijking daar iets is dat voortkomt uit superioriteitsgevoelens, trots en minachting?
Maar bijna alles wat ik partijen in de politiek zie doen lijkt op wat KPMG deed met zijn mensen. Geen publieke tegenspraak, geen dolken in de rug, geen twijfels of zelfkritiek, in ieder geval niet openbaar en dan heeft de machthebber over de publiciteit ook de sleutel die negeren van tegengeluiden mogelijk maakt. Je kunt als interne tegenspartelaar weinig anders dan schikken of vertrekken, want publiciteit zoeken is not done. Het is niet de trots die leidt tot het sluiten van de rijen, het is de angst voor verlies aan controle, de angst voor buitenspel staan. Nog even afgezien van machtsvragen die hier altijd tussendoor spelen. Het is dus trots (zoals de ledenraad van de PvdA als applausmachine, de ontroerende interventie van de latere KLM-directeur Camiel op het CDA-congres dat moest beslissen over deelname aan het gedoogkabinet Rutte 1) die afleidt van de basisangst voor verlies en “alleen buitenspel staan” en die angst maskeert. Trots als afleidingsmanoeuvre, hoeveel besturen hebben het niet geprobeerd en nog met succes ook?
Is er dan dus verschil tussen de trots dat onze Timmerfrans dus zomaar wordt gekozen tot eerste plaatsvervanger van Juncker en de trots waarmee Hennis Plasschaert meldt wat de Nederlandse bijdrage is tot ‘the coalition of the willing’? Is de eerste dan onschuldige Epke-trots? Het tweede het besef dat Nederland op zijn eentje niks kan, dat we ergens bij moeten horen en er dus trots op zullen moeten zijn bij een coalitie te horen die Syrische kinderen die door Assad worden vermoord minder belangrijk vindt dan een Engelse journalist en wat kinderen die door IS worden vermoord, ook al kunnen we dat niet goed uitleggen en schuurt het? We doen dan net of we die keuze niet maken uit angst overal buiten te vallen en wel moeten om statusverlies te vermijden, maar dat we eigen inhoudelijke redenen en overwegingen hebben om mee te doen.
Ik wou dat ik, zoals ik in de tweede alinea heb gesuggereerd, strepen kon trekken en grenzen kon stellen. Dat ik wist wanneer en hoe ik de ene soort trots leuk en begrijpelijk kan blijven vinden, zoals de trots die je in je kind aanwakkert door hem te prijzen na “een mooie tekening”, een productieve en ontwikkeling stimulerende emotie, en die andere vormen, die ik wantrouw. Die grenzen zijn vaag en bewegelijk.
En weet je, ik schrijf dit geloof ik alleen maar op omdat ik trots had willen zijn op “ons” (de Nederlandse politiek en het Nederlands elftal dat as we write ten onder gaat tegen IJsland) en dat ik daar bij hoor of gehoord heb, maar…