“Kunnen mensen eigenlijk tegenvallen?” Hij zat tegenover me in de trein en had dromerig naar buiten zitten kijken. We kenden elkaar niet. Het was de intimiteit van een coupé met een onbekende, een onbekende die hij daarna vermoedelijk nooit meer zou zien, die hem had verleid de vraag hardop te stellen vermoedde ik. Ik betrapte me op de neiging om gewoon antwoord te geven, “ja” te zeggen en voorbeelden te gaan noemen. Er sloeg iets alarm. Dit moest zo’n vraag zijn die niet eens retorisch was, maar een opening tot een gesprek over een probleem of zo. Antwoorden zou fout zijn, iets doodslaan in het gesprek voor het begonnen was. Ik zou tegenvallen…
Kennelijk was er iets te lezen geweest op mijn gezicht, interesse misschien, verwondering? Had hij sporen gezien van nadenken, want hij voelde zich vrij om door te gaan. “We wekken immers elk moment verwachtingen”. Voor het eerst wendde hij zijn blik af van het raam. “Verwachtingen waaraan je nooit helemaal kunt voldoen. Je kunt er niet eens omheen. Iedereen geeft signalen af. Neem U nou, neem me niet kwalijk, maar ik denk dat U aan de intellectuele kant bent, die ronde bril, dat boek in uw tas.. ik ken het, geen makkelijke bestseller…maar niet rijk, dat straalt uw kleding weer niet… sorry, excuus…ik bedoel alleen te zeggen dat U zich kleedt en gedraagt als iemand met wie je over zo’n vraag kunt praten”.
“Maakt u dat vaak mee, dat mensen tegenvallen?” vroeg ik, “vergeleken met wat u bij de eerste indruk dacht?”. Hij knikte en ging wat meer rechtop zitten. “Vaak, maar daar gaat t me niet eens zo om. Ik denk na over mijn eigen tegenvallen. Hoe tegenvallend ben ik eigenlijk voortdurend zelf?”
Ik merkte dat ik zat te spiegelen. Ook ik was rechtop gaan zitten en keek hem aan. “Baart u dat zorgen?” vroeg ik. Hij bewoog wat snel ineens. “Nee, dat komt straks. Misschien. Misschien ook niet. Als dit gesprek gaat tegenvallen, niet. Ik zat te denken”, zijn ogen keken nu omhoog daar het bagagerek boven me, “aan de verwachtingen die ik heb gewekt, tot nu toe. Voorbeeld. Ik raakte gefascineerd door een Française, vriendin van mijn oudere zus. Die twee praatten veel over film en literatuur. En dus ging ik alle nouvelle vague films zien en ging Franse boeken lezen, van vrouwelijke schrijvers voor de zekerheid. Na een maand kon ik meedoen in hun gesprekken. Het is ooit zelfs tot een kus gekomen… Ze heeft me geïntroduceerd bij een bedrijf dat een dochter was van een Franse moeder, omdat ik zo’n interesse leek te hebben in Frankrijk. Dat meisje had t snel door, mijn baas pas veel later. Het interesseerde me geen bal en ik begreep ook niets van die films en boeken. In ieder geval, ik viel tegen. Zowel als vrijer als qua medewerker.”
Ik vroeg me af wat ik met zo’n jeugdbekentenis moest. Als er één periode is geweest waarin ik me onzeker voelde was het toen ik naar de oudere vriendinnen van mijn eigen zus keek. Ik vond dat ik iets van een herkenning moest laten blijken. “Zo ergens rond je tiende ontstaat toch, bij mij in ieder geval ook” zei ik, “het moment dat je je masker gaat ontwerpen voor in het sociale verkeer. Dan huil je niet meer als je pijn hebt, omdat je stoer wilt overkomen. Later komt de strijd der seksen en dan doen de meeste pubers zich voor als iemand die ze niet zijn, misschien gedeeltelijk gaan worden als ze ook zichzelf lang genoeg voor de gek gaan houden, maar niet op dat moment in ieder geval. Ik bedoel, ik herken veel in wat je zegt, maar dat verandert toch ook in de loop der jaren?”
“Daar zegt u het.” Er trok een grimas over zijn gezicht, “als ze zichzelf lang genoeg voor de gek kunnen houden. Daar zegt u het”. Hij keek plotseling weer van me weg, naar buiten. “Wie kan achter zijn eigen masker kijken? Wie weet wanneer hij fake is? Zijn we niet allemaal een deel van de tijd, misschien juist op de belangrijkste momenten wel, onecht, fake, een onmogelijk anders dan teleurstellend aflopend verhaal?”. Ik knikte. Ik kon moeilijk anders dan dat qua kern met hem eens zijn. “We hebben allemaal een zelfbeeld waarin dingen niet kloppen. Veel is mooier dan de werkelijkheid. Maar vaak ook is de werkelijkheid mooier dan het beeld dat we van onszelf hebben. Dan kunnen we meer dan we denken, overtreffen we onszelf.” Nuanceerde ik.
“Ik heb geprobeerd me met die gedachte te troosten ja,” zei hij. Dat het niet alleen teleurstellend hoeft te zijn, tegenvallend. maar dat het ook kan meevallen. Maar blijft het probleem dat als er veel op het spel staat…”
“Wat gebeurt er als je dat met andere mensen hebt? Dat je ze ziet tegenvallen? Dat je achter hun masker kunt kijken en een gewoon mens ziet? Dat de stoere man nog met zijn knuffel van zijn kindertijd in bed slaapt, bijvoorbeeld, dat een voetbalheld aan de drugs blijkt, de slimme professor een oplichter en meneer de manager een mannetje met faalangst? Veroordeel je ze dan? Vallen ze voor je door de mand? Verban je ze uit jouw wereld? Hoe was het toen je vader ineens iemand bleek te zijn die veel minder kon en wist dan je dacht?” Ik moest remmen voelde ik. Draafde door.
“Dat gaat over anderen. Ik had het over mij.”
“Wat ik bedoelde is dat eigenlijk iedereen met enige regelmaat tegenvalt. En dat je dan achter dat tegenvallen een glimp ziet van een echt mens. En dat je meestal dat tegenvallen dan niet erg vindt, toch?”
“Dat gaat nog steeds over anderen en hoe ik naar anderen kijk. Ik had het over mij. Die zorgen waar u naar vroeg… gaan over de vraag of ik mij vind tegenvallen, Ja, Dat vind ik. En steeds meer en steeds verder of dieper. Dat ik eigenlijk niet veel weet. In ieder geval over belangrijke dingen niet. En niet veel kan. Dat ik eigenlijk vaak faal als echtgenoot en zit te denken over wie ik eigenlijk ben en geen aandacht….”.
“Ik vroeg net iets over je vader” zei ik zacht. “Toen je hem ergens in je pubertijd plotseling “zag” en hem even verachtte… Toen je zag dat je een te simpel beeld van hem had gemaakt… Ben je daarna van hem blijven houden?”
Hij knikte. Ik zag het binnen in hem werken en te keer gaan. “Bedoel je dat ik pas van mezelf echt kan houden als ik… tegenval? Als ik zie dat ik ‘het” allemaal nooit echt heb begrepen en veel heb geknoeid? Dat het allemaal altijd een beetje proberen blijft?”
De brok in mijn keel hield de vrolijke nuance tegen.
Ik zag hem naar binnen keren. “Taal is klote!” zei hij even later plotseling. “Het leven valt pas mee als het tegenvalt. Dan is er dus geen mee en tegen en valt het alleen maar. Of valt het misschien zelfs niet. Beweegt het eigenlijk helemaal niet. Is het alleen maar. En ging dit hele gesprek nergens over. En dacht U dat U verstandig bezig was, maar blijkt dat ook weer tegen te vallen. Hij schudde zijn hoofd en stapte even later uit…