Misschien is het grootste misverstand van het leven wel de gedachte dat het verleden vastligt en de toekomst nog moet worden geschreven. Ik kom er hoe langer hoe meer achter dat het op zijn minst ook andersom waar is. Het omkerend medium is “je verhaal”. Geschiedenis wordt dagelijks herschreven. En dan heb ik het niet over politici en historici, maar over jou en mij. Soms omdat je later dingen ontdekt die oude beelden volstrekt omver werpen (lees bijvoorbeeld de roman van Julian Barnes, Alsof het voorbij is). Vaak ligt er de verwarring in de herinnering onder tussen wat je deed en wou doen, tussen daad en intentie, over niet attent zijn op wat er gebeurt en denken dat iets is veroorzaakt door jou terwijl er een halve meter naast je iets veel spannenders gebeurde of andersom. Dat is nog niet eens de helft van de dagelijkse geschiedvervalsing, maar nog wel het meest aanvaardbare deel. Een groter deel wordt veroorzaakt doordat het brein twee dingen het best onthoudt, namelijk de patronen (die er niet zijn, maar) die je construeert in je waarnemingen en je daden en ten tweede de grote opvallende (soms niet te duiden) uitzonderingen daarop. Die patronen krijgen steeds meer logica en consistentie, waarin later aangepaste versies van gebeurtenissen en wat er daarbij door je heenging een rustige verklaarde en verklarende plek krijgen. En het aardige is dat door de jaren heen, door nieuwe gebeurtenissen en ervaringen dat logische en consistente verhaal wordt aangevuld en bijgebogen. Een midlife-crisis, een scheiding, een ziekte kunnen verhalen tijdelijk inadequaat en minder opportuun maken, maar als de crisis is opgelost en de zaken wat herschikt zijn, werkt het bijgestuurde verhaal weer als vanouds: sturend en schiftend. Het gaat daarmee dan ook niet om een constant verhaal. Het is tijdgebonden, maar meestal per moment wel zeer consistent.
Soms vragen schrijvers zich af of we überhaupt wel meer zijn dan een verhaal. Dennis Potter schreef een roman (Wie niet weg is, is gezien) waarin de hoofdpersoon er na enkele tientallen bladzijden langzaam achter begon te komen dat hij de hoofdpersoon in een roman was. Hij begon wanhopige pogingen te doen om de schrijver te beïnvloeden en zo zijn armzalige leven iets bij te buigen. Van mijn vriend Harro kreeg ik onderstaand citaat van Ortega Y Gasset, die zich afvraagt of de mens niet gewoon zijn eigen leven schrijft en vervolgens zijn eigen drama probeert te verwezenlijken.
“This invented life – invented as a novel or a play is invented – man calls ‘ human life’. (…) Have we heard right? Is human life in its most human dimension a work of fiction? Is man a sort of novelist of himself who conceives the fanciful figure of a personage with its unreal occupations and then, for the sake of converting it into reality, does all the things he does – and becomes an engineer? (Ortega Y Gasset 1962, p.108)
Body and soul are things, but I am a drama, if anything, an unending struggle to be what I have to be.’ (idem p.113)”
En met dat schrijven, schrijven we mee aan het leven van anderen. Als ik mijn ouders (excuus Tonio) zou moeten vragen een boek over mijn leven te schrijven zou het, gezien de hoeveelheid feiten en roerselen die ik buiten hun blikveld heb geprobeerd te houden een roman worden met erg veel fictie tussen een aantal feiten ingeweven. Weefsel dat dient om die feiten in een ordelijk verband te brengen. Zo reageer ik op mijn kinderen, vanuit de spinsels die ik heb bedacht om te kunnen begrijpen wat ze doen en ze corrigeren me meestal niet en misschien schrijf ik zo bevestigend mee aan hun eigen fictie over henzelf.
Een belangrijk onderdeel van “je verhaal” is een beeld over jezelf, je voorkeuren, je zwaktes, je aanleg, over je dromen en ambities, over de dingen die niets voor jou zijn of situaties waarin je je zelf terugvindt door impulsen die werken voordat je hebt nagedacht. De dynamiek die in het verhaal over je levensloop te zien is, doet zich ook hier voor. Stabiele bevestigende periodes en plotselinge breuklijnen die het nodig maken het beeld bij te sturen en aan te vullen. Als er iets een voorspellend vermogen heeft voor de dingen die je zelf zult doen in de toekomst om de dagelijkse wind des levens het hoofd te bieden zijn het deze verhalen wel. Hoe meer breuken en crisissen zijn doorstaan hoe beter je verhaal ook de omgang met de volgende breuklijn zal kunnen voorspellen. Het is je verhaal dat ervoor zorgt dat je telkens jezelf herkent in de keuzes die je maakt, maar ook dat je misschien allerlei mogelijkheden om dingen anders en handiger te doen over het hoofd ziet en je in meer van het zelfde laat belanden.
In het verlengde hiervan ligt het verhaal over de toekomst zelf. Dat verhaal lijkt meer vloeibaar terwijl het wordt verteld, het vergt enige fantasie, wellicht vertrouwde en al eerder herhaalde fantasie, maar toch… iemand die in een stabiele periode van zijn verhaal leeft, zal makkelijker metaforen bij de hand hebben om het verhaal over de toekomst te vertellen, zijn/haar toekomst, de dingen die je nog wilt doen of kunnen, voor het ‘nog lang en gelukkig’ misschien, of nog alleen het lang en gelukkig misschien en wat dat dan is, of…
Als ik vanuit dat soort noties over de schrijver in mij nu over mijn leven zou schrijven, ok een flard dan, een paragraaf
Verhaal over het verhaal over het nog lang en gelukkig
Nadat ik op een verregende vakantie op mijn achtste een voor kinderen geschikte bewerking van de Baron von M en van Don Q had gelezen zijn verhalen altijd mijn vrienden geweest. Vrienden die me in staat stelden held te zijn (je zal ook maar zo heten), sterker en sneller, slimmer. Een beetje magie werd niet geschuwd, helpers als deus ex machina ook niet. Dat mocht ook wel gezien de grote hoeveelheden menselijk tekort die me met de paplepel werden toegediend door een op voorspelbare rituelen gefocuste moeder en een vader die zwijgend uit de oorlog kwam (daarvoor praatte hij ook al niemand de oren van het hoofd trouwens), maar wel veel goede boeken las en van goede muziek hield. Die helden en die magie zijn weg, al jaren, hoewel, zo af en toe…
Na twintig jaar (sleuren aan de natuurlijke opdracht tot) werken en een gezin maken kwam als drager “The unfolding reality” (de werkelijkheid ontvouwt zich voortdurend. Alles wat zich ontvouwt was (in potentie) aanwezig en wachtte op iets of iemand(en) om werkelijkheid te worden) met “What is waiting for me to unfold?”. David Bohm als vader van deze gedachte focuste daarmee mijn verbeeldingskracht op dat wat er nog niet is, op wat ik “NU” kan laten ontstaan door te doen wat bij mij past. En van daaruit ging het verhaal over (met Scharmer): Wie ben ik, wat is mijn veld en wat is mijn stijl van “ontvouwen” en wat voor soort dingen zie ik dan op mij wachten om te kunnen ontstaan. Ik had daar plaatjes bij. Het ging bijna altijd over verantwoordelijkheid nemen voor de publieke zaak, in verbinding met anderen. Anderen, waarvan ik altijd vond (op uitzonderingen als Wilders na, maar okee, ook die was ontvouwd) dat ze er mochten zijn zoals ze er waren. Die fascinatie voor en begrip voor het menselijk tekort bleef. Beelden over mezelf waren beelden over het werken aan een werkende democratie met een vertrouwenswaardige overheid, een overheid die door haar integriteit een infrastructuur kon bieden aan de ondernemende mens, het zwakke beschermde en een soort zeewering kon vormen tegen het slechte in de individuele mens: We noemen hem “rechtsstaat”. En dat stelde eisen aan mij die niet zover aflagen van die aan de held uit mijn kinderjaren. Ook die laag pelt weg.. die eisen, tja… hoe rechtstatelijk houden we de rechtstaat nog.. en de toverdrank waar ik als kind in viel raakt wat uitgewerkt. Maar de kern: hoe ge ook met uw menselijk tekort uw leven en dat van anderen verkloot.. u heeft rechten en we laten u niet vallen, en er zijn er vast die van u blijven houden, klopt nog steeds als drager van mijn keuzen en mijn verhalen
Als ik terugkijk dringt zich een beeld op van verhaal en realiteit die meer en meer realistische overlap krijgen, minder magisch, menselijker, maar zoals ik zei, is dat een verhaal dat je kan vertrouwen? Kan dat wel? Je ogen worden slechter om je eigen rimpels niet te hoeven zien, immers? Het lijf heeft wat sluiers weggetrokken. In bepaalde opzichten is mijn conditie beter dan in mijn KPMG-tijd bijvoorbeeld, maar in andere slechter, ik moet accepteren dat er steeds meer is waarvoor ik tovenaars zou nodig hebben om nog held te kunnen spelen. Souplesse, namen onthouden, talen leren, nog even afgezien van een beetje kanker en slechtere ogen en oren. Ik heb nu een viertal mensen van heel dichtbij langzaam zien sterven, vanuit een vaste wil om euthanasie te vragen als …. Bijvoorbeeld “de menselijke waardigheid” onder een bepaald niveau zou komen. Ik heb gezien hoe dat beeld met het vorderen van het ziekteproces werd bijgesteld als een ui waar altijd nog laagjes vanaf kunnen voordat het geen ui meer is. Daar gaat –in mijn huidige verhaal- een stadium aan vooraf waarin het accepteren van verloren laagjes en verlies van gemakkelijk “kunnen” steeds makkelijker wordt en waarbij steeds vrolijker wordt gedacht dat ik gelukkig ben en best nog wel zelfstandig en adequaat in het leven sta (ondanks dat al mijn inkomsten uit “vroegere arbeid” zijn en niet uit huidige arbeid om maar wat te noemen). Ik ga me steeds gelukkiger voelen en hoor weer mijn oma die altijd blij vertelde waar haar lijf “vandaag gelukkig eens geen pijntjes voelde… ja daar wel, maar dat is dan morgen weer over daar”. Nog lang en gelukkig dus… met een boel lol ook nog want nog geen pijntjes.
En die publieke zaak: ooit was ik een socioloog die begreep dat mensen alleen een betrekkelijk zorgenloos bestaan kunnen leiden dankzij instituties. Vaste patronen en voorspelbaarheden, zodat je je kon focussen op je werk en je kinderen, etc. zonder wapens in huis en onzekerheid over wat je buurman mag met jouw huis en tuin, zonder voortdurend sparen voor onderwijs en zorg… etc. Die instituties kunnen gaan knellen, maar dan kan je ze democratisch veranderen. Ooit dus, dacht ik zo.
Die zaak is topzwaar geworden en zit ons en zichzelf in de weg. Mijn “veld” waar ik als boer op voortploegde zit gevangen in een verkeerde dynamiek. De burger verliest vertrouwen en dus hervormen we de verzorgingsstaat door hem ondoordacht af te breken. Waar het rijk de verzorgingsstaat niet opnieuw kan ontwikkelen mogen de gemeenten het doen met veel minder geld. Georganiseerde onmacht heet dat. De VVD wil nu zelfs ook het parlementaire stelsel hervormen omdat men zich in regering en kamers niet meer constructief gedraagt, de rechtstaat uitholt en adviezen negeert. Ik zie echter ook dat de wereld en de mensen erin bloeien ondanks en langs die publieke zaak op. Ik begin te geloven in andere manieren van bouwen en veranderen dan in dat wat ik veertig jaar heb gediend en gedaan. En waar dat samenkomt met “afkalvend vermogen tot nieuwe dingen kunnen leren” past mij bescheidenheid. Want dat vraagt andere vaardigheden in een ander veld. Maar ook in bescheidenheid en nieuwsgierigheid kan een boeiende bijdrage liggen… Daar zoek ik. Verdrietig om mijn oude veld en hopend de twee te kunnen verbinden
Van het waarom en waartoe ik op aarde ben, in de laag daar weer onder, de spirituele laag, heb ik nooit iets begrepen, maar ik heb wel gewoon altijd blij geaccepteerd dat ik er was en ook iets deed, en altijd een boel mensen om me heen had om van te houden. Ik heb in de spiegel gezien dat er in dat zijn altijd een boel vuur zat. Passie en intensiteit. Die passie is er nog steeds voor duurzaamheid omdat ik eigenlijk nog steeds graag wil dat het gebroed wat ik op aarde heb gezet en zich ook voortplant uiteindelijk ook een aangename en stabiele basis onder zijn bestaan krijgt. Maar dat vuur hoeft niet meer 60 uur per week productief te branden. Lezen, in de natuur zijn, vragen stellen aan mn omgeving, liefde geven “is becoming my practice (Scharmer)”. En wat klooien in besturen enz.
Ik ben alleen nog bang van die handen- en tandenloze afhankelijkheid die veel oude mensen doormaken. Met elke uienschil voel ik m naderen. Van het mogelijke “niets” in plaats van een mooie (ego-)kern als we zijn uitgeschild, ben ik niet bang, met de mogelijkheid van een verwaarloosbaar niets heb ik altijd al rekening gehouden. Waarom zouden we anders zijn dan een toevallige zandkorrel, tijdelijk klonteringetje willekeurige watermoleculen in een druppel. Op een klein planeetje dat draait om een klein zonnetje in een willekeurig melkweggetje, maar met gevoel voor liefde en besef van de eenheid van alles, zoiets.