Sturen van de verzorgingsstaat

Met de crisis die we meemaken en stukje bij beetje ons leven binnendringt, dringt zich bij mij steeds vaker de vraag op wat die crisis voor gevolgen gaat krijgen voor “de verzorgingsstaat”, een concept, een beleidstheorie, die eigenlijk pas is ontstaan als theorie in de 30jarencrisis van de vorige eeuw en na de tweede wereldoorlog langzaam in praktijk gebracht. Een beleidstheorie die te maken heeft met solidariteit en emancipatie, met opvang en verheffing van zwakken en hulpbehoevenden, overbrugging van tegenslag, openen van nieuwe perspectieven als je bent vastgelopen. De verzorgingsstaat is steeds sterker geworden. Op steeds meer terreinen is de hulp van de overheid, of door de overheid gefinancierde instellingen iets geworden dat we als recht zien en nu beweren de economen en beleidsmakers dat ze in haar huidige verschijningsvorm onhoudbaar is geworden. Niet meer te betalen, nauwelijks nog te besturen. Als dat waar is, versnelt de crisis slechts het bewustzijn van die onhoudbaarheid. Er dringen zich vragen op als, wat is het “minimum” waaronder je het geen verzorgingsstaat meer mag noemen, zijn we inderdaad doorgeschoten, is dit eigenlijk nog bestuurbaar en waar zitten de knoppen dan, en de metertjes waarmee je signalen opvangt over de noodzaak tot bijsturen ?

Van de week was er s avonds zowel een registratie van een voorstelling van Lebbis, als een gesprek onder filosofen over de verzorgingsstaat op de tv, Een vreemde parallel doemde op. Huiver…. Lebbis sprak over een “referentieloze duik”. Duikers komen op circa 30 meter diepte op een punt, zei hij, het zal waar zijn, waarop je je niet kunt oriënteren en er iets dodelijk ingewikkelds plaatsvindt: Je ziet niets en je neemt nauwelijks iets waar. Je weet niet meer of je beweegt, of je daalt of stijgt, behalve aan je dieptemeter.  Als je niet oplet en je zakt iets te ver, neemt de druk zover toe dat je geen lucht in je systeem kunt laten lopen die je weer lichter maakt, je blijft zinken en wordt op den duur samengeknepen als een leeg blikje en sterft. Maar het omgekeerde geldt ook, als je te laat ziet dat je stijgt ga je te snel stijgen en kun je niet op tijd meer bijsturen, met als gevolg caissonziekte en een bijna zekere dood. Een nachtmerriepunt voor duikers. Zou er in de wat complexere wereld van de verzorgingsstaat ook zo’n punt bestaan, zo’n punt waarop als je er onder komt het eigenbelang door gebrek aan “iets” zo sterk wordt dat je de hulpbehoevenden niet meer helpt en waarop een negatieve spiraal optreedt en de verzorgingsstaat verkruimelt als een leeg blikje?. Volgens socioloog Duyvendak op de tv wel. Of waarboven er zoveel geautomatiseerde en gesubsidieerde luiheid ontstaat, waar teveel mensen achterover hangen op basis van vermeende rechten, dat we uit de bocht vliegen en de de onhoudbaarheid zowel financieel als (a-)sociaal tot een soort caissonziekte leidt ? En als dat punt bestaat is het dan te meten ? Heeft de VVD gelijk als ze roepen dat we zijn doorgeschoten ? Of de linkervleugel, inclusief de PVV als ze roepen dat de bankencrisis nooit ten koste mag gaan van de kleine man en vrouw: de crisis kwam van rechts en links lijdt ? En als we dan, als overheid, op dit moment op simpele pragmatische gronden als de rentestand over de staatsschuld, hard gaan bezuinigen, waar zit dan in de samenleving nog de veerkracht, waar zit het organisatiepunt en de organisatiekracht, om het hoofd te bieden aan de schade die dan onvermijdelijk ontstaat. Hebben we die organisaties nog of verdwijnen die met hun subsidie? 

Structuren en sturing ?

Waar hebben we het over ? Eigenlijk is de oudste en simpelste vorm van een collectief vangnet voor ellende, rampen, ziekte of gewoon de oude dag de familie en de naaste buren de clan, de dorpsgemeenschap. In ontwikkelingslanden is soms het geboortecijfer zo hoog, omdat je daarmee je vangnet later groter hebt gemaakt mocht je iets overkomen. Nageslacht als verzekering en pensioen. Is er iets aan de hand met die twee primaire vormen van collectief helpen en zorgen en weer kansen geven ? Ja. De familie is verspreid over veel grotere gebieden dan vroeger, ze wonen door het hele land of zelfs in het buitenland, je ziet ze veel minder vaak en daarmee is de familie psychologisch gezien veel aan betekenis kwijtgeraakt. Door echtscheidingen en ingewikkelder samenlevingsvormen, door kleinere gezinnen met minder kinderen, is de band tussen mensen anders geworden, vaak losser en is de basis waarop een verzoek om hulp of ondersteuning kan worden gedaan veel minder natuurlijk dan vroeger. Een vergelijkbaar verhaal geldt voor buurten en dorpen. Individualisering heeft tot heel andere geografisch bepaalde samenlevingsstructuren geleid. Mensen zullen in de kern niet anders zijn dan 80 jaar geleden toen de gedachte aan de verzorgingsstaat ontstond. Een spontane, bijna instinctieve reactie tot hulp heeft vrijwel iedereen en er wordt nog steeds veel werk gedaan, maar er zijn nieuwe kanalen ontstaan. Secundaire zeg maar.

Een van de oudste generatie secundaire vormen van collectief vangnet is de organisatie naar geloof geworden. Hoewel er ook veel voorzieningen in de opkomende steden zijn gevormd door succesvolle ondernemers bijvoorbeeld (vrijwel de hele culturele infrastructuur en de sportinfrastructuur van Eindhoven had nooit zo kunnen groeien zonder Philips en later van Doorne) is het voornamelijk de kerkelijke gemeenschap geweest, waarin liefdadigheid werd georganiseerd, waar sociale vangnetten tegen eenzaamheid en verloedering werden gebouwd, waar mensen hoopten inspiratie op te doen om hun lot te dragen of zelfs om te buigen. Katholieke ziekenhuizen, protestante scholen en weeshuizen, joods en humanistisch maatschappelijk werk, opvang van dak- en thuislozen door het Leger des Heils, de hele geestelijke gezondheidszorg was zo’n beetje op christelijke grondslag gebouwd. In eerste instantie betaald binnen de zuil zelf, bestuurd door kader uit en om de kerk. En later, toen de overheid in beeld kwam, werd er druk gelobbied vanuit dat maatschappelijk middenveld naar de politieke vertegenwoordigers uit eigen kring. Dat betekent, dat in de eerste helft van de vorige eeuw er een betrekkelijk overzichtelijke structuur was gegroeid, waarin de verzorgingsstaat werd bestuurd door maatschappelijke organisaties die bij elkaar bijna “dekkend” de hele bevolking organiseerden, verbanden hadden naar zuster-organisaties als partijen, vakbonden, werkgeversorganisaties, brancheorganisaties. Bestuurders wisselden uit. Wie een goed bestuurder bleek van de bibliotheek, kon voorzitter worden van het maatschappelijk werk of het ziekenhuis of in de gemeenteraad komen. Zo deden we dat. Maar deze hele secundaire structuur is verbrokkeld. De zuilen bestaan niet meer, schoolbesturen fuseren over de denominatie heen. De FNV, ooit ontstaan uit de katholieke en de socialistische vakbond zal straks waarschijnlijk ook het CNV opeten en er zullen andere scheidslijnen ontstaan. We hebben in deze secundaire wereld geen stuurwiel meer, geen metertjes, geen leden of achterban en geen bestuurders meer. Een van de redenen om je zorgen te maken over “de referentieloze duik” rond de verzorgingsstaat is dus deze: de duiker heeft geen dieptemeter, kan niet bij de knoppen en er is niemand die het van hem overneemt…. of toch?

De overheid is de belangrijkste secundaire organisator van het vangnet geworden. Organisator, bestuurder en financier. Ja, Humanitas bestaat nog, het Leger des Heils ook, de VU is nog steeds protestant, maar zonder geld, richtlijnen, regelgeving, lange termijn zekerheid om investeringen te rechtvaardigen van de overheid zou het Leger maar een fractie van de zwervers kunnen opvangen en het Joods maatschappelijk werk zijn functie maar zeer fragmentarisch kunnen uitoefenen. En voor een deel heeft de overheid dat ook gewild. Waren de katholieke en protestante zuil in eerste instantie een belangrijke bron en motor voor de emancipatie van christelijke arbeiders, boeren en huisvrouwen, later is de overheid gaan roepen dat als mensen zich van de morele beklemming en beknelling van die bevoogdende zuilen wilden losmaken zich ook via de overheid konden emanciperen. Je zult maar vrouw zijn op de Veluwe immers ? Of homo in Drente ? De overheid heeft geprobeerd om een stuurmechanisme te bouwen los van die lobby-zuilen. Als de zuilen het voor elkaar krijgen dat de overheid gaat meefinancieren of zelfs de financiering grotendeels overnemen, dan wil je toch ook invloed op die besturen, niet ? En het was in eerste instantie andersom: dat veld was machtig, leverde politici (of zelfs ambtenaren zoals bij het ministerie van landbouw). Die wereld van instellingen en hun bestuurders huldigden het beginsel van soevereiniteit en eigen kring of subsidiariteit, waardoor er een ideologie was die de overheid verhinderde om invloed uit te oefenen. En de toppen van de chistelijke zuilen die er zo over dachten zaten onafgebroken in de regering en hadden de meerderheid in het parlement. Er was de financierende overheid iets aan gelegen om de macht van het middenveld terug te dringen. Dat is in de 60er jaren grotendeels gelukt. De overheid dopt nu eigen boontjes, maar is haar terugval op het middenveld nu de crisis er is kwijt, heeft door de landelijke schaal geen voeling met de praktijk en verzint dus decentralisatie naar gemeenten en de WMO als “knop” in de hoop dat gemeentebestuurders en wijk-instellingen wel zien wat er speelt (en dus een metertje hebben), hulp op maat kunnen bedenken (een knop hebben om de perslucht te reguleren…). Gaat dat werken? Heeft het persoonsgebonden budget, om de duiker zelf weer aan de knoppen te brengen geholpen of is dat zo succesvol dat we weer niet kunnen financieren en dus afschaffen, of zo fraudegevoelig dat we er mee stoppen ? Waar zit de knop, wie organiseert, bewaakt kwaliteit en is daar natuurlijk gezag ? Het moet allemaal nog grotendeels ontstaan, maar ik weet t nog niet.

Mentaliteit ?

“Do not ask what America can do for you, but what you can do for America”. Bij mijn weten is de bron van deze quote Kennedy… en hij wordt populairder onder politici in Nederland. En als je op een bepaalde manier kijkt, lijkt het inderdaad of mensen steeds meer op hun rechten zijn gaan staan of liever, zijn gaan hangen. Daar heeft de overheid overigens zelf eerst hard aan gewerkt om het zover te laten komen. Deels was dat aan de oppervlakte zichtbaar in campagnes, waarin ouderen en bijstandsgerechtigden werden gewezen op hun rechten, dat je niet vijf jaar hoefde te sparen voor een wasmachine, maar dat je hem kon krijgen van de overheid. Deels was dat zichtbaar in politieke sturing op sociale diensten als ze te veel geld over hielden. Maar er zit zelfs een subtieler spel onder. De politiek leeft van succesjes die publiciteit halen. Als er ergens een misstand is, ontfermen zich altijd parlementariërs over de benarde burgers, de slachtoffers van de ramp, de weerloze in de kou, de jongere tussen de wal en het schip. Het is een belangrijk deel van het spel tussen burger en overheid geworden om de competitie tussen partijen vorm te geven in de mate waarin ze dit soort zaken oploste. Het spiegelbeeld werd mede daardoor ook steeds pregnanter, de burger die voor zijn welzijn en veiligheid, voor zijn bestaanszekerheid, het comfort van zijn huis en de kwaliteit van zijn leefomgeving eerst naar de overheid kijkt. Kennedy riep het wel, maar overheden over de hele wereld deden precies het omgekeerde: Wij werken zonder aanzien des persoons, hulp is geen gunst maar een recht, wij verlangen geen tegenprestatie in de vorm van gedrag of levensovertuiging, wij beschermen Uw privacy, wij maken geen misbruik van Uw weerloosheid… kom naar ons. Beetje over de top geformuleerd, maar toch… En de burger ging dat doen. Maar is “de burger” dat ook inderdaad gaan doen ? Of is het een overzichtelijke groep burgers die dat doen, of is het alleen op bepaalde gebieden, zoals uitkeringen ?

Ik vermoed dat Nederland nog steeds een heleboel mantelzorgers telt, meer dan je uit het gepiep mag afleiden. Veel oude mantelzorg is inmiddels vervangen door professionals die door de overheid worden betaald en een zeker minimum aan kwaliteit garanderen die de buurvrouw niet bieden kan. Maar als de buurvrouw dan wat minder verpleegt of verzorgt dan vroeger… komt dat door de mentaliteit van de buurvrouw of door de verdringing door professionals ? Is de buurvrouw te onzeker geworden, omdat iemand zei dat je zo iemand niet de trap op en af helpt ? Het aantal mensen dat wekelijks jeugd opvangt en opleidt op sportverenigingen is erg groot, maar de nieuwe Nederlanders (die dit soort vrijwilligerswerk veel minder in hun cultuur hebben zitten, zich nooit met school mochten bemoeien in hun land van herkomst) is wat lager dan het onze. Maar ook daar zie ik dat de overheid inmiddels het aanbod doet van “de clubmanager” om zo een aantal zaken professioneler te regelen dan met die vrijwillige bestuurders en beheerders. Een hele vreemde ontwikkkeling eigenlijk in deze tijd….

Er is de laatste tijd wat discussie over de vraag of de oude vanzelfsprekende solidariteit tussen de generaties niet op het spel staat met zo’n grote “bel” aan babyboomers die pensioengerechtigde zorgconsumenten aan het worden zijn en een arbeidsmarkt die de jongere alleen uitzendbanen biedt waar de woningmarkt vastzit voor starters etcetera. Ik merk het niet zo. De meeste jongeren nemen het leven zoals het nu gekomen is, willen niet lastig gevallen worden met verhalen hoe het was, ze gaan hun leven opbouwen en ervan genieten. Er is immers altijd wat ? Ook daar zijn weer uitzonderingen op uiteraard, maar…

Heel veel werknemers van boven de 50 willen dolgraag werken, heel veel boven de 60 ook, maar ze komen niet aan de bak als ze werkloos raken en kunnen niet van baan veranderen als ze het daar stomvervelend vinden. Heel veel mensen in de sociale werkvoorziening zijn apetrots dat ze werken en een bijdrage leveren maar komen onder druk van de hardere arbeidsmarkt. Veel mensen met een uitkering lijden aan een toenemend gebrek aan zelfvertrouwen. Ze hangen niet op hun recht, ze willen er dolgraag af, de meesten van hen zijn niet gehecht aan het hangen aan het hulp-infuus, ze willen er dolgraag af. Ja natuurlijk is er overal misbruik en er zijn schrijnende parabelen te maken, maar is dat de werkelijkheid ?

Ik vermoed dat somberheid over de mentaliteit van de mensen nu, als consumenten van hun leven en de overheid een raar soort projectie is die niet steeds veel met de werkelijkheid te maken heeft. Ik vermoed dat de overheid het inderdaad wel even prettig vindt als de burgers nu even iets meer verantwoordelijkheid voor hun leven ook zelf nemen, maar de politieke markt heeft nog steeds dezelfde succesfactoren: scoren op bange burgers in  nood. De mentaliteitsdiscussie wordt gevoed door een overheid die dit soort beeldvorming nodig heeft als legitimatie voor een tijdelijk harder beleid. Ik vermoed dat het slechts allemaal op onderdelen waar is en op de grote lijn onwaar.

Markt?

Een van de mechanismen die is bedacht om het gebrek aan sturing, metertjes en knoppen te compenseren is, naast de decentralisatie, de markt geweest. Bij gebrek aan maatschappelijk middenveld, en bij gebrek aan een heldere filosofie over hoe de overheid kan waarmaken wat ze zelf aan vraag naar welzijn, zekerheid en veiligheid heeft losgemaakt is de markt in beeld gekomen tijdens de neoliberale periode die in de Nederlandse politiek rond Lubbers is gestart en bij Kok aan zijn vlucht is begonnen. En die markt deed niet alleen zijn intrede in de markt van welzijn en geluk, van de wereld van welzijn. De hele overheid adopteerde iets dat ik maar even “new public management” noem. We gingen denken in produkten en processen, in vraag en aanbod, in klanttevredenheid. Waar concurrentie prijsdrukkend en kwaliteit bevorderend zou kunnen werken werd geprivatiseerd, in de hoop dat men met een meer bedrijfsmatige aanpak ook veel bureaucratie zou kunnen lozen. Schaalvergroting kwam op. Er zijn nu veel minder scholen, veel minder gemeenten, veel minder ziekenhuizen, etc dan vroeger. Alle gemeenten hebben produktbegrotingen en definiëren output en effect alsof het bedrijfjes zijn. Ze werken nu samen in shared service centers. Op zich is met dat deel van het “bedrijfsmatiger” worden, met de echo’s van marktdenken niet veel mis, maar er kan wel veel mis raken als we vergeten waar het bij overheidstaken uiteindelijk om te doen is. Als we als gemeeenten die decentralisatie van de besturing van de verzorgingsstaat gaan doen op een puur bedrijfsmatige manier, worden mensen geholpen waarmee succes te halen is en de permanente loosers, (waar het eigenlijk allemaal om begonnen was toch ?), de stervenden, de gehandicapten, de mensen die echt geen werkgever in dienst wil hebben vallen tussen wal en schip. De farmaceutische industrie investeert niet in zeldzame ziekten. In de laatste jaren is dit mechanisme bij veel sociale diensten of werkpleinen aan de orde geweest. Targets halen en aan de Raad rapporteren immers? Multipele probleemgevallen hebben het moeilijk, zoals in de afgelopen jaren in de jeugdzorg is gebleken.

Marktwerking in de gezondheidszorg, ik ben nog niet overtuigd, in de woningbouw was het m.i. een historische vergissing, er verdwijnt overheidsgeld in de zakken van overgewaardeerde managers, er worden grote risico’s met overheidsgeld genomen en voor de behoefte wordt niet gebouwd, maar voor het gehoopte rendement. Bij echte collectieve en publieke infrastructuur moet je erg uitkijken met privatiseren. Natuurlijk is het takenpakket  van de overheid niet statisch. We produceren geen wapens meer, we leggen zelf geen wegen meer aan en ik zou dat ook allemaal niet zomaar terugdraaien. Maar voor privatisering en marktwerking kiezen als je eigenlijk onvoldoende weet hoe het wel moet, maar wel alle politieke invloed en zeggenschap wilt houden (de trein als voorbeeld?) moet je je drie keer op voorhand in je graf omdraaien voor je ermee begint. Geloof in de markt is dan een slechte raadgever. Ook deze discussie moet zijn ideologische veren kwijt, maar dat zal voorlopig wel niet gebeuren.

Perspectief?

Hier ga ik nog even op verder broeien. Maar een paar openingen:

– meer invloed voor professionals in samenwerking met belanghebbende mantelzorgers en vrijwilligers, het gedoe vanuit management, control en politieke controle op ficties als gekwantificeerde resultaten en inspanningen bewaren voor die gestandaardiseerde produktieprocessen waar dat logisch is

– decentralisatie naar gemeenten, die in netwerken met gesubsidieerde instellingen, bedrijven en vrijwilligersorganisaties programma’s en projecten ontwikkelen die uitgaan van het maatwerk per cliënt, buurt of probleem

– Het persoonsgebonden budget, als mechanisme dat de klant, de hulpvrager, etc in staat stelt zelf regie te voeren was een gouden greep. Er is teveel vanuit de kinderziektes en startproblemen geredeneerd bij de beperking en/of afschaffing ervan, het zou een goed reguleringsmechanisme kunnen zijn dat tot inventiviteit en zelfrespect leidt

– Mechanismen die het primaire vangnet stimuleren zijn hard nodig. De belastingfaciliteiten voor opa’s en oma’s in de kinderopvang was daar een goed voorbeeld van. Dat mechanisme ging aan succes en onvoldoende sturing ten onder, maar ook hier is stimulering en inventiviteit in aandacht voor deze primaire zorgstructuur nodig

– Ik vraag me af wat de buurt als organisatieniveau kan betekenen

Gepubliceerd op 15 april 2012

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *